INTERVIEW met IVAR HAMELINK, Grafisch Ontwerper HAMELINK

INTERVIEW met IVAR HAMELINK, Grafisch Ontwerper HAMELINK

Die hele kring erom heen

van het persoonlijke contact en de samenwerking 

met de opdrachtgever

om zo te zoeken naar de juiste vormgeving,

vind ik super belangrijk.

Zó samenwerken met mensen aan een opdracht,

dat vind ik ook het allerleukste aan dit vak.

ivarhamelink.nl

Ivar Hamelink, (1955) is een zeer gedreven en rasechte vormgever, die heel zijn hart geeft aan een opdracht. De manier hoe hij erover praat, laat zien, dat hij echt heel veel voldoening uit zijn werk haalt. Hij heeft ook heel bewust gekozen om niet thuis te werken, maar onder mensen in een verzamelgebouw met allerlei bedrijven, gevestigd in de Voorhelmstraat 25 in Haarlem. Voor hem is de samenwerking met mensen cruciaal voor zijn loopbaan als designer. Die combinatie van werken in een eigen ruimte, maar ook de mogelijkheid van de ontmoeting met anderen geeft hem energie en inspiratie. In zijn verhaal, waarin hij beschrijft hoe hij werkt en hoe zijn opdrachten tot stand komen, geeft de grote liefde in zijn werk weer. Ook in de moeilijkste periode van zijn bedrijf, blijkt hij niet te willen opgeven. Niet zo zeer alleen als vrije ondernemer, maar juist als kunstenaar…

WAT IS JOUW ACHTERGROND, VOORDAT JE EEN EIGEN BEDRIJF STARTTE?

‘Ik heb eerst een jaar of 17 in loondienst gewerkt', vertelt Ivar Hamelink. 'Vooral bij uitgeverijen, maar ook op een drukkerij. Mijn achtergrond is dat ik een grafische opleiding met een esthetische eindrichting heb gedaan, dat heette toen nog zo. Deze Grafische MTS in Amsterdam heet nu het Media-college en die studie is nu veel breder. In mijn tijd werd tijdens mijn opleiding het hele grafische ontwerpen alleen nog maar aangetipt. Wel heb ik door mijn studie heel goed geleerd wat er met een ontwerp bij een boek bijvoorbeeld of huisstijl bij het hele grafische proces gebeurt. Dat ervaar ik als een heel groot voordeel, want dan weet je ook wat er mogelijk is. In 1976 deed ik eindexamen en daarna is er ook in dit vak in de afgelopen jaren wel heel veel gebeurd. Zelf ben ik begonnen in een drukkerij, De Rozekruispers, waar ik 10 jaar heb gewerkt. Maar uiteindelijk kon ik daar niet verder in mijn vak ontwikkelen en wilde op een gegeven moment weg. Via een goede vriend ben ik al heel snel daarna bij Bugamor Farma in Almere gaan werken. Dat was een medische uitgeverij, die allerlei medische bladen uitgaf.’

WAT WAS VOOR JOU HET VERSCHIL VAN JE EERSTE BAAN BIJ DE DRUKKERIJ NAAR EEN UITGEVERIJ?

‘In 1989 ging ik bij Bugamor Farma werken. Ik was zo blij met mijn nieuwe baan en nieuwe mogelijkheden. Eerst was alles nog analoog, zoals pagina’s plakken en handmatig ervoor zorgen dat alles recht stond, etc., maar bij deze uitgeverij begonnen ze net in dat jaar met Apple te werken. Dat was eigenlijk nog helemaal niet bekend en zij waren één van de eerste bedrijven, die op Mac’s hun bladen gingen opmaken. Daar kon ik dus meteen instappen en kreeg allerlei cursussen. Ik zat daar precies in de overgang van de ontwikkeling binnen de grafische vormgeving. Zo kon ik mee met de nieuwe ontwikkelingen en werk nu nog steeds met een Mac. Dit bedrijf was dus zijn tijd toen ver vooruit. Daar heb ik ook weer een jaar of zes gewerkt.’

WAAROM BEN JE BIJ DIE UITGEVERIJ WEER WEGGEGAAN?

‘Nadat ik daar een jaar of vijf had gewerkt, gingen zij reorganiseren. Door die reorganisatie werd het daar minder leuk om te werken. De werksfeer werd er heel slecht door, heel irritant en vervelend. De eerste vijf jaar hadden wij een soort eigen grafische studio binnen het bedrijf en dat was een soort ‘vrijstaatje’. Zij wilden dat niet zo houden, hoewel wij ons werk heel goed deden. Wij ervaarden het als een heel leuk clubje mensen om mee samen te werken, maar zij blijkbaar niet. Op een gegeven moment werd het team opgesplitst en werden we opgedeeld in het bedrijf. Dat was eigenlijk m.i. een heel domme zet, want dat pakte helemaal verkeerd uit. Misschien was dat ook wel hun bedoeling, dat weet ik natuurlijk dan weer niet. Na dit incident begon het sluimerende verlangen om voor mijzelf te beginnen eigenlijk heel erg op te spelen. Dat kriebelde sowieso al een tijd en had allang naast mijn werk kleine opdrachtjes voor mijzelf.’

NA DAT INCIDENT BEN JE TOEN OOK ECHT VOOR JEZELF BEGONNEN?

‘Ja, ik had bij Bugamor al gesprekken hierover gehad om minder te werken, om zo binnen een half jaar een eigen bedrijf op te gaan zetten. Daar werkte Bugamor niet aan mee. Hun voorstel was dat ik wel binnen een half jaar helemaal weg moest zijn, maar dat wilde ik niet. Ik wilde langzaam mijn bedrijf opbouwen, ik had een gezin met vier kinderen. Dan stap je niet zomaar in een financieel zwart gat, dat is niet verantwoord voor mijn gevoel. Daarom wilde ik het in mijn eigen tempo doen. Na de reorganisatie werd het daar een heel nare tijd, ik werd namelijk overgeplaatst naar een drukkerij, waar alleen heel eenvoudig werk voor mij was. Het werd voor mij daar een nachtmerrie. Ten eerste was het werk daar verschrikkelijk en heel saai. Doordat alles heel strak gestructureerd was, kon je geen zijstap maken. Dat werd direct gesignaleerd en elke creativiteit en initiatief werd neergeslagen. Zij wilden dan ook van mij af, want ik voldeed niet aan de verwachtingen. Ze hoopten dat ik snel een andere baan zou vinden, maar ik wilde niet zomaar weg. Ze moesten mij dan wel eerst ontslaan, want dan kon ik voor mijzelf gaan beginnen. Dat bleek voor mij voordelig. Omdat ik verplicht lid van de Bond moest zijn, ben ik daar toen ook naar toe gestapt. Zij hebben voor mij bemiddeld en alles afgehandeld, zij wisten dat het  een hele moeilijke zaak zou worden, omdat zij deze drukkerij wel kenden. Gelukkig hadden zij ook nog bedongen dat ik al mijn dienstjaren mee kon nemen naar dit bedrijf. Dat hield in dat ik zeven maanden salaris mee kreeg. Zo kreeg ik een kans een eigen bedrijf op te zetten. Het moest nu of misschien anders nooit meer. Vanaf die tijd ben ik dan ook voor mijzelf begonnen. Het bleek achteraf dus juist. Door die nare tijd bij die drukkerij, heb ik de kans gekregen om voor mezelf te beginnen, anders was het misschien wel veel lastiger geworden en was het nooit gebeurd.’

UITEINDELIJK BEN JE EEN EIGEN ONDERNEMING GESTART, WAAR BEGON DAT NU PRECIES?

‘Een vriend zat al ergens op een plek met een andere vriend en in dezelfde business, waar ik mij bij kon aansluiten. Het was een gebouw met allemaal kunstenaars en kleine bedrijfjes, zo’n verzamelgebouw. Daar heb ik toen een paar maanden gezeten, totdat het gebouw gesloopt moest worden. Het was van de gemeente Haarlem en dat zijn vaak van die 

tijdelijke plekken. Vanuit die plek werden we hier naar toe verwezen. Op deze plek zit ik al weer 24 jaar, hoewel het ook hier heel spannend is geweest of we wel konden blijven. Toen wij hier introkken, was aan dit heel oude schoolgebouw niet veel meer  gedaan en zou een andere bestemming krijgen. De vraag voor ons was dan ook hoe lang het nog mee zou gaan, maar inmiddels is het op de monumentenlijst gekomen. Op een gegeven moment werd het overgekocht door de woningbouwvereniging Ymere voor één euro, met de afspraak dat zij het weer helemaal zouden opknappen. Wij waren met zijn allen superblij en zo zitten wij hier nog in een prachtig opgeknapt gebouw met alle voorzieningen.’

NU WEER EVEN INHOUDELIJK OVER JE WERK?

‘Ja, ik werd zelfstandig ondernemer en was heel blij met de vrijheid van werken. Dat was al heel lang mijn wens. Ik voelde gewoon dat er meer in mij zat, dan wat ik in een bedrijf kon laten zien. Zoals die vrijheid die ik nodig had om zo veel dichter bij de klanten te komen. De waardering, die je dan krijgt, is ook zoveel groter en directer. Daar krijg je energie van en voel je waar je echt mee bezig bent. Ik had naast mijn werk in loondienst al één klant, dat was uitgeverij Altamira. Ik ben toen gelijk met hem rond de tafel gaan zitten en gezegd dat ik voor mezelf was begonnen. Ik wilde dat hij dat wist. Daarna heb ook heel veel voor hem gedaan. Altamira was een eenmanszaak en had goed contact met hem. Bij deze uitgeverij heb ik heel veel boeken, boekomslagen, folders, enz. verzorgd. Er moesten natuurlijk ook nieuwe klanten bij en via hem heb ik eigenlijk ook weer een aantal nieuwe klanten gekregen. Zoals uitgeverij Holland, die is inmiddels opgeheven. Klanten komen en gaan natuurlijk, niets staat vast. Bij Altamira kwamen heel veel mensen langs en zo heb ik via hem ook een paar tijdschriften gekregen, zoals Educare en Inzicht. Dat heb ik ook jaren gedaan en dat was ook heel leuk, omdat het ook voor kinderen, opvoeders en onderwijs is. Een heel kleurrijk blad. De afwisseling van het werk met tijdschriften opmaken of een boek doen, vond ik heel leuk. In die tijd had ik veel vaste opdrachten en daar omheen deed ik ook boeken, boekomslagen en huisstijlen voor bedrijven, enz. Maar het werk bestond voornamelijk voor uitgeverijen, ik deed boeken opmaken en de tijdschriften. Dat was de hoofdmoot. Het freelancen kwam er vrij snel bij. Bij dat werk word je ingehuurd voor een paar dagen. Tot 2008 kwamen de opdrachten allemaal min of meer vanzelf aanwaaien.’

DE OPSTART VAN JE BEDRIJF LIEP EIGENLIJK BEST HEEL GOED? 

‘Ja, omdat ik zoveel vertrouwen had, dat het zou lukken, maakte ik mij daar ook helemaal geen zorgen over. Mijn toenmalige vrouw had ook een baan én ik had die buffer van zeven maanden salaris. Zo had ik bijvoorbeeeld bij Bugamor veel ervaring met tijdschriften opgedaan. Op het moment dat ik voor mezelf begon, zat ik nog bij die vrienden. Eén van die jongens werkte veel voor de Telegraaf TijdschriftenGroep van de Telegraaf,TTG, en hij werd toen weer voor een klus gevraagd, waar hij op dat moment geen tijd voor had. Hij vroeg mij toen of ik het wilde doen en zo ben ik ook terecht gekomen binnen de TTG. Zo gaan de dingen heel vaak, maar je moet natuurlijk wel veel mensen kennen en goede contacten hebben. Zo heb ik in het begin ook nooit acquisitie hoeven doen. Dat heb ik weleens geprobeerd met folders versturen, enzo, maar dat werkte gewoon niet. Als een rode draad door mijn loopbaan als zelfstandige heb ik altijd werk gekregen van contact op contact. Veel communicatie, laat weten dat je er bent, laat weten, wat je kan, wat je specialiteiten zijn en dat je werk kan gebruiken. Dat dan weer niet op een jankerige manier, maar meer zo van: “ik heb nog wel wat ruimte, weet jij nog wat?”. Op deze manier heb ik  eigenlijk altijd gewerkt, wat mij ook altijd voldoende opdrachten heeft opgeleverd.’

WAT WAS VOOR JOU HET VOORDEEL OM GEEN ACQUISITIE TE DOEN, MAAR JUIST HET VERKRIJGEN VAN OPDRACHTEN VIA DIRECTE CONTACTEN TE LATEN LOPEN?

‘Als je het via contacten doet, heb je ook gelijk een soort van referentie. Zij weten dan ook vaak wat je kan en hóe je werkt. Daarom vind ik dit de mooiste manier van werk krijgen. Ook in dit gebouw geven wij elkaar soms opdrachten door, iedereen heeft hier zijn eigen netwerk. Heb je vragen over je werk, technisch of wat dan ook, kan je altijd hier wel bij iemand terecht, doordat er zoveel verschillende soorten bedrijfjes zijn. Maar dat kan soms ook werk opleveren.’

HOE GING HET VERDER MET HET VERLOOP VAN JE BEDRIJF?

‘Na zo’n tien goede jaren te hebben gedraaid, werd Altamira overgenomen door Gottmer Uitgeversgroep. Dit is een heel grote uitgeverij, met kinderboeken en noem maar op. Gottmer heeft heel veel uitgeverijen onder zijn hoede en daardoor kreeg ik ook weer meer werk. De eigenaar van Altamira had ook bemiddeld, dat hij wel bij hen aangesloten wilde worden, maar alleen als hij zijn eigen vormgever mee mocht nemen. Dat gebeurt heel vaak en dat geeft je soms werk, maar daardoor verlies je soms juist ook weer werk. Zo zie je maar, soms ben je heel blij en soms ook juist niet. Voor Gottmer heb ik ook heel veel verschilldende dingen gedaan, maar ook  weer veel gewerkt voor andere uitgeverijen onder Gottmer. Daarnaast had ik natuurlijk ook nog allerlei losse opdrachten.’

WAT VIND JIJ NOU HET LEUKSTE OM TE DOEN BINNEN JE VAKGEBIED?

‘Tijdschriften is voor mij eigenlijk wel mijn passie. Het leuke aan dit werk is, dat ik dan eerst contact moet maken met de opdrachtgever. Het is dan zo belangrijk te weten, wie die opdrachtgever is, klikt dat wel, wat willen zij precies, wat voor een tijdschrift is het inhoudelijk en wat voor een vorm past daarbij? Deze vragen komen dan in mij op, want je gaat vaak jaren met elkaar samenwerken. Je moet je goed verdiepen in die persoon of bedrijf en daarna moet je je gewoon verdiepen in het onderwerp en kijken wat het voor een tijdschrift is. Zo kan ik er dan wat voor maken. Dat is voor mij juist het mooie, je moet je dus verbinden met dat bedrijf, die uitgeverij of persoon. Wat je ook maakt, het is eigenlijk heel erg samenwerken en dat vind ik dus het mooie aan dit vak. Dit geldt natuurlijk ook voor een boek met persoonlijke inhoud. Dat is samenwerking op en top, anders kan je dat boek niet maken. Dat gaat echt niet. Het gaat er vooral om, wat het straks uitstraalt, dat het moet passen bij de inhoud en wat de opdrachtgever wil. Daar zit dus een hele kring omheen van persoonlijk contact en samenwerking. Communicatie hierbij is super belangrijk.’

HOE GA JE OM ALS ER EEN VERSCHIL VAN INZICHT MET DE OPDRACHTGEVER ONTSTAAT?

‘Als er een conflict dreigt over hoe iets eruit zou moeten zien, moet je wel proberen mee te bewegen, anders houdt het alleen maar op. Natuurlijk zullen er vormgevers zijn die wel een patstelling neerzetten, maar voor mij werkt het zo niet. Voor mij is het de klant, die voorop staat, híj moet het gaan gebruiken zoals bv. bij folders en/of verkopen, zoals bijv. boeken. Natuurlijk heb je wel eens opdrachten, waarbij wordt gezegd, dat dit niet is wat het boek weerspiegelt en dan moet er iets anders mee gebeuren. Bij zo’n afwijzing ga ik daar weer mee aan de slag, maar dan heb je natuurlijk ook weer nieuwe handvatten mee gekregen in dat gesprek. Zo maak je meestal van een opdracht drie versies. Dan is er ook al een keuze, waar zij dan weer uit kiezen, die zij het dichtst bij hun idee vinden passen. Daarna ga je op dat spoor dáár weer verder mee, totdat het wel voldoet. Bij een opdracht zit je altijd met twee visies; namelijk de wens van de opdrachtgever en de visie van hoe ik het graag zou willen en wat ik mooi vind. Daarin moet je zoeken naar een consensus. Soms moet je bij een opdracht ook van je eigen idee afstappen. Je kan niet als een eigenwijze gast blijven volhouden, dat alleen jouw idee het beste is. In de zin: ‘dit is toch zo gaaf, dat zie je toch?” Het gaat er niet om, wat ik ervan vind, maar uiteindelijke moet de ánder dat juist van jouw werk vinden. Het is dan ook heel mooi als je in het midden uitkomt en allebei tevreden bent. Dat geeft voldoening. Hier kom ik meestal ook op uit. Het is echt een heel enkele keer dat een opdracht bij mij weg is gehaald. Een uitgever heeft altijd meerdere vormgevers, dat is juist om deze reden. Zo kunnen zij zo overstappen naar een andere vormgever, als het echt niet lukt. Maar echt dat is zelden, want als je al aan een opdracht bent begonnen, ga je meestal door totdat het goed is. Het eventueel weghalen van een opdracht gaat dan ook altijd in overleg. Ook uitgevers kennen hun vormgevers heel goed, je krijgt al meestal die opdrachten, die zij bij jou vinden passen.’

HET IS DUS EIGENLIJK HEEL PERSOONLIJK WERKEN?

‘ Ja, dat vind ik dus ook het mooie aan het vak, dat het super persoonlijk is. Je moet echt samen op hetzelfde spoor komen, anders gaat het niet werken. Die verbinding met je opdrachtgever en de inhoud van het thema moet je wel te pakken hebben, zoals het enthousiasme van de schrijver van een boek, die dan overslaat, dat is heel fijn om mee samen te werken.’

IS HET BIJ BEDRIJVEN NIET VEEL MINDER PERSOONLIJK WERKEN, IS DAAR NIET VEEL MINDER PERSOONLIJK CONTACT? 

‘Bijvoorbeeld het werk bij de TTG, zat ik in een kantoorgebouw vol met alleen maar tijdschriften, zoals de Hitkrant, Oor, Elegance Residence, Autovisie, enz. Hier heb ik best een hele periode gewerkt. Dan zit je altijd op een redactie met fotografen, tekstschrijvers en een redacteur. Als je in zo’n formative werkt, geven zij ook al een richting en materiaal aan. Dat is ook niet eens altijd zo, hoor. Juist dat is ook leuk, want dan is het nog helemaal open. Op zo’n redactie komt het echt aan op nauwe samenwerking met de tekstschrijver, fotografen en de redacteur. Alleen als je al een tijd voor een uitgeverij werkt, weet jij wel zo’n beetje wat ze willen. Soms probeer je wel eens wat uit, maar dat lukt haast nooit, om dat erdoor te krijgen. Ook bij uitgeverijen werken er gewoon ménsen, zij bepalen wat wel kan en niet. Uiteindelijk is het dus altijd een persoonlijk beleid.‘

KAN JE EEN VOORBEELD GEVEN?

‘Ja, zeker. Zo had ik een keer een boekomslag gemaakt voor een uitgeverij met het thema ‘pijn’. Ik dacht, ik doe iets met een cactus, dat is beeldend. Ik had een mooie foto gevonden van een cactus met van die hele lange prikkers, waar een vinger tegenaan was gedrukt. Dat vond ik geweldig treffend. Maar dat werd afgewezen. Hoewel ik echt zoiets had, “neem dit nou, dit is echt heel gaaf! Het beeld zegt het meteen.”  Zij vonden het te ver gaan. Alleen ik kon op niets anders meer komen. Die omslag heb ik volgens mij toen ook niet meer afgemaakt, we kwamen er niet verder samen uit. Dat lag natuurlijk voor een deel ook aan mij, ik kwam niet meer van dit beeld af. Dat was eigenlijk ook wel weer heel komisch. Dit gebeurt mij zelden, maar zo zie je ook weer, hoe je jezelf in dit werk tegenkomt. Heel vaak bij zulke momenten denk je gelijk ook weer, hoe zal ik daarmee omgaan, om er wél samen uit te komen. Eigenlijk lukt dat altijd wel. Op een enkele keer na dus, zoals dit voorbeeld.’

HET LIJKT MIJ VOORTDUREND ZOEKEN NAAR IDEEËN OM AAN AL DIE OPDRACHTEN TE VOLDOEN?

‘Ja, een ontwerp moet voor mij in je hoofd beginnen. Ik fiets sowieso altijd al drie kwartier naar mijn werk toe en dat geeft mij juist de ruimte om te denken over mijn opdrachten. Als ik een leuk idee heb, dan schets ik dat eerst op papier, dat doe ik dan minimaal, alleen maar globaal het idee zet ik op papier. Daarna ga ik pas achter de computer zitten en werk het gedetailleerd verder uit.’

OOK JIJ HEBT DE CRISIS MEEGEMAAKT IN 2008, HOE WAS DAT VOOR JOU EN HOE HEBJE DAT OPGEVANGEN?

‘Daar heb ik zeker heel veel last van gehad. Bij de tijdschriften begon het eigenlijk al te tanen voor die tijd. Daar werd al heel duidelijk minder in geïnvesteerd. Vanaf 2008 werd het heel lastig en dat heeft voor mij jaren geduurd. Eigenlijk is dat nog niet helemaal voorbij. Het ene tijdschrift na het andere verdween gewoon. Je had natuurlijk altijd wel golfbewegingen in het verkrijgen van opdrachten, maar die hoogte- en dieptepunten waren dieper en langduriger dan daarvoor. Zoveel opdrachten en vaste plekken vielen er weg, dat ik financieel in die tijd heel erg inteerde. Ik had maar een kleine buffer opgebouwd. In die tijd onderhield ik een gezin met vier kinderen, dan gaat het heel snel. Pas de laatste jaren gaat het weer wat beter en heb ik weer vaste uitgeverijen als Samsara erbij. Maar ik heb zeker tien jaar lang echt gebuffeld om mijn bedrijfje overeind te houden. Het was voor mij een diep dal, voordat je daar weer uit bent. Zelfs heb ik in die tijd overwogen om helemaal te stoppen en om een andere baan te zoeken. Hoewel ik dan weer dacht: ”maar wat dan…? Dít kan ik goed, dit is mijn vak en mijn passie.” Na die periode ben ik mij juist weer meer gaan focussen op mijn eigen vak. Ik moet zeggen dat ik daardoor ook weer werk kreeg, juist doordat ik weer naar buiten trad. Wel is het nu zo, dat de prijzen enorm verlaagd zijn, er zit nu een heel grote groep vormgevers in hetzelfde schuitje, die zoeken allemaal werk. Dat houdt de prijzen laag en deze zijn ook niet meer echt omhoog gegaan. Al heb ik nu wel weer meer werk, ik verdien er in feite minder mee. Als je ‘nee’ zegt op hun voorstel, dan gaat de opdracht gewoon naar een ander. Dat schiet niet op, veel onderhandelingsruimte is er daardoor niet. Dat was een hele zware tijd voor iedereen. Maar nu is mijn bedrijf wel weer lonend en heb ik weer behoorlijk wat werk. Kortom, ik heb het gered, veel van mijn collega’s zijn in de crisis eruit gestapt, omdat zij het niet meer zagen zitten. Alleen voor mij is dit werk een te grote passie, om dat zomaar los te laten en ik zal zeker ook nog na mijn pensioen doorgaan met dit werk. Mede uit noodzaak, maar zeker ook omdat ik het zo boeiend werk vind. Ik wil hiermee nog lang niet stoppen.’

