INTERVIEW met Anne-Marie SCHUTZ, KLEVERLAAN, Eigenaresse ANNE's BLOEMENRIJK, ABR

INTERVIEW met Anne-Marie SCHUTZ, KLEVERLAAN, Eigenaresse ANNE's BLOEMENRIJK, ABR

ik heb altijd heel hard moeten vechten in mijn leven

en altijd strijdbaar moeten zijn om iets voor elkaar te krijgen.

Dat is met dit ook weer zo.

 Ik ga hier iets heel nieuws neerzetten,

een winkel, juist weer even anders dan een standaard bloemenwinkel,

maar wel met hoge kwaliteit en verrassingen.

Anne-Marie Schutz-Kleverlaan, 1966, is een zeer gastvrije vrouw met een enorm gevoel voor schoonheid en kwaliteit. Ze heeft er veel voor over om dat ook zo neer te zetten. Ze heeft een uitgesproken idee over haar bloemenwinkel en dat ervaar je ook als je  haar zaak binnenstapt. Alles voelt harmonisch aan en is zo liefdevol en met aandacht neergezet en uitgekozen. Een weldaad om doorheen te lopen en rustig te kijken. Het voelt echt anders aan door de aandacht die zij voor elk detail heeft.  Een  verhaal van een enorm moedige vrouw, die op  latere leeftijd totaal ander werk kiest  en daarvoor helemaal wil gaan. 

WAT IS JOUW ACHTERGROND?

‘Ooh, heel iets anders, ik heb al die voorgaande jaren administratief werk gedaan. Ik was al die tijd ambtenaar, totdat ik een zware burn-out kreeg. Ik ben tijdens die burn-out onder begeleiding gaan zoeken, wat ik eigenlijk anders in mijn leven wilde gaan doen. Bij die zoektocht, kwam er naar boven, dat ik eigenlijk heel creatief ben. Ik kleide bijvoorbeeld altijd veel en maakte  veel dingen zelf. Zo heb ik  ooit een jaar op de modevakschool gezeten en heb altijd mijn eigen kleding gemaakt.  Dat zelf maken van kleding doe ik al vanaf mijn dertiende. Dit om aan te geven hoe jong het er bij mij al in zat om anders te willen zijn.’

WAT GEBEURDE ER TIJDENS DIE BURN-OUT?

‘ik was tegen de 53 jaar en was  er in die tijd echt heel slecht aan toe. Ik kon ook niet meer goed functioneren in mijn werk. Wat er aan de hand was, werd duidelijk op de dag dat ik op weg naar mijn werk met mijn nieuwe auto tegen een boom reed.  Daardoor kwam ik te laat op de vergadering, die  ik moest notuleren. Ik nam bij die vergadering niets meer in mij op.  Ik kreeg echt geen woord op  papier. Zij hebben mij die dag naar huis gestuurd, maar ik ben later toch  weer gaan werken. Zij hadden mij eigenlijk helemaal weg moeten sturen, maar ik ging juist maar door met werken. Wel heb ik daarnaast een traject aangeboden gekregen met Helio-Mare om goed te herstellen.’ 

WAT GEBEURDE ER VOOR JOU IN DIE BEGELEIDING MET HELIO-MARE?

‘Tijdens die begeleiding werd er o.a. gevraagd, waar ik wel gelukkig en vrolijk van werd. Daar ben ik toen goed naar gaan kijken, maar dat is nog best  lastig. Op een gegeven moment besefte ik in die zoektocht, dat ik werken met bloemen wel heel leuk vond. Daar ben ik mij toen verder in gaan verdiepen. Zo mocht ik van mijn begeleiding alles proberen om maar weer te herstellen, maar alles wel nog naast de uren, die ik nog gewoon werkte.’

TOEN JIJ JE KEUZE HAD GEMAAKT, HOE JE VERDER MET JE LEVEN WILDE DOORGAAN, WAT BEN JE TOEN GAAN DOEN?

‘Ik ben toen een vakopleiding Bloemist gaan doen in Alkmaar. Daar werd ik echt helemaal blij van, ik vond dat zo leuk om te doen. Zo begon ik met stukjes te maken en boeketten samen te stellen. Ook ging ik in die periode trouwen, overigens met een hovenier, die ook zelf een eigen bedrijf heeft. Ik heb voor mijn bruiloft mijn eigen trouwboeket gemaakt. Dat was geweldig om te doen. Met bloemen werken, daar wilde ik gewoon echt verder mee gaan.’

HET IDEE VAN EEN BLOEMENWINKEL WAS TOEN GEBOREN, HOE REALISEERDE JE HET?

‘We zagen opeens dit pand leegstaan, waar ik nu in zit. Het stond overigens al jaren leeg. Het was een pand van een tankstation, maar dat pompstation was allang een zelfbedieningsstation geworden. Zo stond dat gebouwtje dus al jaren leeg en de gemeente Castricum wilde niet dat het een hangjongerenplek zou worden. Het moest een commerciële bestemming krijgen. Mijn man opperde toen dat het wel iets voor mij zou kunnen zijn om hier een zaak te beginnen. Dan kon ik echt opnieuw beginnen en heel iets anders gaan doen.’

