INTERVIEW met Jeannette Bonnema, voormalig huisarts, nu gastdocent / coach huisartsen - HJB COACHING

 

Ik wilde altijd al mensen helpen.

Niet alleen het helpen was het voor mij,

maar ik had ook heel veel interesse in,

hóe je mensen beter moest maken.

Jeannette Bonnema (1965) is 24 jaar huisarts geweest en heeft begin dit jaar een switch gemaakt in haar loopbaan. Sinds begin dit jaar is ze gestopt als partner in een Huisartsenpraktijk Vrijheidslaan in Amsterdam. Ze gaat nu verder als coach en docent om huisartsen en zorgmedewerkers te ondersteunen. Zij heeft deze keuze heel bewust gemaakt. Het coachen is iets wat ze al lang en heel graag deed binnen haar eigen praktijk met de Huisartsen in Opleiding. Jeannette deed dit sinds 2009, waarvan de eerste jaren alleen en daarna samen met haar collega. Uit het hele verhaal blijkt hoe begaan ze is met haar praktijk en hoe ze zich verantwoordelijk voelde voor haar patiënten. Ze is een heel empathische en sensitieve arts, die  veel voor haar patiënten heeft betekend. Zij was in staat een echte band  op te bouwen met haar patiënten en daardoor vertrouwen te winnen. Nu gaat Jeannette verder met deze jarenlange ervaring  en zal deze weer doorgeven aan jonge huisartsen en zorgmedewerkers. Daarmee lijkt ze de kring rond te maken in haar carrière. 

WAT IS IN HET KORT JOUW ACHTERGROND?

‘Ik heb Friese roots, maar ik ben opgegroeid van af mijn 4de jaar in Voorschoten en in Leiden. Ik heb daar ook gymnasium gedaan en daarna ben ik geneeskunde gaan studeren. Dat was overigens ook in Leiden.’

WAAROM KOOS JIJ VOOR GENEESKUNDE?

‘Ik wilde al vanaf heel jong arts worden en het bleek dat ik  goed leren kon. De keuze voor deze studie was ook vrij monomaan. Ik wist het altijd al: ”ik word arts, punt uit.” Na mijn diploma gymnasium werd ik gelijk ingeloot. Dus ik kon eigenlijk in één keer door met mijn studie.’

WAT WAS JE REDEN OM ZO JONG AL TE WETEN, DAT JE ARTS WILDE WORDEN?

‘Ja, ik wilde altijd al mensen helpen. Niet alleen het helpen was het voor mij, maar ik had ook heel veel interesse hóe je mensen beter moest maken. Juist ook de wetenschappelijke kant van dit alles, want die heb je nodig om mensen te helpen. Dat was een gevoel, dat echt uit mijn hart kwam. Dit idee zat er dus al heel erg jong in. Het is ook iets dat heel erg vanuit mijn opvoeding werd bevestigd. We moesten eerst altijd naar de ander kijken en dan pas naar jezelf.’

NA JE STUDIE GENEESKUNDE, WAT BEN JE TOEN GAAN DOEN?

‘Ik was toen 26 jaar en ging mezelf verder ontwikkelen als arts-assistente in de psychiatrie in Den Haag. Dat was wel in de ‘oude psychiatrie’, met de ‘oude psychiatrie’ bedoel ik dat het een psychiatrische kliniek was voor alleen maar ouderen. Het waren patiënten van 65 jaar en ouder, die ernstige psychische stoornissen hadden. Deze oudere mensen leden bijvoorbeeld aan schizofrenie, maar dan heel heftig. Ook waren er veel zeer ernstige depressieve ouderen, die echt in een katatonie waren en daardoor niets meer konden en soms heel psychotisch waren. Als iemand in een katatonie verkeert, zit hij of zij in een toestand waarbij hij of zij minder goed of soms niet meer kan reageren op de omgeving. Dat werd mijn eerste baan.’ 

WAT TROK JOU ZO AAN OM IN DE PSYCHIATRIE MET OUDEREN TE WERKEN?