Ivar Hamelink

IVAR HAMELINK: ADVIES VOOR EEN STARTER:

  • Kijk heel goed naar jezelf, wat je echt wil en waar je gelukkig van wordt. Iedereen wil er natuurlijk wel geld mee verdienen, maar je moet ook gelukkig zijn met wat je doet. Daardoor kan je er ook iets inleggen en  daar krijg je ook energie van. Dat is een super belangrijke basis.
  • Met financiële tegenslagen kan je niet echt rekening houden. Ik zou niet weten hoe. Natuurlijk kan je voor een bepaalde periode voor een buffer zorgen, maar duurt een periode te lang door malaise of ziekte, dan raakt die op den duur gewoon op. Zo heeft bijna niemand een arbeidsongeschiktheidsverzekering, dat is voor een kleine ondernemer  niet te betalen. Daar zijn nu ook Broodfondsen door ontstaan. Dat is een collectieve voorziening voor arbeidsongeschiktheid, ontwikkeld door en voor ondernemers. Dat is een ontzettend goede opzet geweest en landelijk zijn daar heel veel ondernemers bij aangesloten. Het werkt supergoed en kent ook een heel sociale kant, want je zorgt op een bepaalde manier voor elkaar. Je inleg per maand blijft bijvoorbeeld ook jouw geld. Zo zijn er per jaar een paar bijeenkomsten, waar je eigenlijk verplicht heen moet, want zo leer je ook je groep kennen, waar je bij aangesloten bent. Het zijn groepen die niet groter zijn dan vijtig man. Bij deze transacties zit er niets tussen, geen belanghebbenden. Kijk anders maar op www.broodfonds.nl , daar staat alle informatie, hoe het werkt.

IVAR HAMELINK

Grafisch ontwerper 

- HAMELINK -

Studio:

Voorhelmstraat 25-208

2012 ZM Haarlem

M: +31(0)6 24 27 41 31

W: ivar [at] ivarhamelink.nl

 

 

INTERVIEW met PETRA VLASMAN, Harpiste - LOTUS MUSIC

INTERVIEW met PETRA VLASMAN, Harpiste - LOTUS MUSIC

 

Petra Vlasman: Eigenlijk ben ik niet zozeer 

een muzikant, die heel erg op de techniek is,

en uren op die techniek wil studeren,

maar meer iemand

die het superleuk vindt om muzikant te zijn,

om zo mensen te raken.

 

Petra Vlasman (1967) is een rasechte muzikante, die vooral door haar warme spontaniteit een heel bewogen muzikale loopbaan heeft afgelegd. De onbevangen visie, die zij over haar leven voor zich ziet, heeft haar carrière heel kleurrijk gemaakt. Zowel de hoogte- als dieptepunten, die zij moest doormaken, ziet zij als winst in haar leven. Zij kan niet alleen heel goed de harmonie bewaren in haar muziek, maar ook in haar leven. Een harpiste, die een heel breed repertoire kent in de muziek, van jazz tot pop en van chansons tot klassiek. Juist door haar positieve instelling heeft zij een enorme veerkracht om alles aan te gaan, wat ze in haar leven tegenkomt. Iemand, die onbevangen gekozen heeft haar eigen weg te kiezen, dwars door alle conventies van de bestaande normen heen. Een gesprek met een bijzondere vrouw, waar letterlijk tijdens dit gesprek bij haar thuis in Amstelveen, de harp niet alleen als stille getuige midden in de kamer staat, maar ook getuigt het middelpunt van haar leven te zijn.

                                                            Petra Vlasman op harp

WAAROM WILDE JE JUIST HARPISTE WORDEN?

‘Ik heb altijd al als hobby aan muziek gedaan op zo’n klein harpje', begint Petra Vlasman. 'Daar begon ik als klein kind al mee. Dat was eigenlijk het eerste contact met het spelen van een harp. Uiteindelijk heb ik de VWO gedaan en toen ik mijn VWO had afgemaakt, heb ik even getwijfeld of ik naar het conservatorium zou gaan of een medische studie volgen. Uiteindelijk ben ik biomedische wetenschappen gaan studeren aan de Rijksuniversiteit in Leiden. Dat was toen nog een vrij nieuwe studie. Dit ging ik studeren, omdat de medische richting mij nog het meest aantrok. Mijn motivatie was dat ik mensen wilde helpen. Na een paar jaar studie vond ik het eigenlijk al helemaal niets voor mij, maar bedacht mij dat het goed is om die studie wel af te maken. En tja, voor je het weet, ben je alweer afgestudeerd. Daarna kwam natuurlijk weer de vraag, wat ik nu moest gaan doen. Tijdens mijn studie had ik wel harplessen, maar meer voor de gezelligheid. Tijdens de laatste periode van mijn studie kreeg ik de kans om een harp met pedaal in bruikleen te krijgen, omdat de harplessen in Hilversum toen werden gestopt. Dit maakte het toen mogelijk, om conservatorium te gaan doen. Hoewel ik al 24 jaar was, koos ik er inderdaad voor om die muziekstudie te gaan doen. Het bleek dat het conservatorium in Utrecht heel schools was. Mijn idee was met deze studie eigenlijk alleen maar om goed harp te leren spelen. De werkelijkheid bleek anders en je moest ook nog zoveel andere vakken doen. Dat vond ik best wel heel verstikkend. Zelfs de keuze om te kiezen voor de harp was voor mij nog moeilijk, want ik speelde in die tijd ook best wel veel trompet. Ik zat daar mee ook al in een bandje en trad al veel op. Zodoende had ik ook eerst nog toelatingsexamen voor het conservatorium voor trompet gedaan, maar realiseerde mij dat het wel heel moeilijk zou worden om in de jazzwereld mijn brood te verdienen en koos uiteindelijk voor de harp.’

UITEINDELIJK KOOS JE TOCH VOOR DE HARP OP HET CONSERVATORIUM?

‘Ja, ik werd vaak als trompettiste gevraagd, ze namen mij toentertijd overal aan. Ik kreeg de indruk dat zij mij voornamelijk vroegen omdat een jonge vrouw met een trompet wel heel leuk was. Dat was niet een basis voor mij. Met de harp optreden, had een veel hoger niveau en dat is de reden dat ik toch uiteindelijk gekozen heb voor de harp. Na een paar jaar conservatorium besefte ik dat ik niet goed in een systeem pas dat mij wordt opgelegd. Daar functioneer ik heel slecht. Ik ben ook in het eindexamenjaar van mijn studie harp op het conservatorium gewoon weer gestopt. Ik werkte tijdens mijn studie er allang bij, omdat ik geen recht meer had op een beurs. Ik had natuurlijk al een studie gedaan. Enerzijds stelde het conservatorium hoge eisen aan je eindexamenprogramma. Ik moest allemaal stukken instuderen, die ik later nooit meer zou spelen. Anderzijds was ik overal al aan het schnabbelen om geld te verdienen met ook al veel andere genres muziek.’

 harpiste in hart en nieren

WAT WAS UITEINDELIJK DE REDEN DAT JE TOCH GESTOPT BENT IN JE EINDEXAMENJAAR?

‘Doordat ik al tijdens die muziekstudie zelf geld moest verdienen, bleek gewoon dat ik het schnabbelen in het commerciële circuit superleuk vond en richtte mij ook steeds meer op een lichter repertoire, zoals pop en jazz.' Dat trok Petra Vlasman heel erg aan. 'Ik merkte ook dat ik niet zo zeer een muzikant was, die heel erg technisch was en uren en uren wilde studeren op die techniek. Nee, ik vind het gewoon superleuk om puur een muzikant te zijn. Juist om door al die optredens en diverse opdrachten allerlei dingen mee te maken. Ik kon mijn optredens niet meer goed combineren met het voorbereiden van mijn examens. Eigenlijk kon ik het niet meer opbrengen en ben op dat moment gewoon gestopt. Nee, ik trok het niet meer. Ik was nadat ik die keuze had gemaakt, zó blij en voelde mij zó bevrijd! Niet dat het systeem niet goed was, maar het paste niet bij mij. Zo kan ik ook niet voor een baas werken, anders had ik met mijn studie in de farmacie-industrie best heel goed kunnen verdienen. Maar zo te leven in de wereld is niets voor mij.’

HOE BEN JE NA JE  STUDIE VERDER GEGAAN?

‘Ik heb toen met verschillende muzikanten, duo’s en ensembles, jaren en jaren overal gespeeld. We hebben in die tijd zulke leuke en diverse dingen gedaan. Ook heb ik bijvoorbeeld bij de televisie twee seizoenen meegewerkt aan het programma van Theo van Gogh. Ook deed ik onder andere regelmatig studiowerk. Als muzikant kom je overal en in de meest verschillende situaties. Dat vind ik er zo boeiend aan. Ik wil niet alleen maar gericht zijn op het instrument en daar een hoog niveau mee bereiken, ik ben meer een muzikant die gewoon de sfeer komt voelen bij een optreden, en die sfeer bij die gelegenheid leuker probeert te maken. Ik werk heel erg vanuit mijn gevoel. Zo wil ik de mensen raken met mijn muziek. Eigenlijk wil elke muzikant dat wel, maar ik doe het dan weer op mijn manier. De jaren na mijn studie heb ik lange tijd supergoed verdiend en had ook altijd heel veel opdrachten. Zowel veel vaste opdrachten, die elk jaar weer terugkwamen, als losse opdrachten met diverse muzikale genres en programma’s. Dat was een geweldige tijd' aldus Vlasman.

OP WAT VOOR EEN MANIER KWAM JIJ AAN AL DIE OPDRACHTEN, HOE START JE DAT?

‘Ik maakte in het begin van mijn carrière kaartjes met de duo’s en ensembles, waar ik mee werkte en deed die in enveloppen. Deze uitnodigingen stuurde ik dan naar hotels en artiestenbureaus. In die tijd had je heel veel artiestenbureaus, die mij wel goed kenden. Voor de rest zagen mensen je spelen en via via liep het eigenlijk heel gemakkelijk en kreeg ik zoveel opdrachten. Terugkijkend op die tijd besef ik nu pas dat ik helemaal niet veel promotie hoefde te maken. Het ging toen best wel vanzelf. Het punt is als je veel werk hebt, dan speel je overal en daar komen weer nieuwe opdrachten uit voort. Zo neemt je bekendheid vanzelf toe. Ik had het eigenlijk soms eerder te druk in die periode.’ 

HOEWEL HET EERST ZO GOED MET JE OPDRACHTEN LIEP, HEEFT DE CRISIS NIET EEN GROTE INVLOED OP JE WERK GEHAD?

‘Ja, dat vind ik moeilijk om te zeggen. Veel muzikanten die ik ken, hebben sinds een jaar of vijf, na de tweede crisis van 2013, veel last gehad van teruglopende opdrachten. De muziekbusiness is de laatste jaren echt veel moeilijker geworden. Ik was ook in die periode net gescheiden. Ik had in die tijd nog wel een aantal klussen lopen, zoals met Kerst en Pasen in een hotel in Noordwijk en vaste afspraken op een festival in de zomer. Daar speelde ik samen met een zangeres, Prima Vera, en was daar zelfs drie weken lang. We verdienden dan wel duizenden euro’s midden in de zomer. Zo kon ik de meestal magere zomers overbruggen. Maar net na mijn scheiding was ik ook even niet zo heel erg bezig met muziek, ik had ook nog de zorg voor drie kinderen, waar ik min of meer alleen voor kwam te staan. Voor mij was het een aaneenschakeling van situaties, die zorgden dat de opdrachten afnamen. Zowel de slechte financiële situatie in de wereld als mijn persoonlijke situatie maakten het voor mij dat ik in een financiële dip terecht kwam.’

HOE GA JIJ MET DEZE ONZEKERE TIJDEN OM?

‘Meestal op het moment als ik weer denk, dat ik er misschien wel een bijbaantje bij moet nemen, gaat het meestal ook wel weer wat beter. Er zijn ondanks die momenten, echt wel perioden geweest, dat ik er wat dingetjes bij deed. Ik heb bijvoorbeeld oude kastjes opgekocht en helemaal weer opgeknapt. Ook heb ik bijvoorbeeld recentelijk nog zelf kussens gemaakt, maar deze handel is heel marginaal. Het levert niet genoeg op en kost wel heel veel tijd. Met deze handel ben ik weer gestopt. Je moet alleen oppassen met een bijbaantje, dat het niet al je energie en focus wegneemt. Ja, dat uurtje, factuurtje van muziek maken betekent de ene keer dat je het superdruk hebt en soms bijna niets. Momenteel heb ik bijvoorbeeld gewoon weer te weinig buffer om een echte dip financieel aan te kunnen. Zo had ik na mijn scheiding op een gegeven moment geen buffer meer, iets wat ik daarvoor altijd wel heb gekend. Toen verdiende ik ook genoeg, maar dat is nu niet meer. Precies in de tijd van mijn scheiding stopten veel opdrachten in één keer. Maar zonder die vaste opdrachten, die wel mijn basisinkomen inhielden, viel opeens veel van mijn vaste inkomsten weg. Echt alles leek in die periode wel om te vallen. Nu zijn bijvoorbeeld mijn kinderen groter en heb ik weer meer ruimte om wat te gaan doen. Op dit moment is het werk voor mij weer redelijk booming en heb ik weer veel mooie opdrachten. Zo wisselend is het gewoon. Daar moet je wel tegen kunnen.’

WAT DOE JE ER NU AAN OM WEER MEER OPDRACHTEN TE KRIJGEN?

‘Voor 2002 had ik nog niet eens een computer en daarvoor had je nog niet eens internet. Eigenlijk moet ik nu ’s avonds achter de computer gaan zitten en acquisitie moeten doen. Dat heb ik dus eigenlijk nooit gedaan. Maar de laatste paar jaar ben ik nu wel bezig met de vraag hoe meer opdrachten te krijgen. Ik heb wel een mooie website, maar het is lastig om deze up-to-date te houden. Zo heb ik nu een nieuw duo met een zanger, maar dat staat nog niet op de website. Een website veroudert heel snel. Zelf ben ik digibeet en kan niet zelf mijn website up-to-date houden en ik heb stiekem ook een hekel aan dit soort dingen. Dat is daardoor ook een barrière. Ik zou daar ook meer naar moeten gaan kijken.

Nu doe ik vooral Google Adwords, daar betaal ik dan per maand een bedrag voor. Als mensen zoeken naar een harpiste, dan zet Google mij bovenaan. Ook ben ik bij  enkele boekingskantoren, daar betaal je dan voor om online bij hen te zijn. En ben nog steeds bij een paar artiestenbureaus, maar dat zijn er niet veel. Ik wil het ook wel een beetje exclusief houden. Het voelt niet goed als je overal maar te vinden bent. Het is goed als een artiestenbureaus je kent, dan weten zij ook wat ik doe en zij geven dan ook alle informatie door wat zo’n opdracht inhoudt. Waar ik kan laden en lossen, waar ik mij kan verkleden, wat voor een soort sfeer er is, etc. Dat is voor mij heel fijn van te voren te weten natuurlijk.’

Collega muzikant van Petra Vlasman                                   

WIE HEEFT DEZE MOOIE WEBSITE GEMAAKT?

‘Mijn huidige man heeft deze website gebouwd. En ik weet dat de website heel snel weer geüpdatet moet worden, juist ook voor het verkrijgen van opdrachten, maar ik ben iemand die gewoon muziek wil maken. Ik wil liever niet achter opdrachten aan hoeven te jagen, maar dat ik gewoon gebeld word, met de vraag of ik kan komen spelen, zodat ik ‘hop’ met mijn harp er heen ga óm te spelen. Daar ligt mijn kracht.

Alleen zo is de werkelijkheid niet.’

TOCH HEB JE OOK EEN ONDERNEMING, WAAR JE WAT ZAKELIJKS VOOR MOET DOEN

‘Ja, dat weet ik. Uiteindelijk doe ik het ook allemaal wel. Zo loop ik nog wel met mijn administratie twee jaar achter. Maar als ik ook bezig ga aan de administratie, dan stelt het eigenlijk ook helemaal niets voor en lever ik door even goed door te werken, zo voor twee jaar administratie bij mijn boekhouder af. Maar alleen ligt daar mijn hart niet.’

EN HOE HEB JIJ EINDELIJK DIE DIP VAN JAREN GELEDEN OPGEVANGEN?

‘Nou, die ben ik nog steeds aan het opvangen. In de tijd dat ik nog met mijn ex samen was, die ook muzikant is, was het best druk. We traden beiden toen heel veel op. We hadden toen ook echt veel geld op de spaarrekening staan. We konden kopen wat we wilden zonder op te letten wat iets kostte. Was er een feestje, dan voelde ik die berg geld achter mij en gaf ik in die tijd best veel weg. Dat is voor mij een heel fijne manier van leven en daar ben ik ook gewoon heel onverstandig in. Ik was helemaal niet bezig om te sparen, ik dacht niet aan pensioenregelingen, e.d. Maar het gekke is, nu ik helemaal niet veel geld heb om uit te geven, vind ik het geen probleem om zuinig te leven. Ik bezuinig alleen niet op de muzieklessen van mijn kinderen, die allemaal heel muzikaal zijn. Maar daar helpt hun vader financieel ook aan mee. Zonder veel geld is het een totaal andere manier van leven. Nu heb ik overigens weer wel een kleine buffer en gaan de opdrachten ook weer wat meer komen. Maar in die tijd om met zo weinig inkomsten te leven, heeft wel iets met mij gedaan.’

WAT HEEFT HET JOU GEDAAN OM OOK IN EEN PERIODE VAN WEINIG INKOMSTEN TE LEVEN?

‘Vroeger zegde ik zelfs wel aanbiedingen af als het heel ver was en ik daar geen zin in had. Nu ben ik blij met elke aanbieding bijvoorbeeld. Zo merk ik dat ik sowieso blijer ben met alles, wat ik nog wel heb of wat ik toevallig wel net kan kopen. Zo blijkt dat je hierdoor veel dichter bij jezelf komt te staan en daar wordt ook weer van buiten af op gereageerd. Ik voel mij zelfs op een bepaalde manier nu rijker, doordat je veel meer de waarde ziet van de dingen en het leven om je heen. Zo heb ik als bijbaantje een tijdje voor een baas gewerkt en moest ik alleen maar tegeltjes poetsen. Dat voor acht uur per dag. Dit simpele werk heeft voor mij alles nog meer in perspectief gezet. Ik vond het ondanks alles, heerlijk om te doen. Zo werd ik in die periode gedwongen creatief in het leven te gaan staan. Niets was meer vanzelfsprekend voor mij. Het viel mij op, dat mijn kinderen toen zonder problemen daar in mee konden gaan en ook nu ze ouder zijn is geld nog steeds niet het grote doel in hun leven. Ze hebben zich hier nooit tegen afgezet. Dat is heel bijzonder om mee te maken. Het mooie aan dit verhaal is dat je wakker wordt op een bepaalde manier.’

WEET JE AL HOE JE VERDER MOET GAAN, NA AL DEZE SCHOMMELINGEN IN JE CARRIÉRE?

‘Het is voor mij in de zomer de moeilijkste periode, omdat er dan geen bedrijfsfeestjes zijn. In principe verdien ik in de andere maanden weer genoeg met optreden. Het gaat juist om die maanden, dat je een dip hebt. Op deze manier bouw je geen buffer, want als je wat over hebt van die drukke maanden, gaat het in de zomerperiode op dit moment op. Ik bedacht mij toen dat ik in Nederland misschien op straat moet gaan spelen. Ik heb dit vroeger wat jaren in de vakantie in het buitenland wel gedaan en dat vond ik vreselijk leuk. Tevens konden wij zo de vakantie betalen. Soms speelde ik daar maar een paar uur per dag. Ik nam gewoon een klein harpje mee en dat verdiende best goed. Dit is ook weer zo’n ervaring, als je weinig geld hebt, hoe creatief je gaat leven. Ik had dit nooit gedaan, als ik genoeg geld had gehad. Maar in Nederland is het mij tot nu toe niet gelukt om dat te gaan doen. Misschien moet ik eerst wat spoken uit mijn hoofd halen. Ik zie mij al op straat voor het Rijksmuseum zitten spelen en een week later zit ik bij een chique diner ín het Rijksmuseum te spelen. Dat voelt niet goed, dat kan ik niet.’

ALS OOK JOUW COLLEGA’S VAN DEZE MALAISE LAST HEBBEN, HOE VIND JE NOG MUZIKANTEN MET WIE JE SAMEN KUNT WERKEN?

‘Ja, dat is moeilijker geworden. Zo had ik een collega, waar ik nauw mee samenwerkte, die er toch een baan naast heeft genomen. Dan zie je ook, dat ze hun eerste levensbehoefte niet meer in de muziek zien. Er zijn er zelfs, waar ik veel mee samenwerkte, die helemaal zijn opgehouden met optreden. Je kon sowieso niet meer overdag repeteren, omdat ze door hun werk een volle agenda hebben. Je kan dan niet lukraak meer optredens plannen en daar dan steeds vrij van je werk voor gaan nemen. Dat werkt niet. Voor veel muzikanten is het rondkomen van muziek nu veel lastiger geworden en hebben zij er nu vaak nog ander werk naast.’

JIJ WERKT NU WEER MET NIEUW EEN DUO?

‘Ja, deze zanger bleek ook nog eens gek te zijn op oude motoren. Wij hadden spontaan bedacht, dat het voor een promotieplaatje leuk zou zijn om die harp dan in die zijspan van die motor te zetten. Gewoon puur voor de foto. Op een gegeven moment wilde iemand ons boeken, maar die wilde dat wel met die harp in die zijspan. Zo hebben wij dat optreden ook gedaan. We kwamen dan ook op de motor met mijn harp in die zijspan midden in een weiland aangereden bij een superleuk diner. Ik kan ook alles met die harp, ik vind dit soort situaties echt geweldig. De motor hadden we ook zo gebouwd, dat ik goed achter de harp kon zitten spelen. Dit optreden staat bijvoorbeeld nog niet op mijn website. Ik vind het geweldig om dit soort acts te bedenken en uit te voeren. Daar ligt ook mijn kracht.’

Petra Vlasman speelt in meerdere duo's

JIJ SPEELT WEL NOG MET MEER VERSCHILLENDE DUO’S EN ENSEMBLES?

‘Ja, maar je moet oppassen, als je met heel veel duo’s en ensembles speelt met heel veel verschillende genres, dat je niet meer gefocust bent op één ding. Alles doe je zo af en toe. Ik kom er achter dat het eigenlijk niet goed werkt. Dat is veel, want ik moet wel voor al die programma’s mijn repertoire paraat hebben. Dat is sowieso lastig als je al minder gaat spelen. Je collega’s zien je minder, de opdrachten die je dan doet, kosten dan meer tijd vanwege het repeteren. Als je een maand niet optreedt en niet speelt, kost het gewoon meer tijd, om weer op niveau te komen en dat komt juist doordat ik zoveel verschillende genres kan spelen. Alleen als ik solo speel, doe ik vooral klassieke muziek.’

WAT VIND JIJ NU VERANDERD DOOR DE TIJD HEEN VOOR JE CARRIERE?

‘Ik vind het allemaal veel onpersoonlijker geworden. Alles werkt nu anders. Mijn optredens en acts zijn goed, want als ik ergens speel, vinden mensen het prachtig en zijn heel tevreden. Ik zoek wel hoe ik verder moet gaan tussen het beweeg, maar het is niet zo gemoedelijk meer als vroeger. Ook een punt zijn de onderhandelingen met het verkrijgen van een opdracht. Je wordt bijvoorbeeld benaderd door iemand, die jou graag voor een avond wil hebben met allemaal goede voorwaarden, behalve het honorarium. Ze kunnen daar soms heel denigrerend mee omgaan, alsof ze niet beseffen dat musici vaak hoogopgeleide mensen zijn. Zelfs bij een loodgieter, als je ze opbelt voor een klus, ding je niet tot het gaatje af. Wij zijn net zo professioneel en moeten ook van ons beroep leven. Natuurlijk zijn er veel amateurmuzikanten, die het voor een habbekrats willen doen, maar als je een echte professionele muzikant neemt, is het begrip voor ons soms ver te zoeken. Niet dat ik altijd de hoogste prijs hoef te hebben, het punt is meer het onbegrip en onvermogen om ons werk naar waarde te schatten. Er is nu zelfs door een groep musici een platform opgericht om hier meer aandacht aan te geven en zo meer begrip te krijgen voor ons beroep. Daar willen wij met dit platform wat aan gaan doen. Dit zijn bijvoorbeeld veranderingen, die ik nu tegenkom in de wereld van de zzp-er in de muziek.’

