INTERVIEW met VICTOR ENGBERS - Cultureel ondernemer, community kunstenaar en schrijver
De wereld is mijn oester
en ik wil juist daaruit breken,
om dan dingen uit te proberen,
die ik nog niet gedaan heb,
dat vind ik leuk.
Ik ben heel nieuwsgierig,
en zoek altijd naar nieuwe uitdagingen.
Mijn kunst houd ik zo breed
en dat doe ik eigenlijk heel bewust om die reden.
Bij het aanbellen bij een zeer oud, voormalige drukkerij met grote tochtige garagedeuren in het hartje van de Jordaan in Amsterdam werd ik binnengelaten in een enorm atelier. Ik werd daar zeer gastvrij ontvangen door Victor Engbers met verse croissants (die we eerst nog even samen zijn gaan halen) en met echte Italiaanse pruttelkoffie en gingen we zitten aan een oude robuuste werktafel.
Victor Engbers (1970) is een echte kunstenaar. Zijn kunst leeft niet alleen om hem heen, maar bruist ook echt in hem. Hij woont in zijn atelier vol beeldende kunstwerken en heeft een vriendin, die haar eigen huis heeft. Dat het bruist, blijkt uit alles waar Victor mee bezig is. Het verhaal, dat hij mij vertelde, kende ondanks zijn enorme verscheidenheid aan kunstaanbod, ook een heel integere toon. Opmerkelijk als je in dit gesprek hoort, hoe hij de kunstwereld is ingerold. Dat moest blijkbaar gewoon zo zijn in zijn leven en dat voor een afgestudeerd rechtenstudent, die eerst even dacht dat dáár zijn toekomst lag.
Zijn hele levensloop is opgebouwd als een kunstwerk op zich. Het is een avonturenroman, waarin hijzelf in feite de hoofdrol speelt. Een heel zachtaardige, bescheiden persoonlijkheid, die zijn eigen kunst dient en zo door zijn kunst heen zich heel breed wil uitdrukken.
WAT IS JOUW ACHTERGROND, EN HOE VERLIEP DEZE?
‘Ik heb een onbezorgde, fijne beschermde jeugd in Brabant genoten. Mijn vader was leraar en moeder werkte in de pleegzorg en zij was er voor ons helemaal. Ik ging na de lagere school naar de Middelbare Streekschool en heb daar mijn VWO gehaald. Daarna ging je eigenlijk ook automatisch studeren, die lijn zat ook wel in mijn familie, mijn broer is bankier geworden en mijn zus rechter. Bij mijn keuze voor een studie heb ik nog wel even nagedacht om naar de Design Academy in Eindhoven te gaan, maar uiteindelijk koos ik toch voor om Rechten te gaan studeren in Leiden. Eigenlijk met het idee om diplomaat te worden, ingegeven door het boekje ‘Bougainville’ van F. Springer, waarin hij een verhaal beschrijft waarin een diplomaat op een klein eilandje in Bangladesh een heerlijke zonnig en gemakkelijk leven leidde. Dat was natuurlijk geen sterke basis voor een toekomst. Maar mijn studie, waarin ik overigens wel de richting van Auteursrecht deed, vond ik heel interessant, met name de verhalen over kunstenaars, kunstprojecten en hoe het bijvoorbeeld fout kan lopen met het fenomeen plagiaat. Toch ben ik hier na mijn studie niet mee verder gegaan, maar ben eigen heel snel na mijn studie journalist geworden.’
HOE KWAM HET, DAT JIJ JOURNALIST WERD NA JE STUDIE RECHTEN?