‘Het was heel intrigerend. Het waren klinische opnameplekken, dus die mensen woonden daar ook, zij waren daar allemaal voor al kortere tijd of al langere tijd opgenomen. Ik had daar een heel wijze psychiater, Bert, die mij in het vak ingewijd heeft. Zijn begeleiding gaf voor mij mede diepte aan dit werk. Hij was echt mijn eerste mentor.’

HOE KWAM JE OP ZO’N ARTS-ASSISTENT PLAATS TERECHT?

‘Ik kwam daar via mijn afstudeerproject terecht. Ik had namelijk een afstudeerproject gedaan bij de Huisartsengeneeskunde in Leiden, want ik wist al dat ik huisarts wilde worden. En Harm, mijn begeleider van dit project, had op dezelfde plaats, bij de ouderenpsychiatrie in Den Haag gewerkt. Mijn afstudeerproject bestond uit een opdracht om in Rotterdam bejaarden te gaan interviewen. Dat was echt superleuk, dat waren bijna allemaal stadse Rotterdammers, die ik dan één of andere depressie-scale vragenlijsten moest afnemen. Via Harm ben ik aangenomen op de psychiatrie. Harm had connecties met deze afdeling. Vanuit dit project ben ik daar komen werken.’

HOE LANG BEN JE OP DIE WERKPLEK GEBLEVEN?

‘Als arts-assistent heb je meestal eerst allemaal tijdelijke banen. Je kan tijdelijke banen in het ziekenhuis doen, wat ik overigens ook daarna heb gedaan. Zo heb ik nog een jaar bijvoorbeeld bij het Diakonessen-huis in Voorburg gewerkt als longarts op de zaal. Dat was best heftig. Maar daar kon je ook heel zware diensten op je nemen, maar het bleek dat ik dat niet kon. Ik kon niet  dagenlang, ’s avonds laat en ’s nachts maar doorgaan. Ik wilde iets rustigers. De ziekenhuisomgeving paste niet bij mij.’ 

MAAR DE RICHTING VAN DE PSYCHIATRIE SPRAK JOU WEL HEEL ERG AAN?

‘Natuurlijk heb ik ook getwijfeld of ik niet de psychiatrie in wilde. In die periode kreeg ik een relatie met mijn huidige echtgenoot en besefte mede door die relatie, hij is wetenschapper, die veel van huis weg is, dat ik niet al die nachtdiensten en avonddiensten wilde werken. Dat was mede de keus om toch zeker wel voor huisarts te kiezen. Omdat mijn man in Amsterdam ging werken, ben ik toen  mijn driejarige huisartsenopleiding in Amsterdam bij de UvA gaan doen.’ 

WAAR EN HOE BEN JE ALS HUISARTS BEGONNEN?

‘Ik ben  in mijn eerste huisartsenjaar aan de Praktijk Vrijheidslaan in Amsterdam begonnen. Daar ben ik al die jaren in de praktijk van Wilfred van Oijen blijven werken. Wij werkten altijd samen met een huisarts in opleiding. Ik heb op de praktijk de eerste tijd parttime én in loondienst gewerkt. Dat was één dag en twee halve dagen per week. Ik had in die tijd opgroeiende kleine kinderen. Ja, ik wilde regelmatig tijden kunnen werken en niet zozeer nog andere diensten meedraaien. Mede door mijn echtgenoot, die voor conferenties in het buitenland zit. Er moest ook evenwicht thuis zijn voor het gezin.’

LUKTE JOU DAT WEL OM IN DIE TIJD PARTTIME ARTS TE ZIJN?

‘Dat was in mijn tijd inderdaad nog  heel nieuw en niet eenvoudig. De vrouwen in de geneeskunde kwamen toen pas min of meer kijken. Het telde bij de oude garde geneesheren niet echt mee, als je parttime ging werken. Om deze reden ben ik zolang in deze praktijk blijven werken, er was gewoon niet veel keuze in de medische wereld als vrouw met kinderen, die ook nog parttime wilde werken. Hoewel er niet veel keuze was voor mijn situatie, vond ik het op deze manier werken heel fijn. In mijn tijd mij kwam er een hele generatie vrouwen aan, die ook parttime wilde werken. Zo werd er steeds meer op deze manier gewerkt en werd het ook steeds meer normaal.’