HOE DENK JE NU VERDER TE GAAN MET AL DIE VERANDERINGEN?

‘Ik zit altijd vol met ideeën en heb plannen zat om verder te gaan. Ik wil doorgaan met acquisitie. Op dit moment gaat het met opdrachten nu weer veel beter. Maar misschien ga ik ook nog wel harplessen geven in de vorm van kleine cursussen op scholen. Dat lijkt mij als bijbaan heel leuk en dan ben ik toch nog redelijk vrij om mijn opdrachten aan te kunnen blijven nemen. Ik heb altijd gedacht, dat het geld wel vanzelf kwam. Dit is stiekem iets wat altijd ergens in mij leeft of dat gevoel of vertrouwen is er altijd of er nu heel veel geld op de bank staat of niet. Ik geloof daar nog steeds in. Daarin zal ik mijn lesje wel nooit leren. Mijn liefde blijft in de eerste instantie voor het maken van muziek en niet voor het verdienen van geld. Dat zal wel zo blijven. Ik heb nu wel gezien, dat ik het altijd zal overleven, zonder dat geld de sturing in mijn leven hoeft te worden. Zo wil ik blijven leven.’

 

PETRA ROSA VLASMAN

 - HARPISTE -

LOTUS MUSICPraam 125 

1186 TD Amstelveen

T: +31 20 689 2409

T: +31 651 69 2176

Email: Petrarosa [at] lotusmusic.nl

Website: https://www.lotusmusic.nl

 

 

INTERVIEW EDDY BRUEL Partner/software engineer MAKEPAD BV

INTERVIEW EDDY BRUEL Partner/software engineer MAKEPAD BV

Dat ik dit bedrijf kon starten, komt omdat ik

ook wel heel veel geluk in mijn leven heb gehad.

Ik heb kansen gehad,

die andere mensen niet hebben gekregen.

Dat ben ik mij heel bewust van.

Eddy Bruel (1984), software engineer, is getrouwd en heeft een zoon van bijna twee jaar. Eddy is een opmerkelijk intelligente persoonlijkheid met een scherpe visie op zowel zijn leven als op zijn werk. In al zijn bescheidenheid en met keihard werken, heeft hij samen met zijn zakenpartner, Rik Arends, een software bedrijf, Makepad BV, opgezet. In zijn bewogen, stressvolle en relatief korte loopbaan heeft hij al heel veel ervaring in de wereld van de software industrie opgedaan. Hij heeft een hele snelle ontwikkeling doorgemaakt door al zijn kansen, die het leven hem bood, uit te werken tot wat hij nu is. Eddy Bruel noemt het zijn geluk, dat hij die waardevolle kansen kreeg Zo kan hij nu doen, wat hij nu doet: een vrije ondernemer zijn, die zijn keuzes zelf wil bepalen. Een verhaal van een niet alledaagse jongeman, die in al zijn bescheidenheid en met veel vertrouwen een nieuw software bedrijf opzette. Een goed overwogen en zeer beeldend verhaal, dat laat zien hoe het in de wereld van de software industrie werkt en hoe je daar, zoals Eddy Bruel, je plaats in kunt vinden.

WAT ZEG JE NU PRECIES, DAT JIJ MEER KANSEN HEBT GEKREGEN DAN VEEL ANDEREN?

Eddy Bruel: ‘Ten eerste kon ik bijvoorbeeld studeren, wat lang niet voor iedereen is weggelegd. Ik heb Computer Science aan de VU in Amsterdam gestudeerd. Daar heb ik mijn bachelor gehaald.  Omdat het werken naast mijn studie op een geven moment een eigen leven was gaan leiden, ben ik na mijn bachelor gestopt. Hoe het aanbod in werk naar mij toekwam, daar heb ik bijvoorbeeld echt heel veel geluk in gehad. Ik kom daar later nog wel op terug.’

JE HEBT ALLEEN BACHELOR EN WAS NIET VERDER GEGAAN MET JE STUDIE?

‘Tijdens mijn bachelor was ik op zoek naar een bijbaantje. Via via kwam ik bij iemand terecht, die aan een software project bezig was. Zijn hoofdprogrammeur was met de noorderzon  vertrokken na een conflict. Hij zat in een penibele situatie, omdat niemand iets met zijn project kon en zocht dus een developer. Al was het ook voor mij een onmogelijke situatie, ik nam dit aanbod aan. Ik was nog jong en ambitieus en : “ik zie wel waar het schip strand.” Dat gebeurde ook al na een paar maanden. Ik wist toen al dat dit niets ging worden, maar ik had wel binnen die periode zijn ex-developer, die bij hem was weggelopen, leren kennen. Hij was in die tussentijd voor zichzelf begonnen. Dit is weer zo’n kans. Toen ik hem aangaf, dat ik weg wilde waar ik nu zat, vroeg hij gelijk of ik niet voor hem wilde gaan werken. Hij had een hoge dunk van mij. Dat werd mijn echte serieuze eerste baan, hoewel ik dus nog studeerde. De bedoeling was dat ik daar parttime zal gaan werken, maar het was zo’n typische internet startup project. Dat betekende dat ik al heel gauw zo’n 80 uur of meer in de week werkte. Voordat ik het wist, werkte ik diep in de nachten door.’

HET KLIKTE DUS GOED MET DEZE WERKGEVER?

‘Ja, het klikte absoluut, met deze man. Rik Arends, is nu ook jaren later mijn huidige zakenpartner, waar ik nu samen een startup mee doe. Maar in die periode had hij een compagnon, waar ik het niet zo goed mee kon vinden. Zo’n internet startup is eigenlijk een heel ongezonde werkcultuur, doordat je heel erg onder druk wordt gezet. Een startup is een bedrijf met een vernieuwend idee, waarbij een product gemaakt wordt, die schaalbaar (als businessmodel) en haalbaar is. Dat geeft veel stress, maar ook frustratie, omdat je soms wel 80 uur of meer per week werkt, slecht betaalt krijgt, overwerkt raakt, enz. In die zin was het helemaal geen leuk werk, maar het project was wel heel interessant. Ik voelde me bij dit project wel echt uitgedaagd als programmeur. Ik schreef toentertijd de code voor hun product.’

HOE GING DAT VERDER MET JE LOOPBAAN?

‘Door dit werk kreeg ik, hoewel ik nog best jong was, een enorme kans, want via deze baan ben ik weer ontdekt door een recruter van het Silicon Valley bedrijf, MOZILLA. Hoewel Mozilla nu juist geen typisch Silicon Valley bedrijf is, maar een non-profit organisatie, die niet zo bezig is met miljarden winst te behalen om investeerders blij te maken. Zij zijn een bedrijf  die vooral bezig is met privacy op internet. Deze recruiter kwam voor mijn gevoel ook weer uit het niets. Juist stond ik weer op een punt in mijn huidige situatie, door de werkdruk, op een kookpunt en was met mijn vrouw, Sandra, aan het overleggen, wat ik nu verder moest gaan doen. In deze periode was ik ook nog steeds bezig mijn bachelor af te maken. En precies in die periode kreeg ik een mailtje van Mozilla of ik interesse had in een baan bij hen. Daar ben ik direct op ingegaan. Ik ben gelijk naar San Francisco gevlogen voor het sollicitatiegesprek. Ik kreeg daar een contract aangeboden met voor mij belachelijk goede voorwaarden, o.a. meer dan het dubbele aan salaris. Ik begrijp nog steeds niet, hoe ik door dat gesprek ben heen gekomen. Er was een interview met zes mensen. Zij zaten, begreep ik achteraf, heel hoog in de organisatie en waren veel slimmer en hoger opgeleid dan ik. Deze situatie liet mij weer zien hoeveel anderen mij waard vonden, gezien het hoge salaris dat zij mij boden. Ik was toen nog best wel heel naïef. Het is zo, dat dit soort kansen zich opstapelen, als je terugkijkt. Alles wat ik had gedaan, paste in elkaar en maakte het mogelijk voor mij voor deze baan bij Mozilla.’

BEN JE ER DAN ACHTERGEKOMEN, WAAROM DIE RECRUITER VAN MOZILLA JOU VOND?

‘Ja, ik werkte namelijk toen nog bij het internet startup bedrijf, en dat bedrijf werkte toen ook aan een project samen met Mozilla. Hun CTO zat in het bestuur van startup bedrijf, waar ik voor werkte. Dat was achteraf de link en mijn bekendheid bij Mozilla. Maar hoe willekeurig zij mij hebben uitgezocht, bleek wel, dat zij mij pas hebben benaderd, nadat ik aan een programmeurwedstrijd had meegedaan. Dit deed ik meer voor de lol en om mijn frustratie af te schudden. Ik kreeg slechts de zesde plaats, niets bijzonders, maar blijkbaar goed genoeg om op te vallen bij één van die recruiters van Mozilla. Zo blijkt wie jóú kent, nog veel belangrijker is, dan wie jíj kent. Natuurlijk moet je ook heel wat kunnen, maar er zijn genoeg mensen, die net zoveel of meer kunnen dan ik en die krijgen die kans niet.’

TOEN WERKTE JE OPEENS BIJ MOZILLA?

‘Ja, en ik was ook nog steeds bezig met mijn bachelor en schreef wel al mijn een eindscriptie. Dat is ook gelukt en heb daar een diploma van. Bij Mozilla heb ik uiteindelijk vijf en een half jaar met plezier gewerkt. Ik ging om de zoveel tijd een week naar San Francisco voor werkbespreking of ik moest bijvoorbeeld voor drie weken naar Toronto. Dat was natuurlijk best leuk, ik kwam op heel veel verschillende plekken. Voor de rest werkte ik thuis op afstand. Ook daar bereikte ik een punt in mijn carrière, waar ik gevoel kreeg niet meer verder te komen. Ten eerste kwam daar op een gegeven moment een andere manager, waar ik het helemaal niet me kon vinden. Een manager is namelijk heel belangrijk voor de werksfeer in een bedrijf. Toen bedacht ik mij, dat ik dat ook wel eens kon gaan doen. Manager is nog altijd een stapje hoger op de ladder en ook weer goed voor het verloop in mijn carrière. Ik heb ook een tijdje als teamleider gewerkt. Op een gegeven moment was ik dan ook bij Moziila weggegaan om voor een andere startup te gaan werken, die zich bezig hield met 3D printer technologie. Hoewel ik er eigenlijk best goed in was, vond ik dat ook weer helemaal niet het leukste om te doen. Ik vind programmeren boeiender. Het bouwen, dat spreekt mij pas echt aan. Uiteindelijk wilde ik toch weer iets anders gaan proberen.’

OOK DEZE LOOPBAAN KENDE UITEINDELIJK ZIJN GRENZEN VOOR JE, WAT BEN JE DAARNA GAAN DOEN?

‘Ik heb altijd als droom gehad om zelf een startup te gaan neerzetten. Als je jong bent, denk je natuurlijk, dat je wel de nieuwe Apple kan worden, als het allemaal een beetje meezit. Ik heb nu zelf zo’n startup ervaren in mijn vorige werk en dan leer je ook dat al die succesverhalen een andere kant hebben. Nu weet ik, hoe hard ze ervoor moeten werken en hoeveel mensen er niet voor worden afgebeuld. Dus nu heb ik wel wat meer wijsheid en overzicht en ik wil niet zo’n bedrijf opzetten. Ik wil ook helemaal geen nieuwe Apple of Facebook worden. Die ambitie heb ik niet eens. Zo ben ik eerst nog, na Mozilla, een paar jaar voor een startup in Amsterdam gaan werken, om na te denken wat ik wilde gaan doen. In die periode werd ik benaderd door mijn vorige werkgever, Rik Arends, met de vraag om samen een startup te gaan doen. Rik was als een aantal jaren bezig met een project, een hobbyproject voor programmeurs. Rik is echt steengoed met wat hij doet. Hij houdt zich bezig met user-interfaces, dat is het ‘gezicht’ van een applicatie. Hij was daar al vijftien jaar mee bezig om betere manier user-interfaces te bouwen. Hij was nu op een punt om er een product van te maken, want wat hij tot nu toe had gebouwd, werd door niemand gebruikt.’

ZO STARTTE JIJ MET HEM DUS HET HUIDIGE BEDRIJF MAKEPAD BV?

‘Ja, We zijn eind 2018 begonnen en we hadden een aantal ideeën, hoe we dat zouden konden doen. Ik zag dat wel zitten en ik wilde toch al weg bij die startup in Amsterdam. Ook op dat moment kom ik hem precies tegen, die met mij verder een startup wilt doen. Ik wist als ik nog hogerop wil met meer salaris, dan zal ik al manager moeten worden. Iets wat ik al gedaan had en niet boeiend vind. Dan wordt het lastig om nog verder in de software industrie een plaats te veroveren. Deze industrie heeft liever jonge jongens, die ze nog zo gek kunnen krijgen, dat ze 80 uur tot 120 uur per week werken. Ik heb al te veel eisen, omdat ik weet hoe dit wereldje werkt. Ook ben ik eigenlijk al te duur voor ze. Dus ik stond ook op een dood punt , toen Rik mij vroeg om deze startup te gaan doen. Voor mij is dit nu de perfectie nieuwe uitdaging en kans. Ik ben dan ook bij mijn huidige werk weg gegaan.’

WAT VOOR EEN AFSPRAKEN HEBBEN JULLIE GEMAAKT VOOR DEZE BV?

‘Rik en ik hebben het zo afgesproken, dat ik eerst een jaar lang op freelance basis een aantal projecten zou doen. Daarna hebben wij  samen de BV opgericht. Deze kosten factureer ik naar hem. Wel hebben we afgesproken, dat wij fifty-fifty dit bedrijf gaan runnen. Anders kom je heel gauw in een psychologisch net verstrikt van een werknemers mentaliteit. Want dan zal Rik natuurlijk de senior partner zijn en ik zal dan niet echt tegen hem in durven te gaan. Rik wilde juist een sparring-partner. Wie de meeste aandelen heeft, is eigenlijk niet ter discussie geweest. Wij staan gelijk in dit bedrijf, hoe onze inbreng ook is. Rik kon namelijk een veel groter financiële inbreng en breder netwerk leveren dan ik. Dat was vanaf het begin al helder. Daarentegen heb ik juist weer bepaalde skills, die ik inbreng, die Rik zelf niet heeft.  Zo vullen wij elkaar aan. Wij brengen allebei ons geld in naar ratio en gebruiken elkaars netwerk voor dit nieuwe bedrijf. Op deze manier kunnen wij een startup doen zonder dat wij investeerders hoeven aan te trekken, want het probleem is als je aan de slag gaat met investeerders, dat er heel veel markten voor je sluiten. Investeerders willen maar één ding en dat is dat hun investering terug verdiend wordt, liefst met een leuke marge. Die willen exponentiële groei zien. Alleen zijn er maar een heel klein aantal markten, waar dat op mogelijk is. Dat betekent, dat je bijna wel wordt gedwóngen het nieuwe ‘Facebook’ of ‘Google’ te worden, anders ben je niet succesvol. Dat heb ik ook gezien bij de vorige startup van Rik. Hij had toen ruim 50.000 betalende gebruikers en met al een klein bedrag per maand kan je daar goed van leven. Met zo’n succesvol product kan je eindeloos mee door. Maar het probleem was dat de investeerders meer wilden, zij vonden de gegenereerde inkomsten uit die startup niet genoeg. Dus hij moest het aantal verbruikers gaan vergroten. Hij werd eigenlijk gedwongen door te gaan en dat werd natuurlijk een heel ander verhaal. Juist dat je dóór moest gaan, kan juist je bedrijf om zeep helpen. Je moet dingen gaan doen, die eigenlijk voor de voortgang van het bedrijf of BV niet goed zijn. Zoals meerdere contracten aangaan met grote bedrijven in hoop op meer gebruikers.  Het komt er dan vaak op neer, dat zij ook meer support willen op je product. Om die support te leveren, moet je vaak meer mensen aannemen. Werknemers zijn vaak één van de grootste kostenposten voor je bedrijf. Ik heb daarvan geleerd, dat je heel terughoudend moet zijn met het aannemen van mensen. Er worden bijvoorbeeld eisen gesteld, over het aannemen van ook werknemers uit hún bedrijf. Hiermee schiet je burn-rate), omhoog, omdat je dan hetzelfde bedrag over veel meer medewerkers moet gaan verdelen.

In dit kader hebben Rik en ik besloten een heel andere startup te gaan doen. Eigenlijk een beetje A-typisch, maar ik zie steeds meer mensen daar naar toe neigen. Wij willen dus zelf een bedrijf proberen op te zetten zónder investeerders aan te trekken. Dat zonder hulp van investeerders op eigen houtje een winstgevend bedrijf proberen te zijn, wordt ook wel een ‘bootstrapping’ genoemd. Dat is een verwijzing naar Don Quichote, die zichzelf omhoog  trok aan zijn schoenveter.  Wij doen dat ook met een bepaalde afspraak van ons spaargeld. Mochten wij niet uitkomen, dan gaan wij eventueel voor een bepaalde tijd nog naast werken. Maar het idee is dat je met twee partners heel weinig nodig hebt om rond te komen. Zo kunnen wij bijvoorbeeld al met 2000 gebruikers, die een klein bedrag betalen, een goed salaris voor onszelf creëren, omdat wij verder geen bedrijfskosten hebben, zoals geen kantoor, geen personeel, enz. Dit hebben wij bewust ook zo ingericht. Wij werken beiden thuis en wij hebben de meeste contact via Slack. Dat is een chatprogramma specifiek ontwikkeld voor bedrijven, waar alle werknemers in één ruimte van de chatroom zitten. Het werkt a-synchroon, en dat betekent dat er niet zomaar tegen je gepraat wordt, zodat je je concentratie kan verliezen. Je kan dan reageren op het moment dat het jou uitkomt en dat werkt perfect voor ons. Soms, alleen dat is zelden, komen wij fysiek bij elkaar en dan bespreken wij wel samen dingen door, die niet via de chat kan, zoals bijvoorbeeld het tekenen van een contract.’

WAAROM IS VOOR JOU DE REDEN VOOR EEN EIGEN BEDRIJF?

‘Ik wil voornamelijk de vrijheid, zodat ik zelf mijn beslissingen kan maken. Ook wil ik financieel onafhankelijk zijn. De enige druk is nu nog, dat ik een hypotheek heb voor mijn huis en dat ik wil dat mijn zoon eventueel later kan studeren. 

Voor mij bleek werken als werknemer de meest inefficiënte manier om geld te verdienen. Het was voor mij alsof je je tijd verhuurt en dat is zelfs nog beperkt. Ik bedoel daarmee te zeggen, dat grote bedrijven niet direct hoeven te werken voor hun geld. Het kapitaal, dat zij genereren, levert hun iedere maand een vast inkomen op in de vorm van winst, zonder dat zij daar iets substantieels voor hoeven te doen. Dat besef drong een beetje bij de laatste startup in Amsterdam, waar ik aan werkte. Ik had op een gegeven moment iets gebouwd en vervolgens ging het bedrijf het voor een gigantisch bedrag verkopen. Dat product had ik helemaal  zelfstandig gebouwd en daar had ik kreeg en zij het zo enorme winst konden genereren. Toen dacht ik, ik doe hier iets helemaal verkeerds. Blijkbaar heb ik dus de kwaliteiten om iets heel goeds te maken, alleen mijn leven is nu zo ingericht, dat ik er niet aan mee kan profiteren. Daarom ben ik nu dit anders gaan doen samen met Rik.’

WAT IS JULLIE VISIE VOOR DIT BEDRIJF?

‘De visie komt voornamelijk meer vanuit Rik, mijn compagnon. Hij is hier al jaren mee bezig en ik ben in eerste instantie hierbij aangeschoven. Mijn motivatie is ook een andere, dan die van hem. Doordat hij al zoveel jaar met dit product bezig is, is hij veel meer emotioneel betrokken geraakt bij de visie dan ik. Hij heeft er ook al vijftien jaar zelf in geïnvesteerd. Voor mij is het veel meer zoiets, dat het mij niet uitmaakt, waar we mee slagen als we maar een succesvol bedrijf opzetten. Dat is wel een heel andere motivatie. Bij Rik gaat het om zijn product.’

WAT IS IN HET KORT HET PRODUCT, WAT JULLIE AAN HET MAKEN ZIJN?

‘Als ik het moet pitchen voor mensen dan noem ik het een creatieve coding tool. Stel je bent programmeur en je kan wat programmeren. Vervolgens wil je in je vrije tijd iets leuks op de computer maken, zoals een spelletje of wat dan ook. Dit doen heel veel programmeurs thuis voor de lol erbij. Wil je dit thuis gaan doen, dan zijn er tegenwoordig heel veel barrières voor. Vroeger in de jaren 90, in mijn jeugd, was alles nog heel toegankelijk. Computers waren nog niet zo ingewikkeld en je kon letterlijk in je eentje een videogame bouwen met bijvoorbeeld Q-basis.  Tegenwoordig is dat niet meer, het is ook een miljoenenindustrie geworden. Er werken bijvoorbeeld zo 150 man aan zo’n spel. Dat zijn dan alleen nog maar de programmeurs, laat staan de grafische artiesten, de muzikanten, de scriptschrijvers, noem het maar op. Het is nu net zo’n grote industrie geworden als de filmindustrie. Dat wil dus zeggen, als je thuis iets leuks wil maken, dan moet je daar behoorlijk wat barrières voor overwinnen, door je heel veel en lang te gaan verdiepen om je tools onder de knie te krijgen, voor wat je wilt maken. Dat is heel tijdrovend om zo al die skills zelf in huis te halen.

Waar wij mee bezig zijn is om die barrières weer weg te halen, zodat je vrij eenvoudig en relatief simpel dingen kunt gaan bouwen. Het programma is dan nog wel interessant om iets leuks te maken, maar zonder dat je al te veel tijd kwijt bent om je er achter te komen, hoe iets werkt.’

WAT IS JULLIE DOELGROEP?

‘Wij richten ons op de markt op mensen, die geen tijd hebben zich zo te verdiepen in het programmeren,, maar die wel graag iets leuks willen maken. Ons product neemt die barrières dus weg. Het is een product, een programma, waar je andere programma’s mee kunt maken. Wij richten ons ook op de eindgebruikers en verkopen niet zo zeer aan commerciële bedrijven. Het is meer bedoeld voor de hobbyist en jonge mensen, die het leuk vindt zelf gemakkelijk wat te  bouwen. Vroeger deed ik dit ook heel veel en daarom ben ik ook heel enthousiast over dit product.’

HEBBEN JULLIE HIER OOK ONDERZOEK NAAR GEDAAN OF ER EEN MARKT VOOR IS?

‘Ja, dat is een goede vraag. Wij hebben geen marktonderzoek gedaan. Bij veel marktonderzoek weet je nog niet of jouw  product echt goed gaat lopen en op de markt wel zal aanslaan. Zo hebben wij ook maar een kleine markt nodig om succesvol te zijn. Wij zijn dus een A-typische startup in een aantal opzichten. Daar wij niet met investeerders werken is ons doel ook anders. Wij baseren de vraag voor ons product vooral op de feed-back, die wij krijgen van programmeurs. Die reacties houden wij in de gaten. Wat je steeds meer ziet in de software industrie is het begrip, fail-fast, faal snel. Dit wil zeggen, dat je erkent als je niet echt of het idee van je product gaan werken of niet. Dan is de enige manier om daar achter te komen om zo snel mogelijk een prototype van je product om de markt te zetten en dat door te ontwikkelen. Zijn er geen of weinig reacties op je product, dan ga je er niet verder mee door. Dit alle is dan gebaseerd op de reacties van je product. Zo staan wij er ook in.’

DAN IS HET DUS BEST HEEL SPANNEND OF JULLIE PRODUCT WEL ZAL AANSLAAN?

‘Het vreemde in de software industrie is dat het best heel veel tijd kost om iets te maken. Tijd is natuurlijk geld, maar als je het eenmaal hebt gemaakt, dan kun er je ook een miljoen kopieën van maken, wat weer niets kost. Als het dus goed gaat lopen, dan heb je het ook zo terugverdiend. 