HOE BEN JE AAN DIT PAND GEKOMEN?

‘We zijn toen gaan uitzoeken wie de eigenaar van het pand was en zijn een gesprek met hem aangegaan. Wij bespraken hoe wij het  graag zouden willen huren voor het starten van een bloemenwinkel. Dat was een goed gesprek en ik heb toen gelijk mijn werk mooi afgerond en we zijn gelijk in dit pand  begonnen.’

DAT GING INEENS DAN WEL HEEL SNEL

‘Ja, dat ging zeker allemaal heel snel, ik moest zelfs in die tijd ook nog aan mijn knie geopereerd worden. Dat was een heftige tijd. Wij zaten al in de verbouwing van dit pand. Het pand zag er na al die jaren  echt niet meer uit, totaal verwaarloosd en niet geschikt om gelijk een bloemenwinkel te beginnen.’

WIE HEEFT DIE VERBOUWING AAN HET PAND GEDAAN?

‘Mijn man heeft samen met vrienden, mijn zus en kinderen dit pand helemaal verbouwd en geschilderd. We hadden de sleutel al op 1 sept. 2021 gekregen, maar ik kon zelf toen nog niets doen, omdat ik van de operatie van mijn knie moest herstellen Maar met alle hulp die ik heb gekregen, is het precies die winkel geworden die ik voor ogen had.’

WANNEER ZIJN JULLIE GEOPEND, WAS DAT NIET MIDDEN IN DE CORONA PERIODE?

‘Ja, het was begin november 2021. Een paar maanden na de verbouwing zijn we hier geopend. En opeens moest ik dagen in een winkel staan, dat was ik helemaal niet gewend. Achteraf is het ook wel  moeilijk geweest, omdat we openden tijdens de coronaperiode met al die maatregelen. Achteraf misschien dom om dan te beginnen, maar het kwam gewoon zo op ons pad en dan ga je door.’

HOE KON JIJ FINANCIEEL ZO’N MOOIE WINKEL OPZETTEN?

‘Mijn man heeft  financieel in mij geïnvesteerd en daarom kon ik deze winkel starten. Hij stond er helemaal achter en heeft mij zowel financieel, maar ook  met praktische zaken , zoals  de verbouwing, gesteund. Ook heeft mijn man steun gehad van zijn goede vriend die heel goed kan timmeren.  Die heeft bijvoorbeeld een heel mooie balie gemaakt. Dat is top. Er is echt  veel van  zijn vermogen ingegaan, dat gaat zo snel en nu moet het winkeltje het gaan opbrengen.’

DAT MOET LUKKEN, ALS IK ZIE HOE DEZE WINKEL ERUIT ZIET.

‘Ja, de hele winkel is nu een oase aan bloemenpracht en mooie vazen en lieflijke bloemstukjes. Er hangt een ontzettende mooie, bijna een sprookjessfeer in de winkel, uitgedrukt door de planten en bloemen. En dan ook hier en daar nog die kleine gifts in vitrines of op houten standaards van allerlei aard. Echt een prachtige winkel, met hoog kwalitatieve bloemen en planten.’

IK HOOR EEN MAAR, DENK JIJ DAT HET NIET GAAT LUKKEN?

Ja, en nee, je zit niet echt in de loop van winkels. Je moet hier echt naar toe voor de bloemen of je komt hier om te tanken. Het zit aan de rand van het dorp en niet ver van Geesterduin, het grote overdekte winkelcentrum van Castricum, waar natuurlijk bij de supermarkten ook bloemen te koop zijn en zeker ook goedkoper.’

HOE GA JE HET PROBLEEM VAN DE VERAF GELEGEN LIGGING OVERBRUGGEN?

‘Mijn doel is  om met mijn winkel ook iets anders te bieden. Geen middelmatige boeketten, maar hoge kwaliteit bloemen, enz. ik ben altijd al een beetje dwars als kind geweest, ik ging bijvoorbeeld naar de Modevakschool, omdat ik mijn eigen kleding wilde maken en dan wilde ik daarmee ook anders zijn. Ik merk dat ik  klanten krijg, die echt zien dat ik andere dingen verkoop en een ander soort boeketten of bloemstukjes maak. Zij willen  ook echt omlopen om hier te kopen. Zij voelen dat het bij mij echt anders is en dat is mijn doel.’

WAT VOOR EEN VISIE HAD JE BIJ DEZE WINKEL TOEN JE STARTTE?

‘Dat is  moeilijk te zeggen omdat alles nieuw voor mij was. Ik moet het allemaal nog ontdekken. Hoewel ik ook  veel tips heb gehad van iemand die in de bloemenwereld  veel ervaring heeft. Zij doet juist alleen maar  grote opdrachten, bijvoorbeeld  hele grote stukken voor toneel, festivals, en bruiloften. . Dat lijkt mij ook helemaal geweldig om te gaan doen. Ik zie wel hoe het gaat verlopen, maar ik heb er wel veel vertrouwen in.’