HOE LANG HEB JE PARTTIME OP DEZE MANIER GEWERKT?

Ik heb twaalf jaar samen met  Wilfred van Oijen gewerkt, totdat hij de praktijk overdroeg aan mij en zijn dochter Randi.’ Samen hebben we toen de praktijk voortgezet. Vanaf toen ben ik veel meer gaan werken, ongeveer 4 dagen per week, maar gelukkig nog steeds part-time. Dit kon makkelijker omdat mijn kinderen inmiddels wat groter waren.’

DAARNA WERD JE DUS PARTNER IN DE PRAKTIJK

‘Ja, nadat in 2010 Wilfred wegging werden wij samen partners van de huisartsenpraktijk. Dat is altijd emotioneel ingewikkeld om een praktijk over te dragen, het is zo nauw verweven met diegene, die zo’n praktijk heeft opgebouwd. Al die jaren heeft iemand zich daarvoor gegeven. Dat was ook voor ons even wennen en schakelen, maar ik was er wel aan toe meer verantwoordelijkheid  aan te gaan en  meer van mezelf er in te kunnen  stoppen. De kinderen waren ook wat groter en ik had er ook meer ruimte voor. Eigenlijk wilde ik nu heel graag meer mijn eigen visie erop los kunnen laten.’

HOE WERKT ZO’N OVERDRACHT VAN EEN PRAKTIJK ZAKELIJK?

‘Zowel zijn dochter, Randi, als ik moesten het geld dat nog in de praktijk zat van Wilfred terugbetalen. Dat bedrag was voornamelijk opgebouwd uit investeringen in de praktijk, zoals meubilair, medische apparaten, die in de loop van de jaren werden aangekocht. Maar je betaalde geen goodwill voor de praktijk. Huisartsen zijn verplicht lid van hun eigen pensioenfonds, dus dat was niet aan de orde.’

WAT WAS JOUW VISIE, NADAT JIJ ZELFSTANIG IN DE PRAKTIJK KWAM TE STAAN?

‘De huisartsengeneeskunde is  in al die jaren enorm aan het veranderen geweest, Ik wilde wel heel graag mee met de moderne tijd. Zo kwamen bijvoorbeeld de diabetesketenzorg en de praktijkondersteuners toen op en ook ik wilde een goede website maken, dat soort dingen. Wat betreft de zorg voor de patiënten hadden Wilfred en ik helemaal een gelijke visie. We zijn allebei heel erg voor persoonlijke zorg en continue zorg.  Wilfred had dat heel erg hoog zitten. Hij was zelfs heel bezorgd, dat die zorg ging verdwijnen, maar ik ben óók heel bang dat die zorg zal gaan verdwijnen. Dat is nu een  glijdende schaal in de huidige ontwikkeling. Dat is best een  ingewikkeld thema rond vrouwen, die parttime werken. Hij wilde alle zorg het liefst allemaal zelf doen en dat gaat nu gewoon niet meer. Er  zijn nu zoveel verantwoordelijkheden bijgekomen. Je moet het nu goed kunnen delegeren en samenwerken.’ 

HOE GING JIJ MET DE VERNIEUWINGEN IN DE PRAKTIJK OM?

‘Het is echt een samenwerking met mijn collega en met de assistenten en praktijkondersteuners. Het gaat erom dat je met de hele praktijk samenwerkt. Niet alleen maar wat ik wil, is van belang. De patiënten komen ook geregeld bij de collega, er is steeds minder een vaste arts voor de patiënt. Zo moeten we onderling ook delen en samenwerken met de patiënten. Tenzij de patiënten  zelf   kiezen voor een bepaalde arts, dan is daar ruimte voor om dat ook te respecteren. Sommige patiënten hebben dat ook echt nodig om een vaste arts te hebben. Wat wel zo is, hoe meer je een vaste arts voor iemand bent, hoe vaker je te maken krijgt met zwaardere emotionele verhalen te maken. Het is natuurlijk veel gemakkelijker iemand fysiek te behandelen, maar anderzijds is juist die afwisseling weer heel prettig om het werk licht te houden.’