Ja, alleen is het de vraag of dat dan gaat gebeuren. Wij zitten nu op het cruciale punt om het op de markt te gaan zetten. Ook daarin zijn wij een beetje A-typisch, want normaal doe je dat zo snel mogelijk, maar wij zijn al een jaar aan het bouwen en zijn nog helemaal niet naar de markt gegaan. Dat komt ook wel een beetje door wat wij aan het doen zijn. Het is best wel heel ambitieus project, dat heel ver gaat en heel breed is. Er is ook zoveel research voor nodig. Ik wil het zelf ook best zo snel mogelijk nu op de markt gaan zetten. Rik heeft dat wat minder.’

WAT IS DE REDEN DAN NOG DAT JE PARTNER  ER NOG MEE WACHTEN?

‘Een startup is heel stressvol. Alles in zo’n bedrijf is je eigen verantwoording. Alles moet jezelf regelen in ons geval. Wij hebben nu nog een financiële buffer, die wij los van elkaar hebben opgebouwd plus dat we nog een lening konden afsluiten bij een oude zakenpartner van Rik. Wij hebben daardoor nog een jaar, dat wij vooruit kunnen. Als het op de markt komt, moet het wel gaan werken, anders hebben wij een probleem. Zo hebben wij wel, zonder al nog  geld te vragen, een Alpha-versie op de markt gezet. Een Alpha-versie is een product, dat nog niet af is. Als je dit zo op de markt zet, kan je gewoon kijken wat voor reacties je krijgt. Zowel Rik als ik zijn heel perfectionistisch en om de grens te bepalen, wanneer het product nu goed genoeg is, is voor ons heel moeilijk. Omdat wij alleen werken is ook dit onze eigen verantwoording. Er is niemand, die tegen ons zegt, ‘nu is het genoeg’. Ik wist ook al van te voren, dat dat mijn grootste strijd zal worden. Dit is ook wat heel veel stress veroorzaakt. Programmeren is een extreem creatieve bezigheid, eigenlijk ben ik bezig te tekenen op het scherm. Maar toch is genoeg, genoeg. Wij hebben nu nog een jaar en dan moet het echt de markt op. Er staat wel al iets op de website makepad.nl, zodat mensen zien wat we aan het bouwen zijn. Zij kunnen ook al inschrijven voor updates. Je weet dan, dat kunnen potentiele klanten zijn. Dit is een logische gang om straks echt de markt op te gaan. Je moet zeer zeker niet ineens met een product komen. Dat werkt namelijk ook weer niet.’

ER IS DUS AL WEL WAT ZICHTBAAR OP JULLIE WEBSITE MAKEPAD.NL?

‘Ja, dat is er al. Maar er zijn meerdere contactpunten, waar wij ons product kunnen laten zien. Rik is al CTO geweest van een succesvolle startup en heeft ook veel volgers op Twitter bijvoorbeeld, waar ook veel developers zitten en hij wordt ook nog steeds regelmatig uitgenodigd naar Silicon Valley in San Fransisco. Wij gaan ook  regelmatig naar startup meetings in Amsterdam. Ook daar horen wij veel. Alleen is het nu bijna het punt, dat wij het moeten waarmaken. Zo zal in het eerste kwartaal 2020 we online een volgende versie neerzetten, waar wij ook al een bedrag voor willen gaan vragen. Dat is dan gelijk een mooie indicatie of mensen überhaupt willen betalen. Als nu blijkt dat niemand wil betalen voor een vroege toegang, dan moet je je afvragen of dit product gaat werken.’

DE SPANNING ZIT ERIN, MAAR STEL DAT HET PRODUCT TOCH NIET AANSLAAT. KENNEN JULLIE DAN NOG EEN PLAN B?

‘Ja, wij zijn natuurlijk al een tijdje bezig en ook al van verschillende gedachten veranderd. Het is soms heel frustrerend, dat je allemaal van die dromen hebt, die wel gerealiseerd kunnen worden, maar niet door mij. Dat ik precies die skills dan mis. Je fantasie gaat soms voorbij met wat je kan. Uiteindelijk hebben we al die vorige plannen gestopt en zijn meer in de richting van creating code toegegaan. Wordt dit het niet, dan moeten we wat anders gaan verzinnen. En natuurlijk hebben wij allang andere ideeën, mocht dit idee niet lukken. Wij denken dan aan bijvoorbeeld met een plan B aan eventueel een soort van vervanging het oude computerprogramma Flash, verder uit te werken. Dit programma is eigenlijk een stille dood gestorven, omdat Apple op een gegeven moment het niet meer ging gebruiken als ondersteuning voor de iPhone. Wij zouden ons product eventueel kunnen aanpassen voor de vervanger voor Flash, voornamelijk voor het maken van animaties en simpele spelletjes. Daar werd vroeger Flash veel voor gebruikt.

Mocht dat ook niet lukken, dan hebben wij zelfs een plan C. Wij hebben nu onze technologie gebouwd en als het niet als een product verkocht kan worden dan kunnen wij applicaties gaan bouwen voor anderen. Dan worden wij een soort van consultancy bedrijf, daar is deze technologie heel geschikt voor. ‘

MET ANDERE WOORDEN JULLIE BEDRIJF KAN NIET STUK?

‘Ja, wij zijn eigenlijk ook helemaal niet met een plan B of C bezig. Wij gaan dit eerste kwartaal 2020 het product op een goede manier in fases op markt zetten en daar gaan wij nu voor. Alle andere plannen hebben wij alleen in ons achterhoofd als mogelijkheden, eigenlijk meer niet. Er is geen einde aan dit bedrijf, daar zijn er nog te veel plannen voor, dat is wat ik er alleen maar aan toevoegen. Wij hebben er allebei ook nog heel veel plezier in. Voor mij is mijn werk ook mijn hobby. Dat is weer zoiets, dat ik mij bevoorrecht voel op vele andere mensen, die dit niet hebben.' Besluit Eddy Bruel. 'Maar voorlopig denken wij helemaal niet aan iets anders, dan dit product nu succesvol op de markt te krijgen.’

Eddy Bruel

Eddy Bruel

- Software-engineer -

Makepad BV

www.makepad.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

INTERVIEW met GÉ VAN DER AREND, Hovenier & Stratenmaker Arendtuinen

INTERVIEW met GÉ VAN DER AREND, Hovenier & Stratenmaker Arendtuinen

Je moet vooral goed kunnen luisteren.

Als je goed naar de mensen luistert,

kom je er pas echt achter wat ze willen.

Daarop baseer ik dan een tuinontwerp

en lever zo altijd zonder problemen mijn werk af.

Gé van der Arend (1958), is al 35 jaar hovenier van Arendtuinen in Kockengen en is nog steeds een enorm energieke persoonlijkheid, die het leven gewoon toejuicht. Hij heeft zijn hele leven heel hard gewerkt en uit zijn verhaal blijkt ook de passie voor zijn werk. Gé is een man, wanneer hij een opdracht aanneemt, ook alles helemaal zelf ontwerpt en uitvoert. Daar ligt zijn succes. Hij zet in feite, in een aangenomen project, zich zélf in. Dat heeft ook dit bedrijf zo bloeiend gemaakt. Met een verbazingwekkende energie word je in een boeiend verhaal  meegenomen van keihard werken en de blijheid, waarmee hij het uitvoert. Dit hele gesprek werd gevoerd in een fantastisch mooie, verbouwde oudhollandse keuken in zijn huis in Kockengen. Ook hier straalde alleen maar kwaliteit en warmte in uit. Dit is een verhaal over iemand, die niet alleen maar hard kan werken, maar ook heel veel liefde voor het leven zelf kent.

WAT WAS JOUW ACHTERGOND, VOORDAT JE HOVENIER WERD?

Gé van der Arend: ‘In mijn jeugd leefde ik op een boerderij, waar ik heb geleerd om hard te werken. Wij hadden thuis vee en een kaasmakerij, maar met deze achtergrond ben je natuurlijk nog geen hovenier. Nadat ik de MAVO had gedaan, was ik eerst een technische opleiding gaan volgen. Daar was ik na een half jaar al weer mee gestopt. Het bleek dat deze richting niets voor mij was om mee verder te gaan. Daarna ging ik naar de Middelbare Tuinbouwschool in Aalsmeer. Alleen was ik in die tijd nog best wel een redelijk ondeugende jongen en werden wij uiteindelijk met nog vier andere jongens van de opleiding gegooid. Ik was toen pas 17 jaar en vond die opleiding achteraf daar ook maar niks. Wel ben ik verder gegaan in Utrecht op de Middelbare Tuinbouwschool en deze opleiding lag mij veel meer. In Aalsmeer kreeg ik tijdens de opleiding zuiver bloementeelt en dat was ook voor binnenwerk en kassen bedoeld. In Utrecht was de opleiding gericht op bloemen en bomenteelt en dus juist voor het buitenwerk. In die opleiding ben ik in mei in het tweede jaar ingestroomd, wat normaal helemaal niet kan. Ik heb toen wel even heel flink gewerkt om alle achterstallige leerstof in te halen, dat is mij ook gelukt en kon daarna ook zó over naar het derde jaar. In dat derde jaar moest je stage lopen bij een boomkweker. Ik kwam toen bij een boomkweker in Boskoop terecht. Daar ben ik ook best wel een tijdje blijven hangen en heb daar heel veel gewerkt, ook in de vakanties en op mijn vrije zaterdagen. 

Het voelde goed door veel in die boomteelt te werken, dat buitenwerk trok mij wel aan. Zo ben ik kleine opdrachten, naast mijn stage, voor mijzelf voor tuintjes gaan doen. Dat waren kleine opdrachtjes op de vrije zaterdag. Ik ben iemand, die graag met zijn handen werkt en iets moois wil maken. Daarna moest ik nog een jaar weer gewoon naar school. Maar kreeg al de smaak te pakken in het hoveniersleven.’

HOE VERLIEP HET VERDER NA JE STUDIE?

‘Die opleiding in Utrecht heb ik succesvol afgerond, waarna ik eerst in loondienst bij de toenmalige hoveniers, Rietveld & van Beek, in Vinkeveen ben gaan werken. Het was een hoveniersbedrijf met twee afdelingen, Rietveld deed vooral de aanleg van de tuinen en van Beek het onderhoud. Deze hoveniers waren echt gespecialiseerd in het particulier werk. Dat hield in, dat wij het ontwerp, de aanleg en de uitvoering voor tuinen deden. Ik zat al gauw bij de afdeling aanleg, die Rietveld beheerde. Ik had direct een klik met deze man en vond het helemaal super om bij hem te werken. Hij maakte bijvoorbeeld heel relaxed een ontwerp op de achterkant van zijn sigarendoos, dat hij zoiets op die manier deed, vond ik prachtig.’ 

Gé van der Arend in actie

WAAROM BEN JE TOCH BIJ DAT HOVENIERSBEDRIJF WEGGEGAAN?

‘Ik werkte daar rond 1970 en was wel nog een jonge jongen, maar ik kreeg zo weinig betaald, dat ik toch naar iets anders ben gaan zoeken. Uiteindelijk kon ik naar van Vliet in Harmelen komen, die voor gemeenten werkte. Daar verdiende ik veel beter. Alleen dat werk was voor mij weer helemaal niets. Ik zat bijvoorbeeld een hele zomer alleen maar op een maaimachine. Dat bleek het dus ook niet te zijn en toen dacht ik: “dan ga ik maar bij de gemeente Bussum werken.“ Daar werd ik ook direct aangenomen en begon daar vol goede moed. Omdat ik iemand ben, die van aanpakken houdt, was ik binnen drie maanden voorman van een wijk. Ik was toen nog best jong en dat konden mijn collega’s slecht accepteren. Op een gegeven moment daalde daar de rust wel in en liep de samenwerking later gewoon goed met ze. Het was alleen even in het begin spannend, hoe dat zou uitwerken. Maar het evenwicht was snel hersteld.’

NA HET WERKEN IN LOONDIENST BIJ DE GEMEENTE IS ER TOCH  EEN KENTERING GEKOMEN?

‘Ja, na een jaar of vier daar te hebben gewerkt is mijn oudste dochter geboren. In die tijd was het nog best heel nieuw, dat je ouderschapsverlof kon krijgen. Dat vond ik wel een goed idee en ben toen één dag per week korter gaan werken. Deeltijd werken werd best heel populair toentertijd. Ik ben zo twee volle dagen in de week, vrijdags en zaterdag, voor mijzelf gaan werken. Dat bestond met name uit opdrachten voor het aanleggen van tuinen.’

HOE KWAM JE AAN JE OPDRACHTEN, HOE STARTTE DAT?

‘Het was net in de tijd van de crisis, dus een heel slechte tijd om een onderneming op te starten, de hypotheekrente was toen nog 12 à 13%. Daar heb ik dan ook mee gewacht. Ik heb nog wel wat offertes van die tijd, maar het krijgen van opdrachten was toen minimaal. Ik bleef wel opdrachten krijgen, maar het was echt allemaal marginaal. De opdrachten kwamen voornamelijk via mond op mond reclame. Het is gek, maar waar, ik heb nog nooit hoeven te adverteren. Ik woonde toen nog in Vinkeveen en via ooit één kleine advertentie is het direct gaan lopen. Langzaam aan, maar dat gaf niet. Ik had nog mijn baan. De hoeveelheid opdrachten groeide zo goed, dat ik op een gegeven moment nog maar één dag in de twee weken bij de gemeente Bussum werkte. Ik kreeg langzamerhand een heel volle agenda met opdrachten en ben toen ook uiteindelijk gestopt bij de gemeente. Daar was een manier van werken, die niet bij mij paste. Er zat geen vaart in het werk, bijvoorbeeld bij de minste dreiging van regen, wilden mijn collega’s al schuilen, daar houd ik niet van. Ik wil kunnen doorpakken en niet zo snel het erbij laten. Zo is mijn bedrijf heel langzaam gegroeid, door gestaag aangeboden afspraken na te komen, goede schetsten te maken van tuinaanleg, enz.’

 

EINDELIJK WAS JE HELEMAAL ZELFSTANDIG ONDERNEMER, WAT IS JOUW WERKWIJZE?

‘Ja, de overgang is zo vloeiend verlopen, dat het niet een grote overgang voor mij was. Mijn werkwijze is zo, dat ik alles zelf uitvoer, zowel het straatwerk, als de verlichting, hout, bomen, de aanleg, het ontwerp, noem het maar op. Moet ik een muurtje aanleggen, dat haal ik er wel een echte metselaar bij, hoor. Dat is wel het mooie van dit vak, dat het zo afwisselend is. Je kan het niet zo gek bedenken, of ik doe het. Alleen werk ik alles buitenshuis, ik doe niets binnenshuis. Door de hoveniersschool heb je een enorme hoeveelheid plantenkennis opgedaan. Wij moesten op het examen wel 400 potjes met verschillende Latijnse benaming kunnen aanwijzen. We kregen zelfs Latijn bij de opleiding. Maar ook merk ik, dat ik een soort van fingerspitzengefühl voor dit vak heb. Dat moet je ook hebben. Ik had ook al gauw door hoe een hoveniersbedrijf werkt. Ik maak zelf altijd eerst een afspraak met de klant en bespreek alles door wat ze willen, wat voor kleur bloemen, wil je groen dragende bomen of juist niet, wil je een waterpartij, moet het een landelijke tuin zijn of een strakke, enz., enz. Zo voorkom je problemen, dat ze het halverwege het uitvoeren van de opdracht toch niet zien zitten. Zo heb ik een keer, jaren geleden bij de start van mijn bedrijf, een ontwerp gemaakt voor een klant, een heel gedetailleerd beplantingsplan, maar die klant zei, uiteindelijk, dat hij het toch niet mooi vond. Zo ging uiteindelijk de deal niet door. Voor mij zat daar heel veel tijd in en dat was ook gelijk het laatste beplantingsplan dat ik zó gedetailleerd gemaakt heb. Als het achteraf niet wordt gewaardeerd, kost mij dat te veel tijd. Ik maak nu een losse schets van een ontwerp, die nog vrijblijvend is en waar ze niet voor hoeven te betalen. Dat doe ik nog steeds handmatig en niet digitaal. Dat werkt voor mij het prettigst. Deze ontwerpen, die meestal worden goedgekeurd, heb ik nog niet volledig met de planten er in verwerkt. Dat doe ik dan daarna in overleg met de klant. Bij een losse schets hebben ze dan vaak een beter beeld. In dat gesprek vraag ik ze dan pas, wat voor kleuren ze willen en welke soort bomen en planten.‘

Tuin aangelegd door Gé van der Arend

GING HET OOK WEL EENS FOUT MET KLANTEN?

‘Eigenlijk nooit, maar er zijn natuurlijk wel eens spannende momenten voorgevallen. Ik zal het nooit meer vergeten dat  ik in mijn beginperiode in Uithoorn een tuin moest aanleggen, waarvoor een bedrag van 1700 gulden moest worden betaald. Toen mijn opdracht klaar was, zei hij gewoon dat hij het geld niet had. Ik vroeg hem, “waarom heb je dan deze tuin laten aanleggen. Nu moeten we maar een regeling gaan treffen op dit op te lossen”. Er kwam een regeling, dat hij 100 gulden per maand in termijnen zou terugbetalen. Ik ben toen al die maanden in Uithoorn elke keer 100 gulden bij hem gaan ophalen. Ik was er best wel een beetje moe van dat heen en weer reizen om dat geld steeds op te halen. Wel heeft hij uiteindelijk het hele bedrag betaald. Maar het mooie was, dat hij bij de laatste betaling vroeg, zonder blikken of blozen, of ik ook niet nog zijn voortuin wilde doen. Dat heb wel ik heel vriendelijk, maar resoluut afgehouden....’

HOE GA JIJ HET CONTACT AAN MET EEN NIEUWE OPDRACHT?

‘Meestal word ik gebeld, tijdens het telefoongesprek worden er al gauw vragen over prijzen gesteld, maar ik ga geen prijzen noemen door de telefoon. Het nadeel van internet is dat klanten eerst de prijzen nagaan en opvragen. Ik zeg dan altijd, dat ik eerst wil komen kijken. Vaak hebben ze al een enorme tekening laten maken, ik  geef ze dan eerst advies aan de hand van die tekening. Vaak geef ik ze gelijk nog wat advies en nog wat aanwijzingen hoe het beter kan. Het blijkt ook dikwijls dat ze meerdere collega’s hebben uitgenodigd, maar daar begin ik niet aan. Ik wil goed werk leveren en niet marchanderen met andere hoveniers, die allemaal op hun eigen manier werken. Ja, dat begrijpen ze meestal wel, maar voor hun hangt het ook weer wel van de prijs af. Het is gek, maar als ik bij een nieuwe klant kom, heb ik eigenlijk altijd al bij de eerste ontmoeting een gevoel of het wat gaat worden of niet. Dat heb ik meestal gelijk in de gaten. Bij één van mijn eerste opdrachten, waarover ik net sprak, wist ik ook gelijk na een uur dat het niets zou worden. Ik had daarvoor al een heel gedetailleerd ontwerp gemaakt. Wel had deze klant nog netjes afgebeld. Ik ben daarin misschien nog ouderwets, maar ik maak altijd een offerte op basis van een schets en van die tekening maak ik ook een plaatje en die kom ik dan persoonlijk brengen. De onderhandelingen gaan nooit per mail, altijd in een persoonlijk gesprek.’

WAAROM GA JIJ ALTIJD EERST PERSOONLIJK NAAR DE KLANT?

‘Door het persoonlijke contact met de klant ontstaat er een band, waar ook de klant een goed gevoel bij heeft. Bij een afspraak, die goed is doorgesproken, voer ik het ook helemaal zelf uit. Maar dan weet ik ook precies wat zij met hun tuin willen. De opdrachten variëren van nieuwbouwtuintjes, dat net postzegels zijn, tot bijvoorbeeld in Oudewater, waar ik een tuin van 2000 m2 heb aangelegd. Dat maakt mij dus niet uit, ik ga altijd persoonlijk het gesprek aan.’

HOE KOMT ZO’N GROTE OPDRACHT TOT STAND?

‘Dat kan op verschillende manieren. Deze opdracht in Oudewater kwam van een klant, die een tuinarchitect een tekening had laten maken, en haalde mij erbij om het uit te voeren. Daar heb ik ook geen moeite mee. Die architect gunde juist mij het werk en zo kwam ik bijvoorbeeld aan deze grote klus. Zélf maak ik alleen maar losse schetsjes, meer heb ik niet nodig. Daarna maak ik een maatplan en reken bijvoorbeeld uit hoeveel tegels ik nodig heb, en dat zet ik dan op schaal in een tekening. Veel mensen kunnen dat anders niet zo gauw visueel voor zich zien. Normaal zit een ontwerp van een tuinarchitect vol met ingewikkelde Latijnse namen, waar de klant vaak niets mee kan. Die denken dan: ”wat is dat allemaal?” Bij de schetsen die ik maak, gaan de klanten gewoon wel vaak op mijn ervaring en kennis af. Zo legde ik een keer een enorme tuin aan in Amsterdam Oud Zuid en tijdens het werk zagen de buren dat ook en binnen het jaar had ik de ene buur aan de rechterkant als klant en later ook de andere buur van de linkerzijde. Maar dat werkt alleen als je wel een mooie tuin kan aanleggen.’

ZIJN TUINEN OOK NIET AAN EEN MODEBEELD ONDERHEVIG?

‘Zeker weten, vroeger waren de tuinen opgebouwd uit bielzen, grindtegels, hei en coniferen met wat bloembollen. Dat was het wel, voor de rest niets. Dat is nu wel anders. Nu zijn het vooral strakke tuinen met vooral de kleuren lila, wit, roze en paars. Ik heb nu ook heel veel tuinen aangelegd met gigantisch veel planten met hele borders. Ook heb ik een keer bij Piet Jonker, een antieke- en oude bouwmaterialengroothandel, een tuin aangelegd, die was ontworpen door Piet Oudorp, tuinarchitect van o.a. het WTC-centre, die heel veel speelt met Buxussen, en Taxuswolken, dat is nu heel erg in. Dat was voor mij helemaal prima en heb dat ook helemaal zo uitgevoerd. Dat was dan een opdracht zonder dat ik het ontwerp had gemaakt. Dat kan ook. Vroeger legde ik tuinen aan met wel 50 soorten planten, tegenwoordig ben ik al met tien soorten klaar. Het is voor mij allemaal prima. Zelfs ben ik overstag gegaan met het aanleggen van kunstgras. Dit jaar heb ik al vier kunstgrasmatten neergelegd. Tegenwoordig heb je ook wel hele mooie soorten, maar ja, het blijft kunstgras, het blijft in mijn ogen nep. Er zijn soms in tuinen ook wel zoveel schaduwplekken, dat echt gras ook geen kans heeft, dan adviseer ik wel kunstgras. Net zo ook onder schommels en trampolines, waar natuurlijk echt gras niet houdbaar is. Zo lever ik voor ieder zijn ding. Ik doe eigenlijk alles vanuit mijn gevoel in mijn werk, ook deze keuzes.’

HEB JE WEL PERSONEEL IN DIENST?

‘Ja, ik heb een ZZP-er in dienst. Hij kan heel goed werk uitvoeren en is heel goed in zijn werk. Voor mij is het een voordeel, dat ik een klein bedrijf heb. Ik heb ook nooit groter willen groeien met deze onderneming. Nu kan ik met een schets, die ik in overleg maak, het plan ook zelf aansturen. Ik heb het hele project in eigen hand en onder controle. Daardoor ben ik ook flexibel, want als de klant het toch nog even anders wil, kan ik dat zo aanpassen. Het is gewoon een heel kort lijntje met de klant, dat vind ik een voordeel. Voordat ik die ZZP-er aannam, werkte ik jaren alleen. Ik krijg gewoon pijn in mijn buik van personeel.’

DAT JE NIET WILT GROEIEN MET JOUW ONDERNEMING, HEEFT DAT NOG EEN REDEN?