JE HEBT HET OVER EEN ANDERE KWALITEIT BLOEMEN, HOE KOM JE DAAR AAN?

‘Zo zit ik nu bij een groothandel, waar mijn tipgever zelf ook bij zit. Daar ben ik  heel tevreden over en die leveren ook  goede bloemen. Zo houd ik niet zo van die plukboeketten, van die boeketten met allerlei bonte en vaak grove bloemen bij elkaar. En zeker niet van al dat vele groene blad in een boeket, dat vind ik zo zonde van de bloemen. Dan is het boeket misschien heel vol en groot, maar het is het echt niet mooi. Klanten waarderen en zien dat ook. Zij krijgen een boeket met bloemen en eventueel met wat groen, maar zo weinig mogelijk en zeker niet die zware groene bladeren, zodat je nog nauwelijks bloemen ziet. De boeketten die ik maak, zijn creaties van mezelf, zo probeer ik iets van mezelf in te brengen.’

HOE GAAT DIE INKOOP VAN BLOEMEN MET ZO’N GROOTHANDEL?

‘Deze groothandel BOBSTAR in Rijnsburg is geweldig. Ze zetten ’s nachts de spullen bij me neer en als er iets niet goed is dan maak ik een foto en krijg gewoon het geld weer terug. Ik krijg al heel snel een bericht van wat aanbiedingen, die kan ik dan alvast aanklikken en reserveren. Dat moet meteen om 12 uur;  het bestellen gaat allemaal online. . Er staat ook bij wat voor een rijpheid de bloemen hebben en wat het gewicht is.   . Bijvoorbeeld een Tulp of Astomeria heb je heel dun, maar ook heel zwaar Die zijn dan wel weer iets duurder. Ik wil altijd de mooiste en beste kwaliteit hebben. Hoe deze handel werkt, heb ik niet geleerd, maar in deze paar maanden zelf eigen moeten maken. Een beetje gekkenwerk, eigenlijk.’

EN JE GIFTS, WAAR HAAL JE DIE VANDAAN?

“Ooh, ik heb verschillende groothandels, waar ik dan gewoon ga kijken. Sommige groothandels vind je dan leuk en sommige gewoon niet. Er is ook een groothandel, die heeft een soort van outlet, van het merk PTMD, dat is een heel duur merk. Zij kopen dat ergens op en daar haal ik wel  leuke dingen vandaan. Maar  de inkoop van gifts is heel moeilijk, het is altijd een beetje gokken. Je moet dan echt gaan denken voor een ander. In de zin van: wat zouden de mensen leuk vinden en wie komen er ongeveer. Daarom heb ik een diversiteit aan spulletjes staan. Het gekke is, zo weet je het soms toch niet. Soms koop je iets in met een gevoel van: “ik ben benieuwd wat het zal doen” en dan blijkt het opeens heel hard te lopen.’

HEB JE EEN DOELGROEP VOOR OGEN VOOR JE WINKEL?

‘Nee, het is een divers publiek dat hier komt.  Eerst had ik vooral oudere mensen, omdat die aan de overkant wonen. Die kwamen in  eerste instantie het meest. In het weekend komen er juist ook veel jonge mensen, die  op weg zijn en even tanken en nog wat kopen voor de familie. Dan gaan die plukboeketten, boeketten met verschillende soorten bloemen in één, juist heel goed. Ik maak dan ook verschillende soorten boeketten.’

DOE JIJ OOK WAT AAN KLANTENWERVING?

‘We hebben vorig jaar, toen we net waren geopend , in de krant gestaan, maar dat kost een vermogen en daar zijn we nu mee gestopt. Wel hebben we folders en flyers rondgebracht, maar voor de rest is er nu een bord bij de weg gezet, met een verwijzing naar de winkel.  Het gaat nu vooral via van mond-op-mond-reclame verder.’ 

DOE JIJ IETS MET MULTIMEDIA?

‘Eigenlijk niet veel. Wel heb ik Facebook en Instagram geprobeerd en ben bezig een website te maken. Maar dat kost allemaal zoveel tijd, die heb ik gewoon niet. Ik heb ook een gezin met twee dochters, die ook hun aandacht nodig hebben. Er zijn zoveel ballen die ik omhoog moet houden. Dus heel actief ben ik er niet mee.’

MAAR JE WILT ER WEL WAT MEE GAAN DOEN?

‘Jazeker, multimedia is niet zo mijn ding, maar mijn dochter gaat de IT kant op. Eigenlijk hoop ik dat zij mij hiermee wil gaan helpen. . Ik besef best dat het natuurlijk wel werkt om meer bekendheid te krijgen.’

JE RUNT DUS EIGENLIJK NU DEZE WINKEL ALLEEN?