WAT ZIJN DE VERSCHILLEN IN DE PRAKTIJK MET 24 JAAR GELEDEN?

‘Toen ik begon, waren de mogelijkheden voor aankomende huisartsen dat je alleen in loondienst kon gaan werken óf dat je een eigen praktijk ging openen. Dat was het eigenlijk. Maar nu is het ook mogelijk om als waarnemend arts te werken, dat zijn zzp-huisartsen, die voor zichzelf werken en zich verhuren aan huisartsenpraktijken. Als wij bijvoorbeeld op vakantie gaan of om wat voor een reden niet kunnen werken, dan vragen we iemand te komen waarnemen. Dan kun je kiezen uit een pool van allemaal artsen, meestal  zijn het huisartsen, die net klaar zijn. Zij doen dit op deze manier een jaar, hoewel sommigen het zelfs heel lang zo doen, maar op een gegeven moment zoeken ze toch wel vastigheid.’

HOE WERKT DAT IN JULLIE PRAKTIJK MET WAARNEMERS?

‘Wij hebben zelf in de praktijk één min of meer vaste waarneemster, die ook bijna als vaste kracht wordt gezien. Alleen hoeft zij niet de hele regelarij en de praktijkvoering, die een praktijk met mee zich brengt, op zich te nemen. Onze praktijk werkt vooral met vaste waarnemers. Maar als iemand een vaste plek heeft gevonden, dan moeten wij weer naar een andere zoeken. Dus enige wisseling zit er wel in natuurlijk.’

WELKE VERANDERINGEN ZIJN ER NOG MEER DOORGEVOERD IN DE LOOP DER JAREN?

‘Ten eerste: het proces steeds meer delen en het steeds verder doorgevoerde parttime werken binnen een praktijk. Daardoor werken er steeds meer mensen in de praktijk en wordt het steeds ingewikkelder om de continuïteit en kwaliteit van de medewerkers te waarborgen. Ten tweede: dat er steeds meer verantwoordelijkheid  bij de huisartsen komt te liggen. . Vooral vanuit het ziekenhuis en de GGZ  gaat er steeds meer werk naar huisartsen. Denk maar aan alle uitgestelde zorg die zich nu voordoet. Voorheen waren er ook al wachtlijsten bij de GGZ. Patiënten zijn dan op de huisarts aangewezen.  Specialisten, die de controles steeds meer bij ons leggen.  Er is echt fors meer werk bijgekomen.’

GAAT DAT NIET TEN KOSTE VAN DE PERSOONLIJKE ZORG ALS ER ZOVEEL MEER WERK BIJ DE HUISARTSEN WORDT NEERGELEGD?

‘Ja, dat is ook onze zorg, dat die persoonlijke zorg voor patiënten niet overschaduwd wordt door al die andere lopende medische zorg, die erbij gekomen is. Als huisarts ben je veel meer voor de begeleiding bedoeld. Zo bouw je een band op met de patiënt. Dat schept vertrouwen en dat moet je behouden.  Een praktijk zoals de onze kent gauw zo’n 3500 patiënten.’

HOE WERKT DAT BIJ ERNSTIGE ZIEKEN?

‘Het ziekenhuis doet op een gegeven moment de behandeling, maar wij doen de begeleiding. Dat is als een hybridesysteem, zo vindt de één het in het ziekenhuis prima en de ander heeft veel meer behoefte aan steun, vooral in het begin. Bij het laatste stuk in iemands leven, als het ziekenhuis is uitbehandeld, komen sowieso deze patiënten bij ons. Maar als je dán pas in beeld komt bij een patiënt, dan is dat eigenlijk te laat en niet fijn. Die band moet al met een patiënt zijn opgebouwd en zo weten wij dan ook gelijk, wat er medisch, emotioneel en sociaal,  aan de hand is. Ik heb  veel stervensbegeleiding gedaan. Dit vond ik een heel dankbaar en belangrijk onderdeel van mijn werk.’