‘Met die wereld van het Recht was ik na mijn studie eigenlijk wel een beetje klaar. Dat leven werd het gewoon niet.Ik had een goede vriend, Joost Pollmann, die zelf journalist is. Hij was het, die mij al heel snel na mijn studie vroeg of ik niet een stukje wilde gaan schrijven. Mijn eerste interview was dan ook direct al met een bekende Nederlander, Gummbah. Dat vond ik heel leuk om te doen. Vanaf die tijd ben ik blijven schrijven.Joost Pollman heb ik leren kennen, bij de ‘Stripdagen’ in Haarlem, die hij organiseerde. Dat is een heel mooi festival, dat echt niet alleen over Suske en Wiske gaat, waar overigens ook niets mis mee is, maar het gaat voornamelijk over Graphic Novels, echt over de strip als Kunst.Ik heb nog lang daarna geschreven en eigenlijk doe ik dat nog steeds. Alleen heb ik het een jaar of vijftien heel fanatiek gedaan en tevens heel goed geld aan verdiend, als freelancer. Het werd een bloeiend bedrijfje met een kantoor op het Singel. Tevens had ik in die periode nog een post-doctorale opleiding Journalistiek gedaan en later nog een cursus copyright. Het was voor mij dus een heel goede business en schreef veel over kunst en kunstenaars. Zo ging ik ook regelmatig naar filmfestivals en sprak ik met wel bekende regisseurs en acteurs. De richting van de kunst werd dan ook echt mijn specialiteit en ik publiceerde in van alles en nog wat, van het NRC-Handelsblad tot de AVRO-Bode.’
HOE KWAM JE AAN CONTACTEN VOOR JE VERHALEN?
‘Zowel via Joost Pollman en de contacten gingen ook vrij snel vanzelf. Zo heb ik bijvoorbeeld ook een junket-interview gedaan met Meryl Streep en o.a. George Clooney, dat was geen interview één op één, maar dan zit je met zeven of tien journalisten om de tafel met een filmster en dan schrijf ik een stuk voor bijvoorbeeld de Elegance over Meryl Streep of George Clooney. Toch vond ik zelf het meest interessant de interviews met bijvoorbeeld architecten, kunstenaar of filmmakers, mensen die expert op hun gebied waren en ik had in die tijd contacten metbladen waar ik deze verhalen goed aan kwijt kon.’
WANNEER KWAM BIJ JOU DE ECHTE OMSLAG TOT KUNSTENAAR?
‘Nadat ik nog een korte periode na mijn studie in Leiden had gewoond, ben ik in Amsterdam gaan wonen. Het bleek dat ik steeds meer kunstenaars als vrienden kreeg, van wie er ook best veel de Dogtime opleiding aan de Rietveld Academie deden, dat is een vijfjarige bachelor avondopleiding. Dat ben ik toen ook gaan doen.
Hoewel ik dus een redelijk bloeiende freelance business had met schrijven ging ik toch deze opleiding doen. Dat was heel intensief, maar ook heel erg leuk. Het bleek dan ook na twee jaar dat mijn hele freelance business was opgedroogd en stond voor de keuze wat ik nu verder zou gaan doen. Maar eigenlijk kon ik van die tijd al niet meer terug. Op dát moment ben ik gestopt met die opleiding, maar ben wel door gegaan met de kunst. Kunst maken is nu echt mijn streven.
De keuze was dus gemaakt. Nu moest ik mijn geld gaan verdienen met wat ik maak. Ik wist al dat het niet veel geld zou opleveren, maar dat gaf niet.’
NU STOND JE INEENS VOOR DE START VAN JE KUNSTENAARSLOOPBAAN?