‘Ja, mijn man heeft zijn eigen bedrijf. Hij helpt wel als het nodig is met de zware dingen tillen en emmers vullen, maar heeft het zelf ook druk en werkt hard in zijn eigen bedrijf.' 

HOE GA JE OM MET OUDE BLOEMEN, DIE JE NIET MEER KAN VERKOPEN?

‘Oude bloemen die je niet meer kan verkopen, geef ik nu nog  aan familie. Maar ik wil ze gaan schenken aan bejaardentehuizen., Dat is dan als gift om het daar op te vrolijken. Oude, niet verkoopbare bloemen gaan wel van je winst af natuurlijk.’

HOE LIGT DE VERHOUDING VERKOOP EN INKOOP?

‘Tot nu toe heb ik nog geen winst gedraaid, dus ik kan dat niet zeggen. Deze maand nu met Pasen, denk ik dat ik fifty-fifty heb gedraaid. En  de corona-periode maakte het ook nog eens minder gemakkelijk om goed te starten. Ik ben nog min of meer aan het investeren.’

HEB JE NOG MEER IDEEËN OM DEZE WINKEL TE LATEN GROEIEN?

‘Ja, ik wil  in de toekomst nog leren tassen gaan maken met een bloem erop. Mijn idee is er al. Ik heb er zelfs al een naaimachine voor gekocht. Het leek mij zo mooi om die tassen, met mijn eigen ontwerp, erbij te kunnen verkopen. Maar dat is nog even wat voor later. Dat trekt dan ook weer mensen aan. Daar ga ik zeker op den duur wat mee doen.’

HOEVEEL DAGEN IN DE WEEK BEN JE OPEN?

‘Vier dagen per week. Donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag van 9 tot half zes uur. Alleen is het niet zo dat ik vrij ben als ik hier de deur van mijn winkel sluit.  Er is zoveel te regelen dat er niet echt een scheiding van werkuren is. Eigenlijk speelt van alles voortdurend door je heen. Het is niet klaar op die werkdagen zelf. Zo werkt het niet. Dat valt me eigenlijk ook best wel tegen. Het is  heel pittig.’

 

DUS ER KOMT ECHT WEL  VEEL MEER BIJ KIJKEN OM ALLEEN EEN WINKEL TE RUNNEN?

‘Ja, ik ga  ook nog naar beurzen, op mijn vrije dagen. Dan doe ik mijn inkopen.  Daar ga ik dan fysiek achteraan en niet zozeer online, Ik heb  aparte vazen en andere gifts, die ik  zorgvuldig uitzoek. Zoals bijvoorbeeld in Beverwijk, waar je  een goede groothandel hebt. Ik zorg er wel voor dat ik dan een aardig voorraadje opbouw. Ik heb boven de winkel een grote voorraadplek om deze dingen op te slaan. Zodat ik niet zo vaak hoef in te kopen.’

WAAROM WILDE JE JUIST EEN ZELFSTANDIGE ONDERNEMER ZIJN, NA ZOVEEL JAAR LOONDIENST?

‘Onafhankelijkheid vind ik heel belangrijk. Ik wil echt zelf mijn eigen inkomen verdienen om niet afhankelijk te zijn. Dat zit bij mij heel diep. Voor mijn man maakt dat niet uit, maar voor mij wel. Ik weet niet hoe dat komt. Maar daar zit ook die hele zin van  eigen ondernemerschap in.’

ONDERNEMERSCHAP ZIT DUS HEEL DIEP IN IEMAND

‘Ja, ik heb altijd heel hard moeten vechten in mijn leven en altijd strijdbaar moeten zijn om iets voor elkaar te krijgen. Dat is met dit ook weer zo. Je wilt gewoon iets goeds neerzetten. Ik ben heel perfectionistisch en vraag mij dan  vaak af of alles in de winkel zo wel goed is, en wat nog anders kan.  Ook hoor ik graag van klanten reacties.  Ik kan  goed tegen kritiek. Ik wil bijvoorbeeld van de klanten zelf horen als de bloemen niet goed zijn. Dan wil ik dat ook gelijk rechtzetten. Daar hebben ze recht op. Het is natuurlijk makkelijk gedacht om een oude pomp-shop met goedkope bloemen aan te bieden, zoals in de supermarkt, dat zal wel werken. Die boeketten staan ook nog eens klaar in emmers om het zo  gemakkelijk mee te kunnen nemen. Ja, dat is wel wat anders dan wat ik hier heb. Ik werk juist helemaal niet zo. Ik heb een ander doel, waarmee ik werk. Het gaat om schoonheid en kwaliteit bij mij.’

ANNE-MARIE SCHUTZ-KLEVERLAAN

Eigenaresse ANNE’s BLOEMENRIJK, ABR

Soomerwegh 1

1902 CE Castricum 

Email: annesbloemenrijk [at] hotmail.com

Telefoon: 0251745816

 

INTERVIEW met JAAP VLIEGENTHART, Fotograaf, JAAP VLIEGENTHART FOTOGRAFIE BV.