HOE KOMEN JULLIE WEER AAN NIEUWE MENSEN, NU JIJ RECENTELIJK WEG BENT GEGAAN UIT DE PRAKTIJK?

‘Het is wisselend moeilijk.  Het vinden van nieuwe mensen is zoals het overal werkt. Het gaat meestal via het netwerk: ‘Wie kent wie?’ Wij vragen vaak via de huisartsen in opleiding, die bij ons gewerkt hebben, om dan weer terug te komen of dat zij weer iemand weten, die zij weer goed kennen. Doordat zij vaak al een jaar lang bij ons stage hebben gelopen, kennen wij ze goed genoeg om te zien of zij in onze praktijk passen. Dat netwerk werkt heel goed.’

WAT WAS JE BESLUIT OM UIT DEZE PRAKTIJK TE STAPPEN EN IETS HEEL ANDERS TE GAAN DOEN?

‘Het kwam van meerdere kanten en het is een heel proces geweest. Het werk is steeds meer protocollair geworden, je moest steeds meer dingen doen, die je niet prettig vindt om te doen. Er kwam steeds meer werk, eigenlijk te veel en daardoor te intens. Het ging maar door. Er kwam steeds meer regelarij, steeds meer praktijkvoering, steeds meer managen. Je bent niet alleen maar eigen baas, zodat je kan doen wat je wilt doen. Er zijn echt heel veel regels erom heen, die je moet handhaven. Je moet dat allemaal regelen.  Maar ook heel basic de zorg voor het pand, waarin je werkt. Met kwesties als: wie gaat de balie vervangen, wie gaat dat regelen? Werknemers, die worden ziek en hebben hun problemen, waar je wat voor moet regelen. Het is niet alleen meer de patiënten-hulp, maar echt alles erom heen moet ook goed verlopen. Altijd zorgen dat de praktijk kan doorgaan, dat er voldoende capabele vervangers  zijn, etc. Door die gedelegeerde zorg ben je genoodzaakt om psychologen in dienst te nemen, maar ook kwam er de diabeteszorg bij, de POH-GGZ, de Praktijk Ondersteuner Huisartsen van de GGZ. In feite is dat allemaal verplaatste zorg vanuit de GGZ. Alles bij elkaar vond ik het daardoor steeds minder leuk worden. Ik haalde er niet meer die energie uit.’ 

HOEVEEL UREN WERKTE JE OP HET LAATST IN DE HUISARTSENPRAKTIJK?

‘Dat was van 32 tot 36 uur per week. De laatste jaren werkte ik 3x 8 uur echt voor de patiënten. En dan daarnaast je diensten, nascholingen, vergaderingen en al het geregel van de praktijk. Vergaderen was niet zozeer alleen met de praktijk, maar ook met de Coöperatie. Er is ook nog een  grote groep huisartsen in Amsterdam-Zuid die met elkaar verbonden zijn. Ook wel weer  fijn en leuk, zo hoeft een praktijk niet alles alleen te doen, maar daar moet je natuurlijk ook weer van alles mee. In zo’n coöperatie deel je bv. de diabeteszorg of de COPD-zorg. Zo heb ik bijvoorbeeld heel lang in de Ouderenzorg van die Coöperatie gezeten. Daar heb ik ook  heel veel stervensbegeleiding gedaan’

COVID?