‘Ik heb drie dochters, van wie er één op een gegeven moment op kamers ging wonen in Amsterdam. Zij ging daar studeren. Doordat ik veel langs de weg zit, kwam ik op een gegeven moment in gesprek met een klant, waar ik een tuin voor aan het aanleggen was, dat ik op zoek was  naar een kamer voor mijn dochter. Hij had op dat moment een appartement in Amsterdam te koop, dat wat voor mijn dochter bleek te zijn. Na een enorme renovatie, die ik zelf heb uitgevoerd, konden daar meerdere studenten in wonen. Zodoende was het voor mij haalbaar, dit avontuur aan te gaan. Na zoveel jaar heb ik respectievelijk verschillende appartementen erbij kunnen kopen, die allemaal aangrenzend zijn. Zo bezit ik vier appartementen in Amsterdam, die ik verhuur. Ook daar komen natuurlijk inkomsten van en hoef ik niet alleen van het hoveniersbedrijf te leven. Dat maakt het wel heel relaxed. Mijn dochter woont overigens nog steeds in één van die appartementen. Het tuinwerk is ook bijna mijn hobby.’

HOE VERGING HET JOU TIJDENS DE CRISIS, DAAR ZAT JIJ MET JE BEDRIJF MIDDEN IN?

‘De crisis begon in feite in 2008, maar toen kon ik nog redelijk aan het werk blijven. Dat viel eigenlijk niet tegen. Maar in 2015 begon het voor mij echt zwaar te vallen, want ik heb jaren een ZZP-er in dienst gehad, wel 8 jaar, maar die moest ik ontslaan. Ik had voor mijzelf al geen eens werk meer. Dat was wel ingrijpend, die man was een topper met werken.’

HOE HEB JE DAT OPGEVANGEN?

‘Ja, Ik had natuurlijk mijn huurinkomsten, al was dat toentertijd een heel klein beetje. Ook heb ik achter dit huis nog loodsen staan, die ik verhuurde. Maar ik ben gewoon geen stilzitter, en ben bij Planta, een groothandel in planten en bomen in De Bilt, als ZZP-er gaan werken als vrachtwagenchauffeur. Door mijn werk kwam ik al heel vaak bij Planta en de  eigenaar kende mij goed. Dat maakte dat ik daar gelijk kon beginnen. Ik vond dat prachtig werk. Dat heb ik wel een jaar gedaan. Ik heb zelfs in die periode nog mijn basiskwalificatie gehaald voor het grootrijbewijs, Code 95. Ik dacht: als de crisis aanhoudt, dan blijf ik gewoon vrachtwagenchauffeur. Planta is voor mijn werk, het perfecte bedrijf. Vroeger moest ik ook  altijd het assortiment aan bomen en planten bij allerlei verschillende kwekers bij elkaar zoeken en ophalen. Dat is gewoon heel tijdrovend werk. Op een gegeven moment had ik een handelskweker in Boskoop, waar ik mijn lijstje zo kon opgeven en dan zorgde hij dat het  bij elkaar werd afgeleverd. Bij de aanleg van een tuin heb je van alles nodig, dat je ook eerst allemaal moet uitzoeken en bestellen. Planta heeft dus alles aan beplantingen van waterplanten, vaste planten tot grote bomen aan toe. Je kan het zo bestellen of je kan er zo heen om het ter plekke uit te zoeken.’

 In 2016 trok het werk weer aan en daarna ging het binnen het bedrijf al heel snel weer beter. Maar die gouden jaren als daarvoor heb ik nooit meer gehad.’

HOE KOMT HET DAT JE NA DE CRISISTIJD HET NOOIT MEER ZÓ GOED HEBT GEHAD?

‘Het nadeel van deze tijd is, dat je tegenwoordig alles via het internet kan doen. Ze kunnen elke tegel en detail al uitzoeken op prijs. Vaak hebben ze ook al onderdelen gekocht en vragen dat of ik dat dan wil maken. Dat wil ik wel doen, maar geef ze geen garantie daarop. Je kan wel via internet bomen bestellen bijvoorbeeld, maar die kunnen vervolgens wel 14 dagen of 3 weken boven de grond hebben gelegen. Die bomen zijn al verdroogd. Als ik die dan in een tuin zet, wil ik daar geen garantie op geven. Dat is het nadeel om op die manier  te moeten werken. Wel wordt er nu weer gelukkig veel meer gebouwd, dat voel je gelijk, dan heb je ook weer completer werk.’

HOE BEN JIJ DAARNA WEER VERDER GEGAAN?

‘Ik zit meestal voor een opdracht twee of drie weken op dezelfde plek. Als ik ergens aan begin, werk ik de opdracht eerst helemaal af, voordat ik aan een volgende opdracht begin. Dat is voor de klanten ook heel prettig, want dan zitten ze niet zo lang in dat proces. Doordat ik heel goed kan organiseren, vooral als er derde partijen nodig zijn of als ik machines moet huren, heb ik dat plan logistiek gewoonlijk al helemaal klaar.

Zo’n project overzie ik ook helemaal van te voren en dat werkt heel efficiënt. Dat verdien je op die manier terug. Bij een offerte die hoger is dan € 100.000,00, vraag ik een aanbetaling van 25 à 30 % van de hele som. Maar als een klant zelf heel zwaar zit, dan kan ik daar best op inspelen en een regeling treffen. Ik heb nog nooit gehad, dat er wanbetalers waren en ik bedragen moest wegboeken. Achteraf bij een klacht over het werk, kom ik ook altijd gelijk kijken en ga in gesprek om het op te lossen. Soms wordt er zelfs heel lang gewacht, voordat ze bellen. Dan zeg ik ook gelijk: “waarom belde je niet direct?”.’

JE WERKT HEEL HARD, HOE ZIET JOUW WEEK ERUIT? 

‘Ik werk bijna 6 dagen in de week van 60 tot 80 uur. Op maandagavond maak ik de facturen, dinsdagavond de offertes, woensdag- en donderdagavond ga ik naar de klant toe en vrijdagavond naar het café. Alle voorbereidende boekhouding doe ik zelf en heb een accountant voor de jaarrekening en belasting. Maar de btw-aangiftes doe ik bijvoorbeeld weer zelf. Nu is de laatste jaren veel gedigitaliseerd, ook in de boekhouding. Echt, dat kost met al dat scannen van die facturen en bonnen mij veel meer werk, dan gewoon een ordner afleveren aan de boekhouder. Ik ben daar niet zo blij mee, maar begrijp het wel. Mijn vrouw werkt in de thuiszorg en heeft haar eigen baan. Ze is niet betrokken bij mijn zaak en dat is helemaal goed zo. Wel vraagt ze zich steeds meer af, wanneer ik wat minder ga werken, maar in mijn werk zie ik nog steeds nieuwe uitdagingen en elke dag sta ik nog heel vroeg op en word ik weer blij dat ik weer kan beginnen met mijn werk.' Aldus Gé van der Arend.

Gé van der Arend zittend bij bord

GÉ VAN DER AREND: ADVIES VOOR STARTERS

  • Zorg dat je gezond blijft, als je fysiek zwaar werk moet leveren, moet je het fysiek wel blijven aankunnen.
  • Je moet goed tegen stress kunnen, er zijn altijd perioden, die je niet kan voorkomen en stressvol zijn. 
  • Zorg op tijd voor je ontspanning in je leven.
  • Zit boven op je werk, wat je doet, wees gefocust.
  • Is er binnen je project iets wat je niet zelf kan, durf dat uit te besteden.
  • Heel goed luisteren naar de klant, wat hij wil, daar voorkom je heel veel problemen mee.
  • Stel niet te gemakkelijk werk uit, morgen is het al te laat.
  • Heb plezier in wat je doet, haal er ook je levensvreugde uit.

Gé van der Arend

Hovenier en stratenmaker

Arendtuinen Kockengen

Portengen 51

3628 EC Kockengen

Telefoon: 0346-241 411

Website : www.arendtuinen.nl

Email: info [at] arendtuinen.nl

 

 

INTERVIEW met DIEUWERTJE GORDIJN, eigenaresse Bistrot de Alpes

INTERVIEW met DIEUWERTJE GORDIJN, eigenaresse Bistrot de Alpes

 

We zijn na het Franse avontuur

in de Haute-Savoie,

waarna ik dacht nooit meer een eigen bedrijf te willen,

er achter gekomen,

dat wij juist heel goed kunnen samen werken.

Zo zijn we in Nederland 

weer met deze bistro verder gegaan.

HOE KOM JE ER TOE OM EEN RESTAURANT TE BEGINNEN?

‘Ja, dat is een goeie vraag. Ik ben begonnen met een één-jarige opleiding toerisme om met die opleiding iets in de luchtvaart als stewardess of iets met hotels, in ieder geval iets in die richting, te gaan doen. Aan het eind van mijn studie heb ik op een camping aan de Franse westkust gewerkt. Daar zat ik drie maanden in een animatieteam voor kinderen. Dat vond ik erg leuk om te doen, maar ik was toen net achttien jaar en wilde nog verder studeren. Dat werken met kinderen vond ik echt zo leuk, dat ik voor de PABO heb gekozen. Deze opleiding heb ik helemaal afgemaakt, hoewel ik tijdens mijn opleiding al wist dat ook dit niet helemaal bij mij paste. Wel heb ik na mijn studie zelfs nog een jaar voor de klas gestaan.

In die tijd had ik al een relatie met Thibault, mijn huidige partner, met wie ik sinds een jaar getrouwd ben. Hij had altijd al de ambitie om een restaurant te openen. Ook had ik tijdens mijn studie al veel bijbaantjes in de horeca en zag het daarom wel zitten om samen met hem dit idee aan te gaan. Mede omdat wij in onze toenmalige werkgebieden elkaar zo bitter weinig zagen. Ik stond overdag voor de klas en hij werkte ’s avonds als kok in een luxe restaurant met een fijne keuken.’

HET IDEE WAS NU ONTSTAAN OM SAMEN VERDER TE GAAN, WAAR HEBBEN JULLIE TOEN DAT RESTAURANT GESTART?

‘Nadat ik het schooljaar voor de klas had afgemaakt, zijn we in 2010 naar Frankrijk verhuisd. Wij hadden tijdens dat jaar een restaurant gevonden in de Franse Alpen in de buurt van het dorpje Annecy, boven op een berg. Dat was achteraf allemaal wel heel avontuurlijk.’

JULLIE ZIJN GESTART MET EEN RESTAURANT IN FRANKRIJK, WAS DAT NIET HEEL INGEWIKKELD?

‘Voor Thibault juist niet, want hij is van origine Fransman en komt uit die streek. Terwijl ik nog mijn schooljaar voor de klas afmaakte, was hij dus al naar Frankrijk verhuisd. In Frankrijk is hij in de regio Haute-Savoie bij zijn ouders en familie een geschikte locatie gaan zoeken. Wij wisten al dat wij ons in die streek wilden vestigen en een restaurant wilden openen. In dat jaar heeft hij heel hard gewerkt en veel gespaard en tegelijkertijd gezocht naar een geschikt restaurant, dat te koop stond.

Zelf kwam ik regelmatig langs om mee te beslissen, als we wat geschikts zagen. We hadden op een gegeven moment in een heel klein dorpje, Montmin, een restaurant gevonden, dat we allebei geschikt vonden. Boven het restaurant was tevens een woonhuis. Het was op dat moment een compleet plaatje. Het dorpje, Montmin, in de Alpen was zo klein, het had maar 300 inwoners. Nadat ik alles in Nederland had afgerond, verhuisde ik ook naar Frankrijk en daar hebben we in december 2010 officieel het restaurant geopend.’

HOE IS DIE KOOP VAN HET RESTAURANT VERLOPEN?

‘Je koopt bij een restaurant voornamelijk de goodwill en de naam, maar dat is eigenlijk gebakken lucht. Wij hadden bijvoorbeeld al gelijk de naam van de zaak veranderd en ook het restaurant een heel andere identiteit gegeven. Maar je moet eerst door die koop heen, de goodwill is het enige wat ze kunnen bieden en dat koop je dan. Daarna wordt het spannend, hoe het na die nieuwe identiteit en verbouwing zal gaan lopen.’

HOE DEDEN JULLIE DAT FINANCIEEL?

In Frankrijk is er een regeling, dat als je in de ww zit, kan je subsidie krijgen van de staat om een bedrijf te openen. Thibault heeft eerst een zomerseizoen heel hard gewerkt en vervolgens één maand ww aangevraagd om van de regeling gebruik te maken. Thibault is officieel Fransman, dus het was voor hem ook mogelijk om die subsidie aan te vragen. Ook mijn ouders en Thibault’s ouders hebben ons heel goed financieel ondersteund. In Frankrijk moet je namelijk 30% van het aankoopbedrag zelf inbrengen. Thibault had dat zomerseizoen in Frankrijk zo veel gewerkt, dat hij helemaal geen tijd had om ook maar iets uit te geven, de financiële steun van onze ouders én de subsidie van de Staat, maakte alles bij elkaar de aankoop van het restaurant mogelijk. De rest van het bedrag kwam van de lening van de bank.’

 

TOEN KWAM HET MOMENT DAT JULLIE HET RESTAURANT KONDEN OPENEN?

‘Dat was heel spannend natuurlijk. We zijn gewoon begonnen door heel hard te gaan werken, maar als ik er nu op terugkijk, denk ik: “oef, hoe hebben we dat gedurfd en gedaan.” Het was ook echt in een heel klein dorpje met een heel hechte gemeenschap. Het bleek dat we ons echt moesten aanpassen aan de leefwijze van het dorp. Het was namelijk hét restaurant van het dorp en ook zíj hadden verwachtingen. Daar moesten wij op inspelen. Dat is goed gegaan, want toen wij na jaren weggingen, vonden zij dat heel erg. Wij hebben daar tot nu toe vrienden aan overgehouden, die wij nog regelmatig zien, als wij daar inkopen doen voor onze huidige bistro in Nederland. Na ons zijn er nog verschillende eigenaren geweest, die het niet in dat dorpje hebben gered. Nu zit er een jong stel in, dat het weer prima doet. De gemeenschap neemt dat stel wel op. Het restaurant was de Bistro van het dorp en een soort van dorpshuis. Als een dorpeling een auto van een vriend op het parkeerterrein van het restaurant zag staan, dan ging hij ook gewoon naar binnen. Zo zaten aan het einde van de avond wel tien man om een tafel te eten en te drinken.’

HOEWEL HET ZO’N KLEINE DORPJE WAS, KWAMEN ER NOG WEL GASTEN VAN BUITEN HET DORP?

‘Ja zeker, er kwamen vooral toeristen langs, het was een behoorlijke toeristische streek. Alleen wij zaten net op een punt dat niet heel gunstig was. Het is een heel mooi natuurgebied met vijf restaurants. Alleen wij waren het hele jaar open, vooral voor de behoefte van het dorp. Bovenop de berg had je een enorm mooi uitzicht op het meer van Annecy. Wij hadden met ons restaurant, dat lager en aan de andere kant van de berg lag, dat uitzicht net weer niet. Toeristen gingen in eerste instantie allemaal dáár heen en als er geen plaats meer was, kwamen ze naar ons. Het was voor ons dus heel moeilijk klanten te trekken, want dat uitzichtpunt was de reden dat ze ons voorbijreden. Wij moesten ons dus heel zichtbaar maken voor de toeristen. In die jaren heeft vooral het dorp en bewoners uit de regio ons onderhouden. Alleen in het hoogseizoen, de winter, hadden wij een voordeel, omdat wij aan een skipiste zaten, die onderhouden werd door vrijwilligers uit het dorp. Weliswaar een heel kleintje, maar toch. Dat was de reden dat dit restaurant daar ooit neergezet is, oorspronkelijk zelfs als een picknicklokaal voor na het skiën. Maar in die periode zaten wij dus weer goed, alleen viel er niet elk jaar sneeuw. We zaten daar op ongeveer 1000 meter en dan is de sneeuwval heel wisselvallig. Toch hebben wij nog vier jaar dit restaurant gehad.’

WAAROM ZIJN JULLIE DAAR DAN TOCH WEER WEGGEGAAN?

‘We hadden periodes dat je dagen moest wachten op gasten. Het was niet gemakkelijk om de zaak continue vol te krijgen. Vele uren gewacht op klanten, want je moest er natuurlijk wel altijd zijn. Ook bleek na die vier jaar dat we niet verder konden groeien. Het aantal klanten nam niet verder toe waardoor je jezelf niet verder kon ontwikkelen. Er zat gewoon niet meer in. Bijvoorbeeld op zondag had je wel 30 gasten, maar op de maandag helemaal niets.  We moesten creatief omgaan met inkoop van de producten en voor een deel diepvries producten gebruiken. 

Ook versimpelden we de kaart. Dat was met name voor Thibault een punt, dat was voor hem met name de reden dat hij weer wat anders wilde gaan doen. We voelden ons hier echt stilstaan. We werkten 6 tot 6 1/2 dag per week en verdienden haast niets. In Frankrijk is het veel moeilijker dan in Nederland om een eigen bedrijf te runnen. Je wordt bijvoorbeeld belast op je inkomen, maar ook nog een keer op je omzet. Dat is een dubbele belasting, en daar blijft het niet bij. Er zijn nog allerlei belastingen op je inkomen, die wij hier in Nederland niet kennen. We hielden letterlijk haast niets over. Driekwart van het inkomen gaat naar de belastingen. We vonden dat we hier geen leven op konden bouwen. Ik kreeg heimwee naar Nederland en wilde stoppen met een eigen bedrijf. Ik had al bedacht dat ik weer voor de klas wilde gaan staan.’ 

WEER TERUG NAAR NEDERLAND EN DAAR DE ‘BISTROT des ALPES’ OPGEZET, HOE VERLIEP DAT?

‘We konden het bedrijf goed verkopen, hoewel we er wel een jaar over hebben gedaan. Uiteindelijk verkochten we het voor dezelfde prijs als waarvoor wij het hadden gekocht. We verkochten het net in een heel moeilijke tijd. Het pittige was alleen als je besluit het te willen verkopen, dat je wel moet doorgaan totdat het verkocht is. Dat was echt heel moeilijk, zeker toen we het verkocht hadden en al in Amsterdam een huis hadden gehuurd, dat de verkoop toch nog geannuleerd werd. We moesten toen nog wel de huur in Amsterdam voor zoveel maanden betalen en ook weer een seizoen verder in Frankrijk. Dat was even een heel zware tijd. Wel hebben wij het uiteindelijk goed kunnen verkopen, mede omdat wij al een deel van de hypotheek hadden afgelost in die jaren. Dat maakte het mogelijk dat wij wat geld hadden overgehouden aan de verkoop en konden dan met dat geld het nieuwe restaurant Bistrot des Alpes in Amsterdam goed mee financieren.

Wel zijn we na de verkoop van het Franse restaurant eerst naar Nederland gekomen zonder dat we al een optie op een nieuw restaurant hadden. De eerste maanden in Nederland hebben we eerst alles samen op een rijtje gezet en kwamen we erachter dat we wel weer samen een zaak wilden openen. Uiteindelijk heb ik helemaal niet meer voor de klas gestaan. Dat is wel weer heel grappig. Het besluit om weer samen te gaan werken, voelde het beste aan. We zijn in die tijd er achter gekomen, hoe Thibault en ik goed samen kunnen werken.’

HOE ZIJN JULLIE UITEINDELIJK AAN DEZE LOCATIE GEKOMEN?

‘Ook dit keer weer gezocht via horecamakelaars. We zochten natuurlijk iets binnen ons budget en wilden een locatie binnen Amsterdam. Het bleek dat deze zaak toentertijd te koop was en het past heel erg bij ons. Dit was wat we zochten. Wij zijn rond Kerst gaan kijken en in februari hadden wij de sleutels.’

 

DIT IS WEER EEN RESTAURANT OPBOUWEN EN OOK DEZE BISTRO LIGT WEER NIET ECHT IN DE LOOP?

Ja, daar hebben wij ook over nagedacht, maar we wisten dat we een goed concept hadden. Thibault wist vanaf het begin heel zeker dat deze plek goed zou gaan lopen. Ik was er nog best heel zenuwachtig over. Door de locatie waren de huur en de goodwill wel weer heel betaalbaar. Anderzijds is het ook juist weer een geweldige locatie, want Carré zit aan de overkant van de Amstel en de Utrechtsestraat zit om de hoek. Het blijkt dat voor het concept van deze bistro mensen echt wel willen omlopen.

Maar een zaak opbouwen blijft altijd spannend in het begin. Bij deze bistro kwam het eigenlijk al heel gauw op gang en we hebben zelfs nog nooit een avond gehad dat er niemand kwam. Het Parool kwam al snel langs voor een recensie en daar kwamen gelijk daarna heel veel mensen op af. Ook maken we nu gebruik van Tripadvisor, Facebook en onze eigen website, waar je kan reserveren.’

JE HEBT HET OVER JULLIE CONCEPT, WAT IS JULLIE CONCEPT?

‘Wij hebben een restaurant met de specialiteiten uit de Franse Alpen, dit concept hadden wij ook in Frankrijk. Dat betekent dat wij op het menu fondue, raclette, enz. hebben, maar met de specialiteiten, zoals de wijnen, kazen, etc. uit de Alpen. Wij rijden dan ook zelf elke zes weken voor drie dagen op en neer naar de Alpen om zo alle originele producten in te kopen. Ook de hele bistro ademt de sfeer van een berghut uit de Alpen. Tot voor kort stond er ook een echte skigondel in, waar je koffie in kon drinken. Die hebben we nu ergens opgeslagen, omdat wij meer ruimte wilden voor grote groepen gasten.  Dat is dan weer even kijken, hoe dat uitwerken gaat.’

 

HIER HANGT ECHT DE SFEER VAN EEN BERGHUT IN DE ALPEN, ZO HEBBEN JULLIE DAT VAST NIET GEKOCHT?

‘Nee, toen wij het kochten, was het hier heel minimalistisch. Alles was zwart en wit. Het restaurant was van Jean Bedington, een bekende kokkin, maar wij hadden het al weer van iemand anders gekocht, die het in diezelfde stijl had gehouden. Nadat wij de sleutels hadden gekregen, hebben wij het met vrienden in tien dagen zelf helemaal verbouwd tot wat het nu is. Het is als een chalet met heel veel ruw hout, dat veel sfeer geeft. In die dagen hebben we niet alleen verbouwd, maar ook de hele keuken schoongemaakt, e.d., alles tot in de puntjes geregeld en eigen gemaakt. Daarna gingen we gelijk open. Wel zijn er de afgelopen periode stoelen en tafels verwisseld. Je verandert wat en zo groeit het langzamerhand steeds verder uit. Er is ook steeds meer personeel nodig om de drukte aan te kunnen. Vandaar dat we naar meer ruimte zochten in de bistro en de skigondel hebben moeten verwijderen en moeten opslaan. Het werkte niet goed meer, het werd een sta-in-de-weg. Nu kunnen er meer tafeltjes staan en gemakkelijker lange tafels worden gemaakt voor grote groepen.’

WAT VOOR KLANTEN KRIJGEN JULLIE NU VOORAL?

‘Wij krijgen heel veel aanvragen voor bedrijfsuitjes en ook heel veel van Franse expats. Vooral rond de feestdagen in december is iedereen aan het zoeken naar een plek voor een kerstdiner of een bedrijfsuitje voor de afsluiting van het jaar. In december zijn bijna alle bedrijfsuitjes gepland voor de Kerst. Dan reserveren er soms wel vier groepen tegelijk in de bistro, maar dat past er natuurlijk niet in. Voor de rest van het jaar veel toeristen en ook veel vaste klanten uit de buurt, eigenlijk. Deze buurt lijkt wel net een dorpje, net als in Montmint. Wij hebben ook een heel fijn contact met de buurt en buren. Zo bijzonder zelfs, toen Thibault en ik verleden jaar gingen trouwen, boden drie buren spontaan hun huizen aan voor onze familie. Daar hebben wij ook dankbaar gebruik van gemaakt.’

HOE LANG ZITTEN JULLIE HIER NU IN DEZ BISTRO?