INTERVIEW met JAAP VLIEGENTHART, Fotograaf, JAAP VLIEGENTHART FOTOGRAFIE BV.

 

Het is eigenlijk altijd goed kijken,

hoe we het nu weer op een hoger niveau kunnen krijgen.

En dan is toch steeds weer kijken en

dan nog steeds blijven kijken,

hoe het nóg beter kan.

Dat is wel wat anders dan het alleen maar registreren van iets.

Jaap Vliegenthart, 1965, is een bekend fotograaf, die al jaren ervaring heeft op internationaal niveau. Een allrounder, die zowel in opdracht fotografeert, als vrij werk maakt.  Zijn hele leven staat in het teken  van verandering, zoeken naar het beste en hij weet het uiterste uit zijn leven te halen. Dat brengt hij tot uitdrukking in zijn werk. Ook de diversiteit van de onderwerpen, die hij met zijn fotografie vorm heeft gegeven, is opmerkelijk hoog. Niets in zijn leven staat bij hem stil, alles is  voortdurend in beweging. Zo ziet hij kans de mooiste, ontroerendste en boeiendste foto’s te maken van zeer hoog niveau. Een leven van een zeer bevlogen en dynamisch mens, die iets wil laten zien, door het oog van zijn camera. Een gesprek over verandering en durven kijken en dan ook durven reageren, wat er op dat moment aan je voordoet. 

WAT ZIJN JE VOOROPLEIDINGEN?

‘In mijn schoolperiode wist ik eigenlijk helemaal niet wat  ik wilde worden en was daar  ook helemaal niet mee bezig. School vond  ik sowieso verschrikkelijk, ik ben een duidelijke ADHD-er met dyslexie en kon niets met dat leren, zoals dat op school werd aangeboden. Dat werkte voor mij helemaal niet.’

JE HEBT DAARDOOR HELEMAAL GEEN OPLEIDING ECHT AFGEROND?

‘Nee, niet echt. Door een uitnodiging van een hele goede vriend, Bob Eshuis, ging ik toen naar de School voor Fotografie in Den Haag, dat toen nog zo heette.  Dat is nu de Koninklijke Academie in Den Haag. Ik was toen 18 jaar en ben een keer met hem meegegaan naar die opleiding en dat vond ik helemaal geweldig. Hoewel ikzelf toen nog nooit een camera had aangeraakt.  Bob legde mij de beginselen en de werkwijze van een camera uit en ben daarna foto’s gaan maken die we samen hebben afgedrukt.  Daarna ben ik samen met hem foto’s gaan maken en ze gaan afdrukken.  Met deze foto’s heb ik mij toen bij die opleiding aangemeld en werd zonder enig probleem direct aangenomen’. 

JE WERD NA JE TOELATINGSEXAMEN GELIJK AANGENOMEN?

‘Ja, maar mijn ouders waren er heel erg op tegen en ik mocht uiteindelijk niet naar die opleiding. Het was ook wel een heel dure opleiding en ze zagen mij deze opleiding gewoon niet doen, gezien mijn houding op scholen. Zij maakten wel gelijk een afspraak met mij, als ik dan in één jaar de HAVO zou   afmaken, zou  ik wel mogen gaan. Maar ook dat liep op niets uit. Wel  heb ik mij daarna  toch wéér voor de School voor Fotografie, met nieuwe portfolio met foto’s, aangemeld.  Ik kon het niet laten, ik wilde daarheen.’

WAS DAT GEEN KLEINE KANS GEWORDEN, OM WEER VOOR DIE OPLEIDING FOTOGRAFIE TOEGELATEN TE WORDEN?

‘Ja, dat was zeker een lot uit de loterij. Er waren daar echt wel duizenden aanmeldingen en maar 100 plaatsen beschikbaar binnen die opleiding. Ook nu werd ik weer aangenomen. Deze keer gingen mijn ouders wel overstag en mocht ik die opleiding beginnen.’

HOE WAS DAT VOOR JOU  OM UIT HET NIETS ZO TE WORDEN AANGENOMEN? ‘Nu kon ik laten zien wat ik waard ben, dat was voor mij een hele goede drive. Nu niet voor een ander of anderen meer, maar juist om mijzelf te bewijzen. Vanaf dat moment begon het leven voor mij echt, ik leefde nu niet meer voor een opleiding, voor mijn ouders of voor wie of wat dan ook. Het voelde als pure vrijheid.’

HOE LANG DUURDE DIE OPLEIDING?

‘De opleiding duurde vier jaar en in het derde jaar is het stage lopen en het vierde jaar  de afronding met examens. Maar ook deze opleiding heb ik nooit afgemaakt. Na twee jaar ging ik al stage lopen bij een bekende fotograaf, Juriaan Eindhoven. Hij deed  opdrachtfotografie voor advertising , dat leek mij echt helemaal te gek.’