‘Ja, samen met een goede vriendin, Ina Smits, hadden we plannen. Het begrip festivalkunst kwam toentertijd net van de grond en wij zagen dat al zo’n beetje opkomen. Wij wilden toen met die festivals gaan samenwerken, zoals bijvoorbeeld voor het maken van decors, maar wij gingen wel echt voor de kunst. Zo zijn wij ons gaan specialiseren in grote objecten van hout. Pas later werkte ik ook wel met andere materialen. Door samen te werken met die festivals, konden wij ook een groot netwerk creëren. Omdat ik niet puur een beeldhouwer of een performance kunstenaar en ook niet een puur graficus ben, is de wereld mijn oester en vind ik het juist zo boeiend nieuwe dingen uit te proberen, die ik nog niet gedaan heb of met nieuwe materialen, waar ik nog nooit mee gewerkt heb en nog niet beheers. Zo mocht ik al gauw een beeld maken voor het Amsterdams Light Festival.Ook bleek dat ik al heel snel pitches, dat is een kort en krachtig voorstel in dit geval voor een kunstproject, mocht maken, zoals voor de museumnacht in Leiden, het deel van Naturalis, die een idee hadden voor een kindermuseumnacht. Daar hadden wij ook een leuk idee over en mochten aan dat project ook mee gaan doen. Bij dit soort opdrachten krijg je dan een aardig budget en dan kan je ook echt iets moois maken. Juist omdat ik ook professioneel schrijver ben, kan ik die pitches ook heel beeldend verwoorden, maar natuurlijk moet het wel ergens over gaan.’
HOE BOUWDE JIJ DIE KUNSTENAARS-LOOPBAAN VERDER UIT?
Doordat ik voor festivals werkte kon ik op een gegeven moment ook heel andere projecten opstarten, zoals het idee om een prentenboekje te maken. Bij het maken van dat boekje deed ik alles zelf, zoals het tekenen, het inkleuren, bedenken van de tekst en zelfs het drukken deed ik zelf. Voordat ik aan het tweede boekje begon, kreeg ik een klein beetje subsidie toegewezen. Deze subsidie had ik voor dit project ook aangevraagd. Daarmee ben ik naar Sicilië gereisd en heb daar in alle stilte dat stripboekje over Kapitein Knut geschreven en getekend. Door die verkregen subsidie was er gelijk een positieve druk om mijn werk binnen een bepaalde tijd af te maken. Dat werkte heel goed. Tevens heb ik voor dat prentenboekje met het logo ‘Het Gevaar’ T-shirts en truien ontworpen, die ik regelmatig verkoop. De praktijk leert dat ik bij alles wat mij aangeboden wordt niet graag ‘nee’ zeg. Dat is soms wel eens lastig, doordat het wel eens teveel is. Deze houding komt ook een beetje door mijn freelance verleden, waarin je heel gemakkelijk voor opdrachten kon worden gevraagd, waardoor ik er dan ook gelijk indook en er helemaal voor ging. Het ging dan van: “Hé, kan jij even een stukje schrijven over Innovatie in de bouwwereld?”. Hoewel ik er dan helemaal niet veel van dat onderwerp af wist, (ik was geen expert), ging ik daar toch direct mee aan de slag. Dat komt omdat ik altijd zo nieuwsgierig ben en zo’n opdracht meteen als een uitdaging zie. Dat onderwerp ging ik helemaal onderzoeken en kreeg op deze manier weer nieuwe kennis, die ik dan weer mee nam in mijn volgende projecten. Daarom is mijn kunst zo breed en om die reden houd ik dat bewust zo.
Daarnaast ben ik altijd wel voor één of twee blaadjes blijven schrijven, tijdens de opbouw als kunstenaar en eigenlijk doe ik dat nog steeds.’
(Foto: Marloes Heineke)
ALS JIJ JE KUNST ZO BREED WILT BLIJVEN UITOEFENEN, LEVERT DAT GEEN PROBLEEM OP?
Ja, soms leidt het wel een beetje tot problemen, omdat ik geen octopus ben met 8 armen. Er zijn echt tijden, dat ik tijd tekort kom en een beetje gas terug moet nemen. Bij deze momenten vraag ik mij altijd af, waarom ik dat allemaal weer doe. Maar in het algemeen vind ik het heel fijn om het lekker druk te hebben, want juist uit die flow komt ook weer inspiratie voort. Je moet zorgen in een bepaalde beweging te blijven. Dat wil niet zeggen dat ik geen stille periodes ken. Aan de keerzijde van een heel drukke periode zit altijd die kant waarin je heel goed moet blijven kijken waar je grenzen liggen en waar je staat. Zo blijf je altijd zoeken naar dat niet te vinden evenwicht. Zeker als kunstenaar leef je natuurlijk niet volgens vaste structuren. Deze moet je leren zelf te bewaken. Ook moet je zorg blijven houden voor de mensen om je heen.’