‘Wij zitten nu bijna 5 jaar op deze plek en hebben het gevoel dat we hier voorlopig nog verder kunnen. Wel merk ik aan Thibault dat hij weer nieuwe uitdagingen zoekt voor in de keuken en dan vooral meer zoekt in de fine-dining koken. Daar ligt voor hem nog wel een uitdaging. Ook daar moet je dan weer over nadenken, hoe je dat in het huidige concept toepast, want dan spreek je al weer gauw over twee menukaarten. Wel heeft hij onlangs een marmeren plaat gekocht en gaat nu ook zelf verse bonbons maken. Zo zit er nog steeds een groei in deze plek. Wel verwachten wij over een paar maanden, ik ben nu zeven maanden zwanger, een kindje. Dat zal ook weer praktisch wat veranderingen teweeg brengen. We zullen met meer personeel moeten gaan werken in de bediening. Normaal deed ik dat samen met de manager, die al een jaar hier vast werkt en met wie ik heel goed kan samenwerken. Maar daar komt verandering in, als ik niet meer zelf in de zaak bedien.’

WAT MAAKT HET ZO INGEWIKKELD OM PERSONEEL TE HEBBEN?

‘Ik vind het gewoon al heel erg om niet altijd meer in de zaak te zijn en het te moeten overgeven aan anderen. Ik ben ook veel met personeel bezig, maar het is ontzettend moeilijk om goed personeel te krijgen. Zo ben ik helemaal niet zenuwachtig om moeder te worden, maar wel heel zenuwachtig om dit werk los te laten. Ik weet, dat ik op mijzelf kan rekenen, maar dan moet je helemaal op anderen gaan vertrouwen. Dat vind ik echt heel spannend. De bediening is echt heel belangrijk in de horeca en is het gezicht van de zaak. Personeel is het aller, aller moeilijkste bij een zaak runnen. Het blijven allemaal eigen persoonlijkheden, die allemaal wat wel of niet willen. Dat geeft veel onrust voor mij om dat in goede banen te leiden. Ook blijkt dat vacatures voor de bediening van een restaurant, dat vooral in de avond open is, sowieso moeilijk te vervullen zijn. Het enige wat ik aan personeel vind, zijn Franse cv’s, Nederlandse cv’s ontvang ik nauwelijks. Gelukkig is het een Frans restaurant, dus voor mij is het geen probleem. Wel blijf ik als het kindje er is thuis werken om alle e-mails af te werken, reserveringen, personeelscontracten en loonadministratie, enz. te doen. Ook hebben zowel mijn ouders als zelfs buren al aangeboden om op de baby te passen, maar ik wil eerst moeder worden en daarvan genieten. Dan wil ik later misschien wel iets gaan regelen, maar daar wil ik me nu nog niet mee bezig houden. Eerst maar eens gaan genieten van om moeder te zijn.'

WIE REGELT DE INKOPEN, WAT IS DAAR VOOR NODIG?

Thibault zit vooral in de keuken en doet de bestellingen. Hij weet precies wat hij nodig heeft. Wijnen zoeken wij samen uit en importeren voor een groot deel allemaal uit Frankrijk. De laatste tijd bestellen wij nu ook via een importeur in Nederland de Franse wijnen. Ze komen die zelfs dezelfde dag nog brengen. Dat scheelt ons ruimte in onze opslag en veel sjouwwerk. Het wordt ons nu echt te veel. We huren een box en die zit nu al helemaal vol met wijn en dan heb je altijd de vraag of je wel genoeg hebt. Bij een importeur vul je zo je vraag weer aan. We worden dus wel iets makkelijker. Er zijn momenten dat je ook gewoon ‘nee’ moet durven verkopen, maar voor de rest hebben we nu ervaring genoeg, hoe je moet inkopen en hoeveel. Dat is heel goed kijken en durven. Wij hoeven in ieder geval nooit meer met diepvriesproducten te werken, de bistro loopt zo goed, dat nu alles vers aangeleverd kan worden. Zelfs de koekjes bij de koffie worden elke dag vers gebakken. Zo is elke dag in deze branche een nieuwe uitdaging.’

i

Dieuwertje en Thibault

ADVIES VOOR STARTERS: 

  • Voor in de Horecabranche:
  • Wil je een goedlopende zaak houden, dan is het heel belangrijk dat je er wel zelf in gaat staan. Niemand is zo betrokken als jezelf, je loopt altijd net een tandje harder.
  • Heel goed over personeel nadenken.
  • Ga er met je hele hart voor, doe het dan ook helemaal.
  • De bediening is het gezicht van een horecazaak.
  • Denk goed na over een businessplan, laat dat ook andere mensen in je omgeving lezen.
  • Door het opstellen van een goed businessplan word je gedwongen goed na te denken over alle risico’s en al je ideëen, wat je nu precies wilt opzetten. 
  • Denk ook na over vrije- en vakantiedagen, als je de zaak sluit, waarin je wel je personeel moet blijven doorbetalen.
  • Probeer je zo goed bij de bank te presenteren, maar bluf niet.
  •  

 

Dieuwertje Gordijn,

Bistrot des Alpes

Utrechtsedwarsstraat 141

1017 WE AMSTERDAM

020-620 73 93 

contact [at] bistrot-des-alpes.nl

www.bistro-des-alpes.nl   

 

 

INTERVIEW met Hugo de Vries, Men's Barbershop De Vries

INTERVIEW met Hugo de Vries, Men's Barbershop De Vries

Ik was helemaal niet van plan om ondernemer worden,

maar er deed zich al heel snel een kans voor 

om een goedlopende kapsalon over te nemen,

daar ben ik toen ingestapt.

Hugo de Vries (1958) heeft heel bewust gekozen voor een éénmanszaak, Men’s Barbershop De Vries, in de Watergraafsmeer. Deze herenkapperszaak is inmiddels een begrip in Amsterdam en bestaat al 37 jaar. Er hangt een zeer knusse, ‘English Barbershop Style’. Hij heeft zijn salon in deze stijl net helemaal vernieuwd. Bij Men’s Barbershop helpt hij je graag persoonlijk en professioneel en zorgt ervoor dat je altijd tevreden weer naar buiten gaat. Hugo is een kapper, die met veel plezier zijn werk doet en dat merkt hij vooral aan de vele vaste klanten, die al jaren trouw blijven komen. Een kleine onderneming met een heel grote waarde voor zijn klanten. Zo is hij uitgegroeid tot één van de beste herenkappers van Amsterdam.

Hugo de Vries

WAT IS JOUW VOORGESCHIEDENIS?

‘Ik heb eerst de MAVO gedaan tot de derde klas. Deze klas heb ik zelfs nog een keer overgedaan, maar het ging gewoon niet. Ik had er zo geen zin meer in en ben toen van school gegaan. Ik deed deze opleiding eigenlijk, omdat ik bij de politie wilde gaan werken en daar had je toentertijd minimaal MAVO voor nodig. Ook dat was maar een los idee, want in die periode stopte ook mijn broer, die twee jaar jonger is, met zijn technische opleiding en hij wilde kapper te worden. Dat idee sloeg toen bij mij over en ben samen met hem naar de kappersvakschool in de Watergraafsmeer gegaan. Ik was toen 17 jaar. Het plan was toen nog om samen een kapsalon te gaan openen. Dat was de reden dat hij op de opleiding voor de richting van dameskapper koos en ik de richting van herenkapper, zodat wij alles samen konden doen. Nu kan je niet meer voor een bepaalde richting kiezen, maar in die tijd nog wel.'

JE HAD DUS GEKOZEN VOOR DE KAPPEROPLEIDING, HOE GING DAT IN ZIJN WERK?

‘De studie kappersvakschool was een tweejarige opleiding, waarbij je één dag in de week naar school ging en voor de rest van de week moest je een eigen stage/werkplek zoeken om je praktijk- en werkervaring op te doen. 

Ja, je moest  zelf  je stageplek zoeken. Ik ben toen maar gewoon zelf de stad in gegaan en bij allerlei kappers gaan vragen of zij voor mij een werkplek hadden. Uiteindelijk kreeg ik dat vrij snel geregeld en had een stageplek gevonden bij een dames- en herenkapper. Daar heb ik tijdens mijn studie en ook nog na mijn studie bij elkaar vier jaar gewerkt. Eerst dus als stagiaire en later met een vast contract als allround kapper, dus ik knipte toen nog dames- en herenkapsels. Hoewel ik nu echt wel ben gespecialiseerd in jongens- en herenkapsels.

Na die vier jaar werken, ging ik in militaire dienst en werkte toen nog wel in mijn verlofdagen tussendoor nog wat erbij.’

NADAT JE AL ALLROUND WERK HAD, BEN JE TOCH VERDER GEGAAN ALS ALLEEN HERENKAPPER?

‘Ja, na mijn militaire diensttijd heb ik nog drie jaar in die kapsalon gewerkt. Die baas was uiteindelijk ook weer een zaak in Amstelveen begonnen en hij gaf mij op een gegeven moment   een tip over dit pand, waar ik nu zit. Er kwam daar toen een plek vrij. Mijn baas wist dat de huidige eigenaar, van toendertijd een best grote dames- en herenkapsalon, iemand zocht voor een plek bij de herensalon. Het waren destijds twee aparte panden voor de dames- en herenkapsalon, die verbonden waren met daartussen een kleine schoonheidssalon. Ik zat destijds ook nog in het pand hiernaast en ben later pas naar dit pand verhuisd.’

JE KREEG EEN TIP EN DAAR BEN JE OP AFGEGAAN, HOE VERLIEP DAT?

‘Dat verliep best soepel, want diegene die toen op de herenafdeling werkte, ging voor zichzelf beginnen en zo kwam daar dus die plaats vrij en het bleek dat ik die zo kon overnemen. Ik heb mijzelf in die plek met een bepaald bedrag ingekocht en had toen ineens mijn eigen herenkapsalon.‘

VANAF DAT MOMENT HAD JE DUS JE EIGEN ONDERNEMING?

‘Ja, dat was best snel geregeld. Het voordeel was, dat het een bestaande zaak was, die al heel goed draaide. Ik kon daardoor gelijk door met een heel goede omzet. Dat maakte ook het inkopen van de plek financieel mogelijk. Ik kon al vrij snel goed aflossen. De constructie zat zo   in elkaar: de eigenaar van de dames- en herenkapper was de hoofdhuurder en ik huurde het van hem weer onder, maar wel als zelfstandig ondernemer. Het werd wel mijn eigen zaak. Zo kon ik dus gelijk van start.’

HOE WAS DAT OM DAN OPEENS ZELFSTANDIG EEN KAPPERSZAAK TE RUNNEN?

‘Eigenlijk wilde ik dat nooit. In mijn jonge jaren was dat ook helemaal niet aan de orde, dat leefde toen helemaal niet. Het idee kwam echt van mijn broer, die er al zo jong voor ging. Het was echt  zijn  enthousiasme, dat bij mij oversloeg. Eigenlijk vanaf dat moment leek het mij leuk om kapper te worden. In eerste instantie zouden wij samen een zaak opzetten. Dat is in de praktijk anders gelopen en ook hij heeft nu een bloeiende kapperssalon. Uiteindelijk bleek niet alleen dat ik het  toen  een leuk idee vond, maar ik vind het nog steeds heel leuk om te doen en ben ook altijd blijven knippen. Het was voor mij ook gemakkelijk, omdat deze zaak  altijd goed is blijven lopen. De mensen bleven gewoon komen en ik kon daardoor gemakkelijk het ondernemerschap aan. Er kwamen  eigenlijk  geen grote hobbels en problemen op mijn weg als ondernemer door de tijd heen, hoewel ik deze zaak overnam in 1983, in de periode tijdens de crisis. Maar daar had ik achteraf eigenlijk geen last van gehad.’

Men's Barbershop de Vries

HOE VERDEEL JIJ JE WERK ALS EENMANSZAAK MET JE PRIVÉLEVEN?

‘In het begin had ik nog twee stoelen en heeft mijn ex-vrouw hier ook nog drie jaren gewerkt tot dat onze kinderen werden geboren. Vanaf die tijd is zij thuis gebleven en ben ik alleen verder gegaan. Zo heb ik twee dochters, die nu ook allebei kapster zijn geworden, waarvan één zelfs met een eigen zaak en de andere zit in Purmerend bij een kapsalon als bedrijfsmanager. Uiteindelijk is de hele familie in het kappersvak terecht gekomen. 

Eén van mijn dochters heeft zelfs hier ook nog een jaar of drie gestaan. Nadat zij weg is gegaan, heb ik meteen een stoel weggedaan en koos ik voor maar één stoel in mijn salon. Ik weet nu ook zeker dat ik niet meer werkplekken met dan ook personeel in mijn zaak wil. Ik wil deze zaak bewust zo klein houden.

Zo vul ik ook zelf mijn agenda in met klanten, die kunnen bellen voor een afspraak. Dat houdt in als ik een dagje vrij wil, dan plan ik gewoon die dag niets in. Tot op zekere hoogte houd ik zo mijn vrijheid en ruimte voor mijn privéleven.

Doorgaans werk ik 5 dagen in de week van 8:00 tot 17:30 uur. Dat zijn best intensieve en lange dagen, je werkt heel direct met mensen en ik leef mij ook elke keer weer in hen in. Maar daarnaast heb ik heel weinig méérwerk aan dit bedrijf. Er is weinig inkoop, doordat ik geen haren verf of permanent, alleen koop ik wat gel, haarversteviger en wax in. Dat haal ik om de zoveel tijd bij een gespecialiseerde groothandel voor het kappersvak en soms probeer je wel eens een ander merk uit, meer omdat er zo nu en dan een merk ook weer verdwijnt.

Daarnaast bewaar ik de rekeningen en bonnen, die ik zo afgeef aan mijn boekhouder. Verdere administratie doe ik niet, ik geef de hele administratie uit handen. Om een eigen onderneming te hebben, voelt voor mij helemaal vertrouwd. Ik zal ook niet meer onder een baas willen werken. Deze zaak is nu een onderdeel van mijn leven, waar ik mij heel goed bij voel. Het werk vind ik nog steeds erg leuk, anders houd je het ook niet zoveel jaren vol. Het blijft boeiend omdat je zoveel jaren met mensen werkt. Er komt dan ook een moment dat er een soort van vertrouwensband tussen mij en de klant ontstaat, dat blijft toch wel bijzonder. Zo heb ik klanten, die ik als kind al knipte en nu zelf met hun kinderen hier komen. Je merkt ook dat je niet alleen maar aan het knippen bent,maar ook echt bezig bent met mensen.’

HEEFT EEN KAPPER OOK NIET VEEL MET HET MODEBEELD TE MAKEN?

‘Ja, tot op zekere hoogte wel. In de opleiding leer je over verschillende soorten kapsels en zo verder in de tijd train ik veel met mijn broer samen met modellen. Wel heb ik een vervolgopleiding van een jaar gedaan op de Singel om nog meer technieken te leren over het knippen van specifiek herenkapsels, maar ook het knippen van baarden en het specifieke scheerwerk. Ook kom je in de vakliteratuur vaak weer nieuwe kapsels tegen, die je dan op modellen uitprobeert. Het blijkt in de praktijk in mijn zaak, waar ik veel vaste klanten heb, dat een groot aantal niet zo heel snel van kapsel wil veranderen. Een herenkapsel blijft sowieso wel redelijk constant en de veranderingen zijn daarom in de praktijk niet zo groot. Is er wel vraag naar hele nieuwe kapsels, dan train ik die eerst heel goed. Je ziet nu bijvoorbeeld weer heel vaak kortgeschoren kapsels en om die een heel mooi verloop te geven, is daar wel oefening aan vooraf gegaan natuurlijk.’

AL IS HET EEN KLEIN PAND, JE HEBT HET WEL EEN HEEL EIGEN SFEER GEGEVEN?

‘Ja, dat klopt. In deze zaak heb ik mij ook helemaal gericht op herenkapsels, baarden en scheerwerk. Het is een Barbershop pur sang en zo is de inrichting van mijn salon zojuist weer opnieuw aangepast in die ‘English Barbershop Style. Zo’n verbouwing doe ik helemaal zelf.'

Op dat moment kwam een vertrouwde klant binnen, die de oude lampen zo kon meenemen. Deze waren niet meer nodig. Er waren nieuwe lampen geïnstalleerd, met o.a. echte bolhoeden als lampen, best komisch bedacht.

HEB JIJ OOK NIET TE MAKEN MET CONCURRENTIE EN IS ACQUISITIE NIET NOODZAKELIJK?

‘Nee, in het begin heb ik wel wat advertenties in streekbladen en buurtkrantjes gezet, maar eigenlijk heb ik dat niet zo vaak gedaan. Ook heb ik wat gesponsord bij o.a. voetbal, maar daar doe ik ook niet veel meer mee. Het komt, omdat ik een vrij constante aanloop van klanten heb en daardoor heb ik al werk genoeg. Het is een keuze om door acquisitie groter te willen worden en je bedrijf te laten groeien. En als  je dan moet uitbreiden, dan is al gauw je pand te klein of kom je voor allerlei andere veranderingen te staan, die ik helemaal niet wil. Ik heb besloten dat niet te doen. Ik vind deze zaak zoals hij nu is, juist prima en wil dat zo houden. Nee, groter hoeft van mij niet, dat is voor mij een heel heldere keuze.’

HOE KOMEN BIJ JOU DAN  NIEUWE  KLANTEN BINNEN?

‘Sinds enige jaren heb ik een website en als je op barbershop googled, kom ik al gauw als eerste boven. Dat heeft wel nieuwe klanten opgeleverd en voornamelijk buitenlandse klanten, veelal expats uit het Science Park, die snel een kapper in de buurt zochten. Ja, zo’n website werkt heel goed, daar wordt heel veel op gereageerd. Maar zo werkt via mond op mond reclame van vaste klanten ook altijd wel. Er zijn natuurlijk vaste klanten die in de loop van de tijd naar andere plekken verhuizen, waardoor je ziet dat er ook veel klanten niet meer uit de buurt komen, maar uit een grotere regio, want ze blijven ook na hun verhuizing gewoon komen.

Hoewel ik voornamelijk op afspraak werk, wil ik ook best iemand tussendoor helpen, die zomaar binnenstapt, als ik ruimte heb. Want soms zegt iemand wel eens af of is de afspraak vergeten. Deze momenten zijn voor mij altijd verliesposten. Maar dat hoort bij het vak en laat dat gebeuren. Ja, ik houd van mijn werk en vind het fijn mensen blij en tevreden te zien weggaan. Ja, ik wil dit nog wel jaren volhouden.’

Hugo de Vries

ADVIES VOOR STARTERS VAN HUGO DE VRIES:

  • In mijn geval moest ik bijvoorbeeld nog eerst een middenstandsdiploma halen en zorgen voor een goed vakdiploma, dus zorg dat je goed onderbouwd en vakbekwaam ben;
  • Je moet wel veel met mensen willen omgaan;
  • Als je eenmaal in het diepe bent gesprongen, ga dan ook écht van start;
  • Dan kan je vroeg of laat van de vrijheid als eigen ondernemer gaan genieten.

 

Hugo de Vries, kapper

Men’s Barbershop De Vries

Helmholtzstraat 55

1098 LE Amsterdam

 

Telefoon: 020-6941676

Mobiel: 06-54 347 885

Email: info [at] barbershopwatergraafsmeer.nl

Website: www.barbershopwatergraafsmeer.nl

 

 

INTERVIEW met DAVE MORENO BARLAG, Bloemist - Barlag Bloemen

INTERVIEW met DAVE MORENO BARLAG, Bloemist - Barlag Bloemen

 

Elke ochtend als ik de deuren van de kiosk open,

dan ruik ik mijn familie.

Die hele bekende geur, waar ik mijn hele leven

 al aan ben gewend.

Dit is een van de belangrijkste redenen

 om deze kiosk van mijn vader over te nemen. 

Dáárom wil  

 ik hiermee verder.

Kiosk Dave Moreno Barlag

Dave Moreno Barlag (1973) is eigenlijk kunstschilder, die nu na een lange weg, bloemist van een zeer welbekende bloemenkiosk in de Rijnstaat in Amsterdam is geworden. Een jaar geleden is Dave in deze kiosk van zijn vader, Wim Barlag, ingestapt.

Het bijzondere van zijn verhaal is wel, nadat hij in zijn eigen woning bij een gewapende overval door zijn borst was geschoten, hij gewoon de kracht heeft behouden om door te gaan en de draad van zijn leven weer heeft weten op te pakken. Uit alles blijkt zijn enorme veerkracht, na deze bizarre ervaring. Na een lange herstelperiode, waarin ook bleek dat hij er een posttraumatische stress-stoornis van had opgelopen, maakte hij een enorme loutering door. Dat spreekt uit zijn verhaal.

 

Voor hem is niets meer hetzelfde. Zijn visie op het leven is voor hem echt 180 graden gedraaid. Zo groeide hij er steeds meer naar toe om de bloemenhandel van zijn vader over te nemen. Een bloemenkiosk, die een grote naam heeft in de regio en daar buiten, door zijn welbekende goede kwaliteit en ruime keuze aan bloemen. De kiosk is dan ook een stralend, kleurrijk middelpunt in deze drukke, haastige doorgangsweg van Amsterdam.

DEZE KIOSK IS EEN BEGRIP IN DE BUURT, HOE IS DEZE KIOSK TOT STAND GEKOMEN?

Dave Moreno Barlag vertelt: ‘Mijn opa hier begonnen. Hij had toen zelfs nog meerdere verkooppunten, zoals ook op het Gelderlandplein en Osdorpplein. Later kwam ook nog de Ferdinand Bolstraat erbij. Mijn opa stond bekend als ‘De Schreeuwer”, in de tijd dat hij nog bloemenventer was. Hij was de laatste, die nog rondreed om bloemen te venten in Amsterdam, hij ventte zelfs ook nog ’s avonds. Van al die bloemenplekken is deze kiosk nog als enige over. Deze kiosk had mijn vader indertijd weer van mijn opa overgenomen. Dat is nu al weer zo’n kleine zestig jaar geleden. Mijn vader heeft  hier zo’n 55 jaar gestaan. Die overname ging vroeger heel gemakkelijk. Je kon toen nog zó een vergunning krijgen.’

WANNEER KWAM JIJ IN BEELD BIJ DEZE KIOSK?

‘Van kinds af aan hielp ik altijd al regelmatig mijn vader, toen nog spelenderwijs, op mijn vrije dagen. Eigenlijk hielpen al zijn kinderen wel mee, wij waren met ons zevenen, maar vooral mijn zus en ik, die de oudste waren, werkten het vaakst mee. Als in de Kersttijd de kerstbomen kwamen, was het feest voor ons, want dan hoefden we niet naar school, maar mochten we thuis blijven om te helpen. Dan was het echt ook heel druk bij de kiosk.

Mijn moeder had eerst zelf ook nog een bloemenwinkel en als we dan tussen de middag van school thuis kwamen eten, mochten wij ook wel eens een bloemstukje maken. Daarna gingen wij dan weer gewoon naar school, maar als zo’n bloemstukje dan verkocht werd door mijn moeder, mochten wij de opbrengst in onze spaarpotten doen. Voor mij was dat gelijk het eerste besef van als je iets maakt, kan je het dus ook verkopen.

Mijn vader had in eerste instantie dus ook nog een bloemen- en plantenwinkel in de Ferdinand Bolstraat, maar die heeft hij in de loop van de tijd toch afgestoten. Het werd hem gewoon teveel en te onoverzichtelijk om op twee plekken te werken. Dat kwam ook omdat het heel moeilijk was om goed personeel te krijgen. Hij is zich toen  gewoon op één plek gaan concentreren, dan kan je ook je kwaliteit hoog houden, daar waar wij ook bekend om staan.’

OP EEN GEGEVEN MOMENT HEB JIJ DUS DEZE KIOSK ECHT OVERGENOMEN?

‘Vorig jaar, in oktober 2018, heb ik mij ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en werd de bloemenkiosk officieel een VOF met mijn vader. Mijn vader ondersteunt mij alleen zo nu en dan nog met praktische zaken bijvoorbeeld om voor mij of samen een keer naar de veiling te gaan. Binnenkort komt één van mijn broertjes hier meewerken als werknemer in de kiosk. Dan zijn er ook weer voldoende financiële middelen om dat mogelijk te maken. Nu werkt hij nog in de horeca, maar vanaf volgende maand komt hij hier werken. Om in je eentje zeven dagen in de week open te zijn, gaat gewoon niet. Dat houdt niemand vol. Je staat hier gauw tien uur per dag. Ik werk nu vijf dagen in de week in de kiosk en dan werk ik thuis nog aan de administratie en verzorg de inkoop. Als mijn broertje hier komt, dan gaat hij twee dagen in de week werken. Zo heb ik met dit rooster ook wat meer vrij. Liefst zou ik de hele boekhouding zelf willen doen, maar daar hebben wij nu nog een boekhouder voor. Ik moet nog veel over boekhouding en administratie leren, maar het bespaart veel kosten als ik het helemaal zelf zou kunnen. Dat zal ik het liefste doen. Ik ben wel heel bekend met de bloemenhandel, maar met het echt ondernemen van een kiosk nog niet. Ik kijk ook echt uit naar mijn broertje, om met hem te gaan samenwerken.’