WAAROM HEB JE DEZE OPLEIDING OOK NIET AFGEROND?

‘Toen ik voor mijn opleiding stage ging lopen, vond ik dat zo boeiend dat ik daar niet meer weg wilde.   Ik kon daar gelijk  een baan krijgen, dat was voor mij de reden niet meer terug te gaan naar school. Het derde jaar was dus ook al een stagejaar, en ik had een top-plek. De hele manier van werken, zowel met de klanten, die hij had en de creativiteit die er was, daar leer je natuurlijk veel meer van dan op een droge opleiding van fotografen, die het niet gered hadden. Zij hadden niet die ervaring als Juriaan. Ik dacht: ik blijf bij hem. Dat heeft ook heel goed uitgepakt.’

HOE LANG BEN JE IN LOONDIENST GEWEEST, VOORDAT JE JE EIGEN BEDRIJF GING STARTEN?

‘Anderhalf jaar als assistent-fotograaf,. en ook werken. Daarna was ik twee jaar fotograaf in zijn bedrijf. Dat kon onder mijn eigen naam.  In die tijd was ik  nog gewoon in loondienst als fotograaf bij hem, maar kon  al zelf mijn eigen opdrachten aangaan.’ 

WAAROM WILDE JE, HOEWEL JE EEN HEEL MOOIE WERKPLEK HAD, TOCH VOOR JEZELF BEGINNEN?

‘Ik wilde zelf verantwoordelijk zijn voor mijn eigen leven en dan moet je los komen van het oude waar je in staat. Daar bleek toch ook naar boven te komen, dat ik eigenlijk zelf ondernemer wilde zijn.’

HOE WIST JE DAT JE DIT ZOU REDDEN EN HOE GING DAT?

‘Best goed, doordat ik in die jaren al een goed bedrijfje had opgebouwd onder mijn eigen naam met mijn eigen netwerk.  Ik werkte sowieso niet om de verdiensten. Ik wilde echt fotograferen en heel goed proberen te zijn. Ik had meer vrijheid.  Ik kon nu mijn eigen bedrijf beginnen, zoals ik dat wilde hebben. Daar zat  niemand meer tussen en de verdiensten waren  niet mijn eerste passie, maar het fotograferen.’ 

WAAR STARTTE JE JOUW EIGEN BEDRIJF?

“Ik had al mijn eigen locatie, met een eigen studio en ruimtes, die wilde ik ook heel graag houden, omdat het een heel fijne plek is en niet veel hoefde te regelen om weer te verhuizen.’ 

VAN WIE WAS DIE STUDIO?

‘Ik heb dit de eerste tien jaar gehuurd en later heb ik het pand kunnen kopen.’

WAT BEN JE MET JE VRIJHEID IN ARTISTIEKE ZIN GAAN  DOEN?

‘Ja, die vrijheid, die wilde ik hebben. Ik wil gewoon doen, wat ik wil doen. Ik ben gewoon iemand die overal zo kan instappen. En dan ga ik dat proberen en dat proberen en dat ook nog, enzovoort. Het op mij af laten komen en kijken wat je ermee kan, is voor mij een uitdaging, waarmee ik juist kan werken.’

HEB JIJ EEN SPECIFIEKE RICHTING IN JE FOTOGRAFIE?

‘Eigenlijk doe ik heel veel verschillende dingen. Het is voor mij het steeds weer vertolken van creatieve ideeën. Ik werk samen met reclamebureaus en maak ook dingen zelf, dus vrij werk. Ik heb geen speciale thema’s, waar ik aan werk. Mijn vrije werk bestaat uit diverse dingen, ik spring van het ene in het andere, dat is ook mijn karakter. Dat vind ik  juist zo leuk eraan. Juist het steeds nieuwe, het laten verrassen, is wat mij zo aantrekt.’

JE MAAKT OOK VRIJ WERK, HOE VERKOOP JE DAT?

‘Ja, dat ben ik nu eigenlijk aan het doen. Ik heb ook al  veel prijzen gewonnen met vrij werk op (inter-)nationale competitie wedstrijden. Daar heb ik  een podium voor mijn potentiële opdrachtgevers, die op deze manier dan weer in contact komen met mijn werk. Zo kunnen zij  weer besluiten of het wel interessant is, om wat mee te gaan doen. Via deze (inter-)nationale wedstrijden, krijg je dan grote bekendheid.’

HOE BEN JIJ AAN JE OPDRACHTEN GEKOMEN?

‘Ik had natuurlijk een steuntje in de rug van Jur,  toen ik nog officieel in zijn bedrijf werkte. Dat was alleen maar positief voor zijn bedrijf. Als oud-leerling bracht ik geld in het laatje.  Een opdracht is heel erg persoonlijk gebonden, je kan niet zomaar zeggen: ik heb iemand, die voor jou een opdracht kan leveren. De opdrachtgever maakt dat zelf wel uit. Al kreeg ik  een steuntje in de rug,  ik moest zelf wél laten zien wat ik voor ze waard was. Als jij goed werk aflevert bij een opdrachtgever, dan gaat het al  gauw van mond tot mond verder. Het is een kleine wereld en binnen de kortste tijd weten ze je te vinden. Zo gaan die opdrachten in feite altijd via/via. Je werkt best wel  nauw met mensen samen, van wie  je de opdracht krijgt, dus het moet dan wel klikken.’