‘Dat was afgrijselijk, we moesten gelijk het inloopspreekuur stoppen, wat ik heel erg vond. Dat ervaarde ik écht als een groot  gemis. Mensen konden niet zomaar  even binnenlopen. De assistenten werden er ook horendol van, want zij kregen iedereen aan de lijn, zij moesten steeds ‘nee’ verkopen, wat we hadden niet zoveel plek. We moesten de wachtkamer anders inrichten omdat er niet teveel mensen mochten zitten.  Doordat niet iedereen meer naar de praktijk kon komen, moesten wij  heel veel en lang online of telefonisch spreekuur houden, wat voor mij een drama is. Eigenlijk ben ik daar niet goed in. Dat was wel interessant, want mijn collega’s konden dat beter. Ik had sowieso de groep patiënten om mij heen die dat niet zo goed aan konden. Vooral die patiënten, die meer psychische sociale begeleiding nodig hadden en ook vaak niet goed per telefoon uit hun woorden kwamen. Dat vond ik dus heel lastig. Ik heb ervoor gevochten om mijn patiënten wel te kunnen zien.  Zo mocht je ook niet naar de ouderen toe, want dat was veel te gevaarlijk. Ook was de hele psychiatrie acuut gestopt met zorgen en die mensen stortten vervolgens allemaal achter elkaar in, want hun dagbehandeling was weg. Dat hele steunsysteem was weg en die psychiaters kwamen nergens meer. Ja, om die groep heb ik mij ernstig zorgen gemaakt. Ook in de praktijk viel er veel personeel uit en raakte ziek of moest in quarantaine. Deze hele ontwikkeling was mede een druppel om te besluiten op te houden als huisarts. Dit trok ik gewoon niet meer, zo kwam bij mij alles samen tot het besluit te stoppen.’ 

DAT WAS JOUW MOTIVATIE OM WEG TE GAAN IS, IN WELKE VORM GA JE NU VERDER?

‘Ik vond die begeleiding, dat coachen  erg leuk om te doen. Ik ben nu  zzp-er geworden en dat ben ik ook echt heel bewust.  Ik wil niet meer in loondienst werken. Ik hoef nu even  aan niemand verantwoording af te leggen.’

IS HET FINANCIEEL NIET EEN STAP GEWEEST OM DIE OVERGANG TE MAKEN?

‘Het uitkopen uit de praktijk hield alleen in, dat ik het bedrag terugkreeg,  dat ik  door de jaren heen in onroerend goed had geïnvesteerd, zoals aan de verbouwingen en meubilair, etc. Dat bedrag werd berekend op basis van de boekwaarde. Van jongs af aan was voor mij altijd wel belangrijk om economisch zelfstandig te zijn, maar nu is dat niet zo interessant meer. Als ik maar gewoon mijn leven kan leiden, maakt het mij niet meer zo uit, of ik nu minder ga verdienen. Ik ga natuurlijk veel minder verdienen en heb dat wel even moeten laten bezinken of ik dat aankon, totdat ik mij bedacht: “waar gaat het nu eigenlijk  om in het leven?” Zo wonen  mijn twee  kinderen niet meer thuis, ze zijn nog wel studerend maar  hebben niet lang meer financiële ondersteuning van ons nodig.  Ik voel nu echt de vrijheid voor deze keuze. Misschien is het ook mijn leeftijd, waarop  je bedenkt: nu wil ik doen waar ik zelf zin in heb. Welke kant wil op?  Nog een andere carrière of juist niet, maar ik wil niet meer door in hetzelfde.’

WAT IK NU DOE?

Ik geef nu als  zzp-er supervisie, dat is in de psychologische sociale geneeskundehoek. Dat is professionele mensen begeleiden in groepjes. Ik heb nu drie groepen, social work studenten. Dat zijn maatschappelijk werkers, die zich dan  moeten ontwikkelen. Zij lopen nu hun stages en komen zo hun eerste problemen tegen op het professionele vlak als persoon. Dat begeleid ik dan. Ik werk nu nog een uurtje of 4 à  6 per week en dat wil ik gaan uitbouwen. Zo doe ik ook als gastdocent intervisie aan huisartsen in opleiding, wat wél een grotere groep is. Ik ben tegelijkertijd van alles aan het ontwikkelen en ontdekken, hoe het allemaal uitwerkt. Ook doe ik  nu sinds een jaar een opleiding voor supervisie. Al die geweldige theorieën en de kennis over psychologie  boeien  me wel weer heel erg. Ik heb nu de tijd om me goed voor te bereiden, wat ik verder ga doen. Dat voelt nu als een bevrijding, de wereld ligt weer even voor mij open.’

 

      ANNETTE BONNEMA

       - HJB COACHING -

      [VOORMALIG HUISARTS]

      NU: GASTDOCENT / COACH HUISARTSEN