Bloemenpracht bij Dave Moreno Barlag

WAAROM NAM JE TOCH DAT BESLUIT OM DE KIOSK OVER TE NEMEN?

‘Mijn vader werd natuurlijk steeds ouder en liep tegen zijn pensioen aan. Dat werd voor mij het moment om de keuze te gaan maken, of ik er nu wel of niet mee verder zou gaan.

En ja, na even goed nadenken, wilde ik dat wel. 

Dat besluit heb ik na een heel ingrijpende gebeurtenis in mijn leven genomen. Ik werd in 2010 in mijn huis overvallen door twee man en werd dwars door mijn borst geschoten. Waarschijnlijk ben ik toen gevolgd door een paar man, die dachten dat ik de sleutel of misschien zelfs het geld van de kluis van mijn werk mee naar huis had genomen. Ik verving in die periode namelijk de bedrijfsleider van een dierenspeciaalzaak. Het is voor mij een raadsel, waarom het is gebeurd. Ik ben er nooit achter gekomen, wat de reden echt is geweest. Wel heb ik daar een posttraumatische stress-stoornis van opgelopen en kon ook voor langere tijd niet werken en zat veel thuis. Dit heeft mijn leven wel op zijn kop gezet en stond daarna mijn wereld even stil.

Ik heb mijn leven in die periode opnieuw op een rijtje moeten zetten en zag in dat materie en carrière niets is bij het hebben van het leven zelf. Wel heb ik op een gegeven moment, om mijn leven weer op te starten, allerlei vrijwilligerswerk gedaan, zoals bij Albatros, waar ik gewerkt heb met mensen met niet aangeboren hersenletsel. Ook hielp ik mijn vader regelmatig in de kiosk, want in dezelfde periode werd de Rijnstraat opgebroken. Dat had een enorme impact op de aanloop van klanten en kwam er een daling van de verkoop en dus van de inkomsten. Voor mijn vader ontstond er best wel een financiële crisis. Het bleek dat je voor winstderving geen vergoeding van de gemeente krijgt als niet beide rijsstroken in een straat tegelijk dicht zijn. Natuurlijk was bij de verbouwing in de Rijnstraat er steeds maar één rijstrook dicht, zodat hij geen recht op een subsidie had. Maar als ik dan kwam helpen, kon mijn vader ook wel eens een dagje vrij nemen en afstand van zijn handel nemen. Door al deze omstandigheden was het best logisch om het stokje van mijn vader over te nemen.’

IS ER OOK NOG IETS VOOR JE VADER BIJ DE OVERNAME GEREGELD?

‘In principe zorg ik nu financieel voor mijn vaders oude dag. Dat houdt in, dat ik al zijn rekeningen betaal, zo hebben wij dat bij de overdracht afgesproken. Hij heeft deze kiosk helemaal zo mooi opgebouwd en dan is het ook redelijk dat hij daar zijn pensioen uit betaald krijgt. Ik heb deze kiosk dan ook niet gekocht, maar ben er ingestapt en koop mij via een aflossing per maand in. Dat aflossen houdt in, dat ik als vergoeding mijn vader maandelijks een vast bedrag betaal.’

HOE IS EEN KIOSK MIDDEN IN DE STAD MET DE GEMEENTE GEREGELD, HOE WERKT DAT?

‘De kiosk zelf is gekocht en is ons eigendom en de plek huur je van de gemeente. Zo hebben wij de status van een kiosk en die is hetzelfde als van een winkel. Zelf heb ik het idee dat de gemeente deze kiosk-status wil terugschroeven tot een marktkraam. Er worden allerlei seintjes afgegeven, waar ik heel alert naar kijk. Zoals dat de maten van de kiosk officieel steeds kleiner worden opgegeven, hoewel de kiosk echt niet vanzelf krimpt. Deze kiosk is indertijd naar achteren verplaatst, zodat het gelijk kwam te staan in de lijn van de winkels. Zou het wel als een kraam gezien worden, dan gelden gelijk ook de normen en regels van het marktwezen en dat is voor ons gewoon minder gunstig. Maar ik ben zelf van plan in de toekomst, door de verandering van het klimaat, een stenen kiosk te gaan neerzetten. Deze houten kiosk is maar bestendig tegen maximaal windkracht 6 en meer kan het niet aan. Dat is kwetsbaar, zeker als het weer steeds extremer wordt. In een stenen kiosk zijn bloemen bovendien beter te beschermen tegen zowel heel heet weer als tegen heel koud weer. Ook nu kan ik, als ik de deuren sluit, met de airconditioning het hier wel tot 18 graden Celsius maken als het buiten boven de 30 graden is. In de winter kan ik de temperatuur in de kiosk boven nul graden houden. Met een stenen kiosk is het minder weergevoelig en gemakkelijker om de temperatuur te beheersen. Alleen is het wel zo, dat de verkoop direct minder wordt, als je deuren dicht houdt zowel met te warm of koud weer. Dat werkt wel heel gevoelig.

HOE KOOP JIJ IN EN RUN JE DEZE BUSINESS?

‘Vroeger moest je altijd zelf naar de veiling rijden en daar je bloemen uitzoeken. Tegenwoordig kan je ook online de bloemen via een web-shop uitzoeken en bestellen. Ze komen ze dan ook nog bezorgen tegen een commissie natuurlijk. De hoeveelheid bloemen inkopen blijft altijd een gok, daar kun je in de praktijk niet echt goed op inspelen, alleen met Valentijnsdag en Moederdag, e.d. dan koop je meer in.

Het verlies verreken je deels in de prijs en deels is het gewoon verlies. Het is gemiddeld een kwart van je inkoop dat je moet weggooien. Soms kan je nog wat bloemen verwerken, maar daar zit voor mij wel gauw een grens aan. Soms geef ik wat bloemen weg, waarvan ik weet dat ze nog een weekendje leuk staan. Ik ben gewoon heel slecht in weggooien en ook slecht in het verkopen van oude bloemen. Dat wil ik echt niet. Ik wil tevreden klanten houden, die ook blij weer terugkomen. Zo  ben ik tijdens de Amsterdamse Marathon, die natuurlijk ook in heel zijn omvang door de Rijnstraat komt, juist open en zorg ik dat mijn kraam extra in de aandacht komt. Ik heb net een nieuwe banner gekocht en een vergunning kunnen regelen et de Gemeente om tijdens dit event in mijn kiosk muziek te draaien. Eén van mijn liefhebberijen is om  in mijn vrije tijd als DJ op te treden en ik heb er dan ook alle apparatuur voor, die ik die dag zo kan meeneem. Enerzijds ter ondersteuning van de renners en anderzijds geeft het juist ook weer reclame. Op zo'n dag komen er zoveel mensen voorbij, die foto’s maken en zelfs aan het filmen zijn. Dat is voor mij een mooie kans.’ 

HOE WEET JE NU WAT VOOR EEN KWALITEIT JE KOOPT ALS JE DAT ONLINE DOET?

‘Nu heb ik natuurlijk veel ervaring, omdat ik deze handel al mijn hele leven voorbij zie komen. Dan weet je gewoon hoe goede kwaliteit bloemen er uit moeten zien. Ook is op de site de kwaliteit via codes geregeld. Zo zie je bijvoorbeeld rijpheidsstadium 2-3 staan of juist 3-3 en als de bloemen echt nog helemaal dicht zitten is de code 1-3. Zo weet je dus precies of een bloem al open is als hij hier wordt afgeleverd. Het hangt dus niet van de handelaar af. Het gaat vooral bij het uitzoeken van kwalitatief goede bloemen om welke codes je kiest.

Ook koop ik wel direct via kwekers in, maar omdat deze inkoop ook via de web-shop kan worden geregeld, worden ook deze bloemen direct met de zending meegeleverd. Zo kan je dus in principe alle soorten bloemen bestellen, die je maar wilt.'

WIE OF WAT BEPAALT DE KEUZE VAN JE BLOEMEN?

‘De keuze van de bloemen bepaal ik eigenlijk gewoon zelf. Voordat ik de kiosk overnam van mijn vader was ik eigenlijk kunstschilder en daardoor heb ik ook een goed gevoel voor kleuren. Ik heb zelfs in de Kunstcommissie van Osdorp gezeten. Zo vind ik het heel mooi om boeketten te maken met bijvoorbeeld rood-paars-blauw en dan met geel dat eruit knalt. Kijk hier zie je voorbeelden in de kiosk staan. Ik kan zo genieten van al die kleurcontrasten in een boeket. Dat is ook mijn kracht, mensen zien dat en het raakt ze. Maar in feite ben ik autodidact. Door de jaren heen heb ik geleerd hoe je met bloemen om moet gaan. Ik ben nooit echt ver gekomen met kunstschilderen, omdat ik het heel moeilijk vond om mijn schilderijen te verkopen. De energie zat hem in het creëren en niet in het verkopen. Dat bleef ver achter, maar in deze bloemenhandel kan ik het wel. Wel heb ik naast mijn kunst altijd gewerkt, als portier, als beveiligingsbeambte, of in de horeca.'

WAT HEB JIJ GEZIEN AAN VERANDERINGEN IN DE PERIODE DAT JIJ AL MEE HIELP? 

‘Vroeger was de kiosk twee maal zo klein en stonden we veel meer tegen de stoeprand aan. Op een gegeven moment moest vanuit de gemeente de plaats van de kiosk gelijk getrokken worden met de winkelpanden en is de kiosk toen naar achteren verplaatst. Een kiosk heeft dezelfde waarde en er gelden dezelfde regels voor als voor een winkel.

Een grote verandering voor de kiosk was de periode van het openbreken van de straat, dat twee jaar heeft geduurd. De jarenlange afzetting van de straat heeft mijn vader een vermogen gekost. Hij ging er bijna failliet aan. Gelukkig had hij een goede financiële buffer opgebouwd en heeft het daardoor kunnen redden. 

Uiteindelijk is het wel goed gekomen, ook omdat de mensen van de bloemenveiling heel mild omsprongen met zijn leverancierskredieten. Zo hadden zij met mijn vader veel meer coulance, dan met de andere kopers. Mijn vader is daar dan ook heel bekend en Barlag is er een naam. Dat bleek wel heel erg bij het overlijden van mijn opa, De Schreeuwer, dat de hele bloemenveiling twee minuten stilte in acht nam, toen ze ervan hoorden. Deze naamsbekendheid heeft mijn vader weer heel erg geholpen tijdens zijn zakelijke dip door die verbouwing in de straat.

Nog een duidelijke verandering is dat door de tijd heen de bloemensoorten erg veranderd zijn. Vroeger had je overwegend fresia’s, tulpen, chrysanten en anjers. Tegenwoordig heb je veel meer tropische bloemen en takken, die echt heel goed verkopen. Uit alle delen van de wereld worden die bloemen aangeleverd. Juist die losse takken verkoop ik steeds meer en niet alleen nog maar boeketten. Doordat de wereld kleiner is geworden, omdat en er veel meer over de grenzen wordt gekeken en geleefd is het gevolg dat de variatie in keuze van de bloemen daardoor weer veel groter geworden.’

WIE ZIJN JOUW KLANTEN?

‘De Rijnstraat is een doorgaande weg naar de A2 en daarom komen hier heel veel auto’s langs die door de straat de stad in- of uitrijden. Dit zijn potentiele klanten, die dan nog snel een bloemetje kopen. Vaak zijn ze dat dan nog vergeten te halen en dan zit ik op een prima plek in zo’n drukke verkeersstraat. Maar er komen ook echt klanten helemaal uit bijvoorbeeld Almere hier hun bloemen halen en rijden dan gewoon zo’n zestig kilometer om. Dat gebeurt ook. De meesten weten ook dat de kiosk altijd open is en dat de bloemen hier van goede kwaliteit zijn. Ik heb ook wel meegemaakt dat mensen vroegen of ik bloemen zo kan inpakken om ze in het vliegtuig mee te kunnen nemen. Niets is te gek. Of stelletjes, die een single boeket willen kopen en steeds ieder op hun beurt een bloem uitzoeken. Dan sta ik soms zomaar heen en weer te dansen en adviseer ze bloemen. Dan maak ik er zo een spelletje van. Dat is geweldig om zo bezig te zijn.

Maar ik maak ook bruidsboeketten of rouwboeketten, die bezorgd moeten worden. Dan roep ik mijn vader op, want ik heb zelf geen auto. Maar dat kan hier allemaal. 

Ik zorg er ook altijd voor dat ik vriendelijk ben en geef net zoveel advies en uitleg wat een mooi boeket is voor zowel diegene die voor €5.00 bloemen koopt als voor diegene die voor €60.00 koopt, daar maak ik geen onderscheid in. Het is de hele beleving voor klanten die bij de kiosk komen, die ik wil meegeven, wat ze ook kopen.’

Dave Moreno Barlag

ADVIES VOOR EEN STARTER

Probeer heel zuinig te leven om kosten te sparen. Niet zomaar wat investeren, maar goed kijken of het ook geld gaat opleveren. 

Kijk goed uit, waar aan je het besteden gaat, vooral bij een onregelmatig inkomen.

Een keuze maken bij het opstarten van je bedrijf: of veel reclame maken met veel kosten, of alleen maar je prijs wat lager houden, waardoor mensen via mond-op-mond-reclame jouw omzet weer vanzelf laten groeien.

 

DAVE MORENO BARLAG

Bloemist,

BARLAG BLOEMEN

Rijnstraat 117, kiosk

1079 HB Amsterdam

Telefoon 020-6466022

 

Website: www.barlagbloemen.nl

INTERVIEW met PAUL LAMERS, Tandarts, Tandartsenpraktijk Reigersbos

INTERVIEW met PAUL LAMERS, Tandarts, Tandartsenpraktijk Reigersbos

Ik weet van mezelf dat de gang naar de tandarts

 eigenlijk nooit echt ontspannen is,

daarom wil ik het in mijn praktijk elke dag weer leuk maken.

Ik ben van nature gewoon een blij mens,

en probeer altijd de spanning te breken 

door een gezellige sfeer te scheppen,

 zo zie ik dan ook vaak die spanningen bij mijn patienten afnemen.

 

Logo Paul Lamers

Paul Lamers (1960) heeft al 30 jaar een tandartsenpraktijk in het winkelcentrum Reigersbos in Amsterdam-ZuidOost. Dit jaar is het een jubileumjaar voor Paul en terecht. Als een vast baken in Amsterdam-ZO heeft hij in deze bescheiden, knusse praktijkruimte, midden in een multiculturele wijk, al zoveel mensen langs zien komen en tandheelkundig geholpen.

Zijn houding, binnen deze smeltkroes aan verschillende culturen, is die van: “Ik kom elke dag met zoveel culturen in aanraking, dat het net lijkt of ik elke dag weer op vakantie ga. Ik heb het gevoel hier in mijn praktijk, dat ik met échte mensen omga, gewoon omdat zij allemaal zo zichzelf zijn. Daar kan ik juist heel goed mee overweg. Ik heb moeite met mensen, die hooghartig zijn of een blufhouding aannemen, maar hier in deze praktijk, kom ik die eigenlijk niet tegen.”

Deze basishouding maakt de sfeer in zijn praktijk zo open en gastvrij. Je voelt je altijd direct welkom en dat wekt heel veel vertrouwen. Dat maakt daardoor een tandartsenbezoek wel heel relaxed.

Niets is er belangrijker voor een bezoek aan een tandarts dan dat….

                                             

HOE KOM JE ER BIJ OM VOOR DE OPLEIDING TANDHEELKUNDE TE KIEZEN?

Paul Lamers had na zijn VWO-opleiding, waar hij ook Grieks en Latijn in zijn pakket had, het idee om klassieke talen te gaan studeren en daar werkte hij in zijn middelbare schooltijd ook naar toe. Uiteindelijk op aanraden van zijn vader, die biologieleraar was, ging hij verder nadenken om misschien iets in de bio-medische sector te gaan doen. Zelf vroeg hij zich af of huisarts, waar je veel te maken krijgt met allerlei problemen van mensen of dierenarts, waar je ook op een gegeven moment dieren moet kunnen laten inslapen, of dat wel zijn toekomstbeeld was. 

De medische wereld bleef hem trekken, maar hij wilde ook wat met zijn handen doen en via een Open dag voor de studie tandheelkunde, was Paul gelijk verkocht, hoewel hij het vroeger helemaal geen pretje vond om naar de tandarts te gaan. Dat kwam vooral, omdat vroeger de behandeling bij de tandarts ook heel anders was, zoals minder verdovingen, e.d. 

Paul zei daarover: “De reden was, dat vroeger het gros van de mensen in het Ziekenfonds zat, waar helemaal geen verdovingen bij inbegrepen waren. Een verdoving moest je zelf bekostigen. Doordat na de oorlog er heel snel, heel veel tandartsen werden opgeleid via het Ziekenfonds met alleen maar de basiskennis en echt meer niet, hebben daardoor veel mensen een trauma opgelopen. Die opleiding was eigenlijk veel te kort en te basaal. Dat was helemaal niet goed. Maar na de oorlog was er zo’n tekort aan tandartsen, dat zij het op deze manier wilden oplossen. Als je nu bijvoorbeeld zonder verdovingen zou werken, dan lopen de mensen zo bij je weg, dat is nu echt ondenkbaar. Daarin kan je al zien dat de hele praktijk binnen de tandheelkunde behoorlijk is veranderd.” 

JE KEUZE WAS GEMAAKT VOOR TANDHEELKUNDE, HOE GING DAT VERDER?

‘Hoewel ik best goede cijfers op mijn eindexamen had gehaald, moest je in die tijd je nog voor deze studie inloten. Ik werd het eerste jaar helaas niet ingeloot en ben op aanraden van een kennis uitgeweken naar de universiteit in Gent in België en kon daar wel gelijk beginnen. 

Het tweede jaar werd ik wel ingeloot en kon mijn opleiding hier in Amsterdam verder afmaken. Het is een 6-jarige opleiding met 2/3 deel praktijk en maar 1/3 deel studietijd en colleges, dat lag mij heel goed.’

ALS JE DAN JE OPLEIDING AFGEROND HEBT, HOE ZET JE DAN EEN PRAKTIJK OP?

‘Ja dat was best wel apart. Toen ik afstudeerde was er een wachtlijst van wel 1000 man, die allemaal een praktijk wilden en allemaal moesten wachten voor een plek. Eerst was het zó geregeld, dat je op die enorme lijst kwam en op je beurt moest wachten. Deze lijst werd op inschrijfduur afgewerkt, maar dat bleek in de praktijk helemaal niet te werken. De reden was, dat ze er snel achter kwamen, dat niet iedereen zomaar in een willekeurige praktijk past. Deze regel is dan ook na een jaar stopgezet. Toen het uiteindelijk was veranderd, kon ik wel direct en vrij een praktijk gaan uitzoeken, die te koop werd aangeboden. Zo heb ik deze huidige praktijk binnen redelijk korte tijd kunnen kopen. 

Wel moest ik na mijn studie eerst nog 1½  jaar in dienst, waar ik als tandarts kon werken en heb daar direct al heel wat ervaring kunnen opdoen. Na mijn diensttijd in 1988, ik was toen rond de 27 jaar, ben ik eerst in een praktijk in Bussum gaan werken Daar had ik binnen een praktijk, zoals dat heet een tweede stoel. Daarna ben ik gaan les geven op een tandartsenassistenschool. In die periode werd het dus mogelijk om vrij naar een praktijk te zoeken en ben dus uiteindelijk hier terecht gekomen. En het specifieke van deze mulitculturele praktijk past mij heel goed. Het verbaast mij gewoon, hoe verschillend mensen kunnen zijn, maar deze praktijk ligt mij 100 keer meer dan wat ik in de praktijk in Bussum aantrof. Zij zijn daar minder zichzelf als wat ik in deze praktijk tegenkom en dat maakt het hier juist zo uniek.

NU ZIJN WE OP HET PUNT DAT JE JE EIGEN PRAKTIJK KON STARTEN

‘Ja, hoe start je een onderneming, hoe ga je daarmee om?

Dat is inderdaad een heel apart gevoel. Ten eerste kwamen mijn ouders beiden uit het onderwijs en het begrip ondernemerschap heb ik niet bepaald met de paplepel meegekregen. Ten tweede speelt bij de opleiding tandheelkunde dat je als tandarts ook ondernemer wordt geen enkele rol. Ik heb mijzelf ook echt afgevraagd of ik wel ondernemer zou worden, door zelf een praktijk te openen. Niet alleen omdat ik niet alleen niets wist van een onderneming runnen, maar het was ook niet gemakkelijk om een nieuwe praktijk te beginnen. De reden was dat je van het Ziekenfonds geen patiënten kreeg als je een nieuwe praktijk wilde starten. Als je geen contract met het Ziekenfonds had, dan kon je het wel schudden. Dit maakte voor mij de drempel heel hoog om als zelfstandig tandarts te beginnen.’

                                   

HOE IS HET JE DAN TOCH GELUKT OM EEN PRAKTIJK TE OPENEN?

‘Ik stond op een gegeven moment voor de keuze om mezelf in een bestaande praktijk in te kopen. Dat werd een compagnonschap met een tandarts, Hendrik Jan de Kluiver, die deze bestaande praktijk al had. Bij hem ging juist een compagnon weg en zo kon ik zijn plaats innemen. Ik kocht dus mijn deel in de praktijk in. Op 1 oktober 1989 tekende ik het contract en werd de praktijk mede van mij. Bij die hele voorafgaande periode vond ik de drempel om tot het ondernemerschap te komen, heel hoog. Het was ook een ongekend gebied voor mij en zo lang je nog voor die drempel staat, blijf je je maar afvragen wat er allemaal niet kan gebeuren. Gelukkig in die periode kon je nog zo naar de bank voor een lening, die je ook heel makkelijk verleend werd. Dan is de stap dat je aan de gang gaat opeens heel dichtbij en ging je gewoon maar beginnen. Dat was een heel gek gevoel, maar ineens is die hele hoge drempel dan ook verdwenen. Zo weet ik nu, dat je altijd gewoon die drempel over moet gaan. Het blijkt gewoon dat je dat kan. Na die stap was ik dus tandarts in een praktijk en vroeg mij echt af, hoe heb ik mij er zo druk over kunnen maken. Dat enorme tegen die drempel opzien van de start van een onderneming was gewoon helemaal weg.

Misschien kwam die weerstand ook wel, doordat ik niet specifiek er naar toe had gewerkt om een ondernemerte worden, maar de nuance zit in het feit, dat ik wel het liefst een eigen praktijk wilde opbouwen om als tandarts mijn beroep uit te oefenen.‘

TANDARTS ZIJN ÉN EEN ONDERNEMING RUNNEN ZIJN TOCH WEL TWEE VERSCHILLENDE DINGEN?

‘Ja, om een praktijk te runnen ben je ook belast met allerlei administratie, facturen, belastingen, debiteuren, inkopen, enz. Dat moest ik mezelf dus in de praktijk langzamerhand eigen maken. Je bent niet alleen maar tandarts, maar nu ook tandarts-ondernemer. Doordat deze praktijk al een tijd bestond, was het eigenlijk relatief makkelijk voor mij. Ik hoefde alleen maar de stoel in te vullen en de rest van de nota’s en adminstratie, enz. deed Hendrik Jan eigenlijk allemaal toen nog. Langzamerhand ging ik wel meer van de boekhouding overnemen en wilde ook gewoon weten hoe alles zo’n beetje in elkaar stak. Ik ben toen met de boeken naar mijn eigen boekhouder gegaan en kwam er snel achter dat belastingaangiften en ook de administratie nog heel veel vragen opriepen, waar ik geen idee van had. En zo kom je er al vallend en struikelend achter hoe een onderneming werkt. Ik ben er echt bij stukje en beetje ingegroeid, door al die vragen, die mijn boekhouder mij stelde over bijvoorbeeld  verdeling van de techniekkosten, onderhoudskosten, e.d.  Het was bij mijn start binnen deze praktijk eerst allemaal op één grote hoop gegooid, waarin het helemaal niet echt duidelijk was, hoe de verdeling eigenlijk was gemaakt. Door mij er steeds meer in te verdiepen, werd ik steeds beter als ondernemer. De verdeelsleutel was op een gegeven moment ook goed geregeld en de administratie werd ook steeds helderder voor mij.’