HOE WERKT DAT MET HET VERKRIJGEN VAN EEN OPDRACHT?

‘Dat zijn eigenlijk  alleen maar creatieven, die voor reclamebureaus werken. Dat zijn mijn klanten, die meestal werken voor multinationals. Ik werk eigenlijk nooit rechtstreeks voor multinationals. Over het algemeen verzinnen reclamebureaus ideeën voor hele grote klanten. Dat zijn eigenlijk altijd multinationals, die worden dagelijks geserviced door een reclamebureau. Dan bedenkt het reclamebureau iets en vinden zij een bepaalde opdracht of idee wel geschikt voor mij.  Dan komen ze bij mij met het idee en  vragen  mij hoe we dat verder zullen vorm geven. We duiken er dan met zijn allen in en bekijken hoe we dat interessant kunnen maken of zelfs nog beter. Ook bespreken we wat we dan nodig hebben. Het is een idee, dat we dan visualiseren, maar dan wel zo dat het opvalt. En dat je daar zelf ook weer goed uitkomt. Want  als je altijd maar doet wat een ander zegt, dan staat je naam straks onder iets wat je eigenlijk helemaal niet had willen maken.’ 

DUS JE WILT ALTIJD OP HET HOOGSTE NIVEAU WERKEN?

‘Ja, zo wil ik het graag beleven, ja. Een kunstenaar wil niet presteren, maar worden uitgedaagd. Een beetje competitief moet je wel willen zijn en ik ben zeker zo ingesteld. Soms heb je een opdracht waarvan je denkt: hoe krijgen we dat voor elkaar, hoe moeten we dit doen? Achteraf ben je dan  soms zelf ook verrast wat er uiteindelijk aan eindresultaat uitkomt.’

HOE BOUW JE EEN IDEE VAN EEN OPDRACHT UIT, ALS JE EVEN NIET WEET TE BEGINNEN?

‘Dat doe je sowieso niet alleen. Dat doe je altijd samen. Ik heb altijd  veel leuke mensen om me heen om het daarover te hebben en te sparren. Je moet ook advies durven  vragen aan anderen om je heen, zowel random mensen als de mensen in het bedrijf, die er mee te maken hebben. Dat is juist zo leuk om te doen.’

UIT HOEVEEL PERSONEELSLEDEN BESTAAT JOUW BEDRIJF?

‘Nog een Jaap, die wij Jaap junior noemen, en Lisette, die hier al jaren werkt. Zij organiseert eigenlijk alles, wat er allemaal nodig is voor op de dag dat ik de foto’s moet maken. Zij heeft dan alles, zowel de modellen als de materialen, etc, aangeleverd en klaar staan. Maar daar staat zij ook weer niet alleen voor, dat doen we ergens ook weer samen. We bespreken alles. Wat hebben we voor die foto-shoot nodig? Welke mensen en hoeveel  moeten er komen?

HOE LIGGEN DE WERKTIJDEN VOOR JOU EN JE WERKNEMERS?

‘De werktijden zijn heel diffuus, niet van 9 tot 5 uur, maar heel verschillend.  Daar moet je tegen kunnen. Ja, Jaap Jr en Lisette zijn  wel in loondienst bij mij, maar  werken heel onregelmatig en soms op de raarste momenten. Wij werken  erg nauw samen, omdat het allemaal wel heel professioneel moet.’

KAN JE EEN VOORBEELD GEVEN HOE JE AAN EEN OPDRACHT WERKT?

‘Bijvoorbeeld een advertentie voor de Bijenkorf, die had een re-styling gehad. De Bijenkorf moest veranderen, een bijenkorf is natuurlijk een bijennest. Het idee was om de vrouwenafdeling, de mannenafdeling en een generale afdeling met van alles een beetje door elkaar, af te beelden gebaseerd op de beelden van Escher.  Dan moet je allemaal verschillende foto’s maken op schaal, die later ook weer in elkaar passen. Het probleem was alleen, hoe ga je dat dan doen? Je weet het ook niet gelijk en dan ga je maar gewoon ergens beginnen. We hadden afgesproken om een dag per advertentie in die bijenkorf foto’s schieten. We mochten dan om 6 uur ‘s avonds de Bijenkorf in en werkten dan de hele nacht door. De eerste foto’s die we maakten, waren dan poppen in lingerie op een wit canvas en daar zochten we steeds andere beelden bij. Je moest dan wel  goed uitkijken dat de beelden perspectivisch wel allemaal klopten. Dit zijn kunstwerken die in één nacht gemaakt werden. De volgende fase is dan om alles goed in elkaar te zetten. Dit was een  ingewikkeld project. Maar heel uitdagend.’