WAT WIL JIJ UITDRUKKEN ALS KUNSTENAAR, HEB JIJ EEN IDEE ACHTER JE KUNST?
‘Als eerste wil ik altijd iets nieuws maken, wat nog niet is gemaakt. Dat is natuurlijk op zich een godsonmogelijke opgave. Alles is al wel een keer gedaan, maar toch wil ik daar naar streven. Zo heb ik tijdens het Amsterdamse Light Festival met het thema Biominicry in 2015-2016 een bijzonder project gemaakt met het idee dat je glas kan maken, dat licht kan geven. Dat kan dus niet, dat is wetenschappelijk onmogelijk. Dat komt, omdat glas een vast materiaal is en licht krijg je alleen maar door er energie aan toe te voegen. Ik ben toen heel veel research gaan doen, experts gebeld en heb zelfs enkele professoren benaderd. Zo kwam ik op het spoor van wat ‘Uraniumglas’ heet. Dat Uraniumglas bestaat al heel lang, zelfs de Romeinen kenden het al. Bij dit glas blijkt, als je er UV-licht op laat schijnen dat het glas dan oplicht. Van dat glas hebben we op dat festival een tuinkasje gemaakt en binnenin dat huisje was er dan gelegenheid om over het thema Biominicry te praten. Dit is een voorbeeld van een project waarmee ik iets nieuws maak. Voor zover ik weet, ben ik de eerste die van dit materiaal een huisje heeft gemaakt.
Ten tweede moet het stom zijn. Dat wil zeggen dat mensen zich moeten afvragen of dit nu wel of geen kunst is. Daarbij wil ik het perspectief kantelen van de mensen. Een voorbeeld daarvan is, dat ik een project op Vlieland, op het festival ‘Into the Great Wide Open’, heb gedaan, dat deels theater, deels performance, deels participatie was. Op dat festival waren met name veel singer songwriters. Daar konden mensen zich dan aanmelden bij het ‘Hoofdkwartier van de expeditie’ om lid te worden van het ‘expeditieteam’. Zij liepen dan daar over het festivalterrein om op zoek te gaan naar de ‘cultuur’ van de singer songwriters. Deze writers volgden we dan ook en gingen we ‘onderzoeken’, hoe ze leven, eten, voortplanten, e.d.
Dit is dan zo’n voorbeeld om op een andere manier naar het festival te kijken, met een knipoog de ‘achterkant’ van deze singer songwriters te bezien. We deden in principe of het heel vreemde, wilde wezens waren en alsof het een antropologisch onderzoek was. Mensen gingen dan meespelen en renden over het terrein of wat dan ook. Deze ‘onderzoekers’ ervaarden dat niet als kunst, maar zij waren eigenlijk zonder dat ze het beseften deel van het kunstwerk. Dat soort dingen vind ik heel leuk om te doen.
Eddie the Eagle Museum, dat een non-profit organisatie was en juist geen museum, maar een kunstcollectief, waar ik veel mee optrok, had als motto: ‘falen bestaat niet, faal beter.’ Dat gaf mij veel ruimte om gekke dingen te doen.
Ten derde moet het voor mij zelf spannend zijn om een kunstproject te maken en ten vierde een praktisch punt: als ondernemer stel ik mijzelf altijd de vraag: “Kan ik het mij veroorloven, word ik er niet heel veel armer van?"
OOK WORD JE EEN COMMUNITY KUNSTENAAR GENOEMD, KAN JE DAAR EEN VOORBEELD VAN GEVEN?