JE WAS GESTART ALS COMPAGNON IN DEZE PRAKRIJK, MAAR NU RUN JE DEZE PRAKTIJK WEL ALLEEN?

‘Na zeven jaar samenwerken, verliet Hendrik Jan deze praktijk, om zich in Huizen als tandarts te vestigen. Hij kwam min of meer ook zelf uit die regio. Dat was voor mij niet echt een probleem, omdat de praktijk al in evenwicht was. Toen Hendrik Jan de praktijk ging verlaten, kwam er daardoor wel een werkplek vrij. Nu was het al die tijd heel prettig geweest om met Hendrik Jan samen te werken. Doordat er nu een mogelijkheid ontstond, dat hij zijn deel zal verkopen aan een ander, zat ik daar niet zo op te wachten. Stel dat hij het verkoopt aan iemand met wie ik niet goed zal kunnen samenwerken, dan zou ik de rest van mijn leven in een onbalans verder moeten werken. Daar had ik helemaal geen zin in en heb gelijk besloten, dat ik zijn deel van de praktijk ook zou overnemen. Financiëel was dat voor mij gewoon haalbaar. Het gevolg was wel dat ik daarna in feite een dubbele praktijk had. In die periode heb ik nog wel wat tandartsen, die net van de opleiding kwamen, op de tweede stoel erbij gehad. Die dubbele praktijk was toentertijd voor mij eigenlijk anders wat te veel. Ik werkte toen ook nog één keer per dag op de School voor Tandartsassistenten, daar gaf ik al les voordat ik bij deze praktijk kwam en dat heb ik zo’n 10 jaar gedaan. 

Zo heb ik in het begin verschillende starters op mijn tweede stoel gehad, die ik ook zo veel mogelijk bij hun start ondersteunde. Daar kwam mijn ervaring als leraar goed van pas. Ook ben ik gelijk met FAMED gaan samenwerken, omdat al die facturenproblematiek met debiteurenproblematiek mij te veel energie kostte. Die energie wilde ik aan mijn praktijk geven en niet aan dit soort zaken. Famed is voor mij echt een uitkomst, zij nemen het hele facturenbedrag over en daar betaal je dan voor. Famed gaat zelf dan achter de facturen en incasso’s aan. Ik heb daar dus geen omkijken meer naar. Ik kan mij dan veel meer op mijn behandelingen met patiënten richten.’

                           Paul Lamers in zijn praktijk

MAAR DE TIJDEN VERANDERDEN, OOK IN HET VERZEKERINGSLEVEN

‘Ja, zo hield in 1995 het Ziekenfonds op te bestaan. De regels van het Ziekenfonds waren voor de patiënten heel bindend. Als je in de marge van een maand ervoor of erna de afspraak niet was nagekomen, dan stopte het Ziekenfonds deels de financiële dekking voor je. 

Daarna kwamen de particuliere tarieven die door de overheid worden gehanteerd. In de praktijk bevatte die regeling voor één en dezelfde handeling, bv. een vulling, wel vijf soorten tarieven. Dat was een heel gedoe om uit te zoeken, welk tarief voor wat en wie moest worden doorberekend. Ergens klopt dat ook niet en is het ook niet heel helder. Je moet niet anders betaald worden, omdat de klant toevallig in een andere situatie zit. Dat is op een gegeven moment ook weer veranderd en er zijn nu wel uniforme particuliere tarieven. De tarieven voor de basisbehandelingen waren ook eerst in het basispakket van de zorgverzekeringen opgenomen. Alleen moest je een aanvullende tandartsverzekering afsluiten als je meer dan een standaard behandeling wilde, zoals bv. een kroon. Ook dat werd weer veranderd en nu zijn ook alle tandartskosten uit het basispakket gehaald en kan je alleen je tandartskosten verzekeren met een aanvullende verzekering.’

MERKTE JIJ BIJ DE UITHOLLING VAN DE KOSTEN BIJ DE VERZEKERINGEN DAAR IN DE PRAKTIJK VEEL VAN?

‘Ja, dat merkte ik zeker. Patiënten kwamen minder en ook kwamen ze eerder in incasso’s terecht. Ook bleven ze veel langer weg, en lieten niet elk half jaar een gebit controleren. Natuurlijk waren er ook patiënten, die helemaal niet meer kwamen, alleen maar omdat ze geen geld hadden om een basisverzekering te betalen. Op deze manier holde ook nationaal de tandheelzorg én gezondheidzorg achteruit. Zelf ben ik al helemaal niet zo, dat als iemand een kies laat trekken en ze willen geen kroon of brug, dat ik het er dan probeer door te drukken. Ik begrijp dat en wil ze ook niet opzadelen met dure kosten. Er zijn ook genoeg omstandigheden waaruit blijkt dat het ook helemaal niet nodig is. Niet altijd pakt het voor het gebit meteen verkeerd uit, dus dan laat ik het zo. Zelf ben ik toentertijd na de terugval van patiënten niet in een moeilijke financiële situatie gekomen. Mijn praktijk bleef in evenwicht, Ik had in feite door die dubbele praktijk voldoende patienten over.’

WAAROM HEB JE NOOIT MEER DE KEUZE GEMAAKT OM JE PRAKTIJK TE VERGROTEN?

‘Ja, mijn praktijk is relatief klein en heb financieel alles goed onder controle. Dat heeft grote voordelen. Ik doe nu alles alleen, zowel zakelijk als de praktijk, hoewel ik wel een praktijkassistente heb. Bij een grotere praktijk zijn de overhead-kosten juist prima, maar ik moet ze wel terugverdienen. De opbrengst van mijn onderneming komt wel uit de behandelingen vanuit deze stoel en daarnaast ga je dan heel gauw kosten opbouwen van niet facturabele werkuren. Kortom na die afweging met alle voor- en nadelen, vroeg ik mij af, of ik wel zo groot wil worden. Ik kom tot de slotsom dat ik verder niemand in dienst wil, al heb ik wel een stoel over in de praktijk. Je verdient met een grotere praktijk helemaal niet zomaar méér.

Je verdiensten zijn dus niet zo snel groter, omdat in mijn situatie het dan in feite gewoon één praktijk blijft met meerdere tandartsen, extra assistentes, enz. Ik heb ook nooit nieuwe patiënten aan genomen, er was natuurlijk wel een natuurlijk verloop, zoals geboortes, verhuizingen, enz. Maar acquisitie heb ik nooit hoeven te doen. Nu alle voor en tegens op een rijtje te hebben gezet, heb ik op deze basis besloten, mijn praktijk alleen zo voort te zetten.’

HOE ZIEN JE DAGEN ERUIT IN DE PRAKTIJK?

‘Ik heb wel zes dagen in de week gewerkt van meer dan 60 uur. Ik werk momenteel nog vier dagen per week in de praktijk van 6:45 uur tot 16.50 uur. Vrijdags ben ik vrij, maar dan doe ik meestal de administratieve zaken thuis. Dat werd vroeger door mijn voorgaande assistenten gedaan, maar dat pakte niet altijd goed uit. Er werd vaak slordig omgegaan met het invullen van de facturen, zodat ik altijd alles nog opnieuw moest controleren. Toen besloot ik dat ik het net zo goed zelf kon doen en heb dan ook meteen het zakelijke gedeelte helemaal zelf in de hand. Wel doet mijn vrouw, die een heel grote support is in deze praktijk, alle verdere administratie en boekhouding. Het is een heel goede wisselwerking tussen ons. Ze heeft zelfs een boekhoudcursus gedaan en is ook heel accuraat en geweldig punctueel. Ook valt ze altijd in als één van de assistentes vrij heeft of ziek is. Wij kennen elkaar al 32 jaar en zij is in deze praktijk ook helemaal meegegroeid. Dat is natuurlijk fantastisch. Zo vind ik het, na 30 jaar deze praktijk te runnen, het nog steeds heel erg leuk om te doen. Ik pas nu gewoon alleen mijn tempo aan. Voor je het weet, zit ik hier na mijn pensioen nog……

 

 

 

PAUL LAMERS' ADVIES VOOR STARTERS:

Probeer de kosten in de hand te houden, kijk goed hoe laag je de kosten kan houden. 

  • Je bent zo gauw geneigd je inkomsten te zien als winst, maar vergeet niet je afschrijvingen, de belasting, e.d. 
  • Als je dat overzicht niet goed op orde hebt, kan je heel gauw schrikken van wat je werkelijk verdient. 
  • Laat niet je kosten zomaar oplopen en dan later inzien dat je er te weinig inkomsten tegenover hebt staan, dan werk je jezelf heel gauw in de problemen, vooral met de belastingdienst.
  • Blijf niet voor die drempel staan, wees niet bang een onderneming te beginnen, als je de keuze maakt en eenmaal bezig bent, dan merk je dat die drempel veel hoger lijkt dan hij is.
  • PAUL LAMERS, Tandarts

    Tandartsenpraktijk Reigersbos

    Rossumplein 9,

    1106 AX AMSTERDAM-ZO

    Telefoon: 020-69 721 453

     

    Email: info [at] tandartspraktijkreigersbos.nl

    Website: www.tandartspraktijkreigersbos.nl

     

 

 

 

 

 

 

INTERVIEW met WILLEM HOOGENSTRIJD - Fysio- en psychomatsche fysiotherapeut en acupuncurist SFR Beweegt

INTERVIEW met WILLEM HOOGENSTRIJD - Fysio- en psychomatsche fysiotherapeut en acupuncurist SFR Beweegt

Ik miste bij mijn opleiding fysiotherapie alleen nog wat stukjes om een mens écht te helpen.

Daarom heb ik daarnaast zowel acupunctuur, over energiestromen,

als psychosomatische fysiotherapie, over emoties,

 gestudeerd.

Deze drie aspecten zijn voor mij bij de behandeling niet te scheiden, 

ze lopen in elkaar over.

 

                                                                                               Logo SFR Willem Hoogenstrijk

Willem Hoogenstrijd (1957) is een voorbeeld van een heel energieke en empathische fysiotherapeut. Willem zit al 40 jaar in het vak en heeft zich in deze jaren steeds verder ontwikkeld om zijn kennis en kunde in dienst te stellen van zijn patiënten. Steeds zocht hij naar meer mogelijkheden om zijn patiënten nog beter te ondersteunen.

Zijn openheid en liefdevolle geduld voor zijn patiënten, is in deze huidige tijd goud waard. Een echte therapeut, die helemaal gaat voor zijn patiënten en zich zó kan inleven, waardoor hij ze ook gericht kan ondersteunen. De hele praktijk ademt ook deze sfeer uit. Het is als een oase van rust en veiligheid binnen de Rivierenbuurt in Amsterdam.

WELKE KEUZE’S  MAAKTE JIJ OM EEN FYSIOTHERAPEUT TE WORDEN?

Willem Hoogenstrijk: ‘Ik had, nadat ik de HAVO had afgemaakt, geen echt duidelijk beeld, wat ik wilde gaan worden. Eigenlijk had ik meerdere ideeën in mijn hoofd. 

Er waren toen in feite drie opties, waar ik mee speelde:

ten eerste bleek één van mijn beste vakken op school scheikunde te zijn en dacht toen dat ik daar maar wat mee moest gaan doen. Ik speelde met de gedachte om biochemie te gaan studeren, maar het idee om elke dag in een laboratorium met buisjes en stofjes te moeten gaan werken, was toch niet het toekomstbeeld dat ik voor ogen had.

Ten tweede had ik ook in mijn hoofd om fotograaf te worden. Van jongs af aan fotografeerde ik al heel graag en heel veel. In mijn middelbare schooltijd had ik zelfs een vakantiebaantje op de fotoredactie van het Parool en was al gauw in een positie, dat ik mede mocht bepalen, welke foto’s in de krant kwamen en welke niet. Zo ook  hielp ik mee de uitsnede van de foto’s te bepalen. Dat ging best wel heel ver. Ik was toen 17 jaar. Hoewel ik dit werk wel heel leuk vond, zag ik ook daar mijn toekomst niet in.

Dus bleef de derde optie over en dat was toch om fysiotherapeut te worden.

In die tijd was de fysiotherapie nog in opkomst, het was toen nog niet, wat het nu is. Eigenlijk was het redelijk nieuw. Ja, en ik hield wel van iets nieuws, dat was voor mij ook de uitdaging.

In die periode hadden mijn ouders een kennis, die al fysiotherapeut was en heb daar lange gesprekken mee gevoerd. Door zijn enthousiaste verhalen over het vak werd mijn keuze om met dit vak door te gaan, mede bepaald. Uiteindelijk had ik mijn keuze gemaakt en ben die 4-jarige opleiding Fysiotherapie in Amsterdam gaan doen.’

HOE GING DAT VERDER NADAT JE DE KEUZE VOOR DEZE RICHTING HAD GEMAAKT?

‘De stageperiode was eerst in een eerstelijns-praktijk, die ik overigens nu zelf ook heb, in Purmerend. Daarna heb ik ook nog stage gelopen in een verpleegtehuis in Wormerveer en de meest ingrijpende stage was in een psychiatrische inrichting in Castricum. Dat was echt een heel bijzondere ervaring. Er gebeurde daar zulke gekke dingen. Het is zo’n bijzondere wereld op zich en zeker op de besloten afdelingen. Het is echt een andere medische situatie zoals bijvoorbeeld suïcidale patiënten, die allerlei beschadigingen hebben opgelopen door hun gedrag.

Na mijn studie bleek het helemaal niet zo’n goede tijd te zijn om een plaats te vinden als fysiotherapeut. In de periode rond 1981 was het best heel lastig om met een verzekeraar contracten af te sluiten. Dat kreeg je niet meer zomaar. Uiteindelijk kon ik via via in een ziekenhuis in loondienst gaan werken, dat was in het Diaconessenhuis in Amsterdam bij het Vondelpark. Dat was best een apart, klein ziekenhuis. Daar heb ik ongeveer een jaar gewerkt, maar toen begonnen de bezuinigingen daar ook. Dat betekende wie het laatst in dienst is gekomen, die gaat er ook het eerst uit. 

Gelukkig had ik contact met een collega in de Rivierenbuurt in Amsterdam, die wist dat bij de Praktijk Wolkenkrabber een plekje vrijkwam.

Daar kon ik beginnen als waarnemer met de mogelijkheid misschien lid van de maatschap te worden. Zo had ik daar ongeveer een klein jaar als waarnemer gewerkt en werd daarna in de maatschap opgenomen. Ik was toen ongeveer 24 jaar en was op dat moment een zelfstandig ondernemer.’

HOE WERKTE DAT OM IN EEN MAATSCHAP OPGENOMEN TE WORDEN?

‘Het was al nooit mijn ambitie geweest om in loondienst te werken. Het voelt voor mij ook niet goed iemand ‘boven’ mij te hebben, die vertelt wat je wel of niet moet doen. Ik werkte er altijd al naar toe om een eigen ondernemer te worden. 
Zo was het eerste jaar in het ziekenhuis prima, daar heb ik heel veel ervaring door opgedaan. Dat is heel goed voor een start. Maar de stap naar de maatschap, als eigen ondernemer binnen die groepspraktijk, was wel meer wat ik echt wilde.

Om in een maatschap binnen te komen, moet je je voor een deel inkopen en het voor een deel verdienen. Het kapitaal, dat ik in de maatschap geïnvesteerd had, had ik geleend bij de bank. Dat bedrag krijg je door jaren in die maatschap te werken er ook weer uit. In deze maatschap heb ik vijf jaar gewerkt en het bleek dat maatschappen nogal eens uit elkaar vallen. Dat komt doordat in een groep zelfstandigen verschillend kan worden gedacht over het zakelijk beleid. Dat kan nogal gaan botsen. Je bent in een maatschap wel een zelfstandige, maar wel een zelfstandige in een zakelijk collectief. Dat is het verschil als je op jezelf een praktijk hebt. Bij een maatschap heb je wel te maken met je collega’s, die ook helemaal zelfstandig willen zijn. Dat maakt het soms moeilijk om zakelijke afspraken te maken en te handhaven. De reden dat ik deze maatschap verliet, was dat ik het met de verdeling én de inbreng van de vergoedingen niet eens was. Ik kon ook niet verder achter de financiële situatie staan. Vanaf die tijd ben ik verder gegaan in de maatschap in een pand op de Zomerdijkstraat.’


                                    Willem Hoogenstrijd aan het werk

JE BENT UIT DIE MAATSCHAP GESTAPT, HOE BEEINDIG JE DAT?

‘Als je een maatschap verlaat, dan word je niet uitgekocht, maar zeg je je maatschap op. In feite ben je daarna vrij. Wel krijg je nog een vergoeding voor wat je hebt ingebracht of je verkoopt je aandeel aan een volgend lid, die er juist in wil stappen.’

DAARNA BEN JE WEL WEER IN EEN ANDERE BESTAANDE MAATSCHAP GESTAPT, HOE GING DAT?

‘Ik ben eerst begonnen als ZZP-er bij de groepspraktijk op de Zomerdijkstraat en huurde daar een praktijkruimte voor mijzelf. Pas na een jaar heb ik mij ingekocht in de maatschap van de groepspraktijk in de Zomerdijkstraat. Dat was een maatschap met zes mensen. Maar als een rode draad in mijn leven, is ook deze maatschap na een aantal jaren uit elkaar gevallen om dezelfde redenen. Weer voelde ik mij bij hun zakelijke beleid niet goed. De reden van het uiteen vallen gaat altijd weer over de situatie om de praktijk heen, dus nogmaals nooit over het inhoudelijke vak zelf, maar over de verdeling van het werk, de input voor de zakelijke kant, de PR, boekhouding, enz.

In deze crash is er toen één lid uitgestapt en ben ik met de anderen in de maatschap gebleven. Ook dit weer voor een aantal jaren.’                                   

WAAROM IS DEZE MAATSCHAP TOCH IN EEN ANDERE VORM VERDER GEGAAN? 

‘Wij zijn gaan zoeken naar die kleinere praktijken hier in de Rivierenbuurt om een samenwerkingsverband aan te gaan. Het idee, wat ik toen had, was eigenlijk dat die kleinere praktijken niet echt zouden kunnen overleven met de schaalvergroting, dus ik wilde die krachten bundelen. Zo zijn we in gesprek gegaan met een aantal kleinere praktijken uit de buurt om te kijken wie er geïnteresseerd zouden zijn, om meer samen te gaan werken. Deze gesprekken hebben ongeveer een jaar geduurd voordat we een aantal mensen bij elkaar hadden, die hier wel wat voor voelden. Met deze mensen hebben we toen een nieuwe maatschap ingericht en ieder met zijn eigen specifieke inbreng. Dat heeft geleid tot deze huidige praktijk SFR BEWEEGT hier in de Trompenburgstraat in Amsterdam nu. De letters SFR staan voor Samenwerkende Fysiotherapeuten Rivierenbuurt. Het is een samenwerkingsverband van vijf praktijken, die wel allemaal fysiotherapeut zijn, maar allemaal met een eigen inzicht en specialiteiten. Wij zitten hier nu al weer 12 jaar in deze maatschap.’

                                         Praktijk Willem Hoogenstrijk

INHOUDELIJK BEN JIJ OOK VERDER GEGROEID?

‘Ja, zeker, zo begon mijn interesse voor acupunctuur al toen ik 15 jaar was. In die tijd las ik er al veel over. Het bijzondere was wel, dat ik een droom had, toen ik 16 jaar was, dat ik een oude Chinees was en aan acupunctuur deed. We dromen allemaal veel, maar deze droom was zó helder, dat ik het altijd onthouden heb en steeds verder mee in mijn leven meenam. Ik herkende mij als het ware in deze Chinees met die lange baard.. 

Alleen kan je in Nederland geen acupunctuur doen zonder dat je al een gerichte opleiding hebt gedaan. Je moet eerst medisch geschoold zijn om deze acupunctuuropleiding te volgen. Dat was uiteindelijk mede de reden dat ik ook fysiotherapie ben gaan volgen en ben toentertijd ook gelijk erna die 2-jarige opleiding gaan doen. Acupunctuur was dus ook al gelijk een onderdeel van mijn praktijkbeoefening geworden. 

En toch miste ik nóg een aspect om mensen echt te helpen. Fysiotherapie op zichzelf, is heel erg gericht op het fysieke van de mens. Acupunctuur is juist weer gericht op de energiestromen, maar ik wilde ook iets meer weten over het emotionele van de mens. Vanaf dat moment ben ik ook de drie jarige studie psychosomatiek gaan volgen. Dat gaf mij meer een compleet beeld van de mens, die je behandelt.

Voor mij zijn deze drie aspecten van een mens niet te scheiden, ze lopen in elkaar over. Zo zie ik zelden dat een klacht louter lichamelijk is. Zelfs bij een fysieke val, gaat het niet alleen om de fysieke ongemakken, maar ook hoe viel iemand en hoe gaat hij er mee om. De psychosomatiek is er vooral op gericht een patiënt te ondersteunen om met zijn ongemakken om te gaan. Zo kunnen twee mensen met dezelfde klachten binnenkomen en doet de ene mens er veel langer over om te genezen dan de andere. Dan blijkt dat er veel meer annex is en daar ga je dan ook mee aan de slag. Dan ga je onderzoeken, waar het wringt. Dus ik stel niet alleen de vraag, “waar doet het pijn, maar vooral wat betekent het voor jou?” Zo kan je bijvoorbeeld iemand helpen door zijn angst voor een foutief beeld over zijn klacht weg te nemen. Ik mag wel mijn mening geven over ziekteverschijnselen, maar geen diagnoses stellen. Zo kan je mensen leren anders tegenover hun klachten te laten staan. Voelen ze zich nog niet bevestigd, dan stuur ik ze ook door naar de huisarts. Dat doe je ook als er meer aan de hand is, dan wat ik voor ze kan doen. Ik zie elke patiënt als volledig mens en dat merk ik ook aan de resultaten.’

IS HET DAARDOOR NIET EEN HEEL ZWAAR FYSIEK BEROEP?

‘Zo is ons beroep heel gericht op het aanraken van mensen, in onze wereld is er  heel weinig spontaan fysiek contact, maar in ons beroep is dat vooraf al totaal geaccepteerd. Dat is ook de kracht van ons beroep. 

Ik werk nu 40 jaar in dit beroep en merk nu wel dat het fysiek zijn tol gaat eisen. Ik ben zelf ook al een stapje terug gaan doen, om zo nog wel mijn kwaliteit van werken te verzekeren. Nu werk ik nog gemiddeld 35 uur en dat is mijn maximum. Wat wel zo is, is dat je niet alleen mensen masseert, maar ook revalideert en begeleidt na een operatie, bijvoorbeeld. Zo komen er ook mensen, die zich moeten leren ontspannen en dan ben je bezig met ademhalings- en ontspanningsoefeningen. Het fysieke werk is uiteindelijk in de praktijk iets van 20% van al je werkzaamheden. Maar als je dan iemand werkelijk ziet opknappen, tijdens de behandelingen, dan geeft dat echt voldoening.’

ADVIES VOOR STARTERS?

Durf te investeren, dus durf ook gewoon geld te lenen voor het werk, waarin je gelooft.

  • Het is niet alleen, dat je er veel tijd in moet stoppen, maar ook gewoon geld. Wees daar niet bang voor, want het laat zich vroeg of laat uitbetalen, als je maar volhoudt en erin blijft geloven.

 

Willem Hoogenstrijd, 

Acupuncturist, Fysio-psychosomatische fysiotherapeut

SRF Beweegt Rivierenbuurt Amsterdam

Therapie & Training

Telefoon : 020-644 95 68

Mail:  info [at] sfrbeweegt.nl

Website: https://fysiotherapierivierenbuurt.nl

 

Pagina's