HOE DOE JE DAT MET JE GEZIN EN JE WERK?

“Ja, het werk speelt altijd in mijn hoofd mee, maar natuurlijk heb je ook een verantwoordelijkheid naar je gezin.  Ik heb drie kinderen. Dat is altijd weer zoeken naar een evenwicht. Mijn werk is voor mij een heel groot ding in mijn leven. Maar je hebt ook een privéleven. Dat evenwicht is echt wel mogelijk. Alleen zijnde werktijden  heel wisselend. Soms staan we om 3 uur in de nacht op of heb ik twee dagen gewerkt tot 12 uur ’s nachts in de regen, zoals pas geleden gebeurde. Want als er twintig man klaarstaan, moet je doorgaan, die kun je niet zomaar afzeggen. Dat zou veel geld kosten, zonder dat de opdracht klaar is. Stoppen kan dus niet, tegelijk moet je je privéleven wel goed houden.' 

HOE GAAT ZO’N OPDRACHT IN ZIJN WERK?

‘Het gesprek gaat eerst over hoe de opdrachtgever het ziet en dan zet ik mijn visie daar tegenover. Daarover gaan we eerst  praten. Ik  moet tevens  een approach verzinnen, die ook financieel haalbaar is. En als dat  financieel rond is,  heb je een opdracht. Al de kosten zijn bij de voorbesprekingen al gedekt. Na deze besprekingen ga je het maken, maar dan moet je het wel  goed organiseren, want als je dat niet doet en je krijgt van iedereen een tweemaal zo hoge  rekening, dan zijn de kosten wel voor jou.’

 

Opdracht AH over hondenvoer - fotografie Jaap Vliegenthart

ER ZIT BIJ ELKE OPDRACHT DUS OOK  EEN HEEL COMMERCIEEL GEDEELTE IN VERWERKT.

‘Ja, het is in feite ook handel die je hebt te doen. Op afstand kan ik dit heel goed, maar ik wil voor de rest zo weinig mogelijk met het geld te maken hebben. Omdat dat gewoon je creativiteit belemmert. Toch is het wel  belangrijk om de afspraken goed te organiseren en te overzien, anders houd je het financieel niet vol. Dan red je het niet.’ 

WAT IS JOUW VISIE BIJ  DIT WERK?

‘Altijd de grenzen opzoeken, iets nieuws en vooral ook iets beter dan best maken, daar gaat het mij om. Er is genoeg middenmoot, die we moeten slikken. Nee echt, ik vind het belangrijkste dat ik vrij ben. Ik kan maken wat ik wil. Ik heb een eigen visie over een opdracht die ik zoveel mogelijk probeer over te dragen aan de opdrachtgever.  De regels in de creatieve wereld zijn om doorbroken te worden en deze uitdaging ga ik steeds weer aan bij elke opdracht. Bij de meeste banen gaat dat helemaal niet.’

HEB JIJ BIJ ELKE OPDRACHT HET GEVOEL DAT JE VOLDOENDE ARTISTIEKE VRIJHEID HEBT?

‘Ja, dat vind ik wel. Ik ben ook niet iemand die zomaar elke opdracht aanpakt.’

HEB JE OOK WEL EENS OPDRACHTEN GEHAD WAAR JE BIJ DE VOORBESPREKINGEN NIET UITKWAM?

‘Eruit komen doe je altijd wel, maar zeker heb ik niet altijd alle opdrachten aangenomen, als  er niet genoeg ruimte voor mijn voorstel was. Maar meestal lukt het wel. Juist de  besprekingen zijn zo belangrijk om op een hoog niveau te komen.  Je moet  ook kunnen laten zien waarom jouw voorstel wel werkt en een ander idee niet.’

EN HOE GAAT HET OP DE SET ZELF?

‘Onderhandelen op de set zelf is creatief bomen over wat we nu precies gaan doen. En alles eerst zelf goed voor bereiden op de set, zodat je later niet allerlei overuren staat te maken. Het is een continu groeiproces. Ja, dat is voor mij  juist de uitdaging, anders is het  niet leuk meer. Ik wil juist iets anders doen en ook het liefst anders dan de andere mensen. Zo valt mijn werk op.  Je moet zorgen  gezien te worden.’ 

JE MAAKT OOK VRIJ WERK, HOE GAAT DAT IN ZIJN WERK?

‘Meestal ontstaat er plotseling, opeens iets.  Op een vakantie zie je zomaar iets en dan ga ik daarmee aan de slag. Een voorbeeld: Ik zat met mijn gezin  op Aruba  en het bleek heel slecht weer te zijn in zo’n paradijselijke omgeving. Van dat contrast ben ik  foto’s gaan maken. Ik ging alleen foto’s maken van de lelijke momenten in zo’n resort. Want dit klopt niet