‘Er komt over niet al te lange tijd een wandkleed te hangen in de OBA in Amsterdam, de openbare bibliotheek. Dat is een project geweest, waarvoor ik twee maanden naar Japan ben afgereisd. Het is een doek, in samenwerking met 500 Japanners, die allemaal iets op het kleed geborduurd hebben. Elk borduursel heeft zijn eigen verhaal, er zitten in feite 500 verhalen in verwerkt. Daar heb ik de leiding over gehad en het ‘frame’ voor gemaakt. Dat was een heel bijzondere ervaring, omdat zoveel verschillende mensen met uiteenlopende leeftijden aan één zo’n kunstwerk hebben meegedaan. De contacten en verhalen van de mensen, die iets op het doek borduurden, waren heel divers en daardoor heel bijzonder. Ik ga ook nog een begeleidend boekje schrijven over wat je eigenlijk op dit wandkleed allemaal ziet. Dat zal het geheel, waar je naar kijkt, verdiepen. Het is dit kunstwerk waard. Dit wandkleed is eigenlijk een hele ervaringsweg.’
WAT BETEKENT DAT VOOR JOU ZAKELIJK OM EEN KUNSTENAAR TE ZIJN?
‘Wat ik hoop is om zo mijn eigen wereld te bouwen. Dat stapelt zich ook een klein beetje op. Ik weet nu een paar dingen, zoals dat ik de mazzel heb, dat ik wat later in de kunstwereld binnenstapte, met enige ervaring in werken en opdrachten doen. Heb je dat niet, dan brand je op en wordt het heel vervelend. Het moet wel leuk blijven. Je kan niet zeggen: “Ik maak kunst en voor de rest heb ik nergens iets mee te maken”, dat werkt niet. Ook moet je uitkijken om niet in een succesverhaal te blijven hangen, zoals voor mij met dat lichtproject met dat Uraniumglas, maar ik zal mij daar wel eindeloos in kunnen profileren, omdat het wereldwijd een interessante markt is. Maar dat kan ik dus niet.
Uiteindelijk weet ik, dat je naast het zijn van een kunstenaar, ook een ondernemer bent en daar moet je een evenwicht in zoeken. Ondernemers moeten zorgen dat er winst wordt gemaakt en dat gaat altijd over continuïteit. Als je kunst maakt, moet je zorgen dat je dat dus kan blijven doen. Dat betekent dat je bijvoorbeeld moet zorgen gezond te leven, dat betekent dat je in goede conditie blijft voor het maken van je kunst. Ook moet je zorgen voor voldoende resource, dus financiële middelen, want anders ben je daar alleen maar mee bezig. Je moet gewoon zorgen je zaakjes financieel goed op orde te hebben, juist om ruimte te scheppen om je kunst te kunnen maken. Als kunstenaar wil je altijd weer beter worden en groter worden, dat zijn allemaal zaken, die parallel lopen met ondernemerschap.’
ADVIES AAN STARTENDE ONDERNEMERS:
- Wat ik niet heb gedaan, maar wat ik elke starter aanraad, is om een goed plan uit te schrijven waar je over vijf jaar wilt zijn, met de vraag hoe ziet mijn leven er over vijf jaar uit? Dan kan je goed overzien wat je daarvoor nodig hebt en wat je ervoor moet laten. Dat werkt echt heel goed.
- Werk heel hard en zorg dat je het werk wat je doet ook leuk vindt.
- Niet bang zijn om te ondernemen, er zit gewoon ook een zakelijke kant aan en alle menselijke handelingen rond ondernemen zijn gewoon ook hartstikke interessant.
- Veel netwerken, levert goede resultaten op.
VICTOR ENGBERS - KunstenaarRozengracht 39 huis (garagedeuren) Amsterdam Telefoon: 06-26852770 victorschaduw [at] gmail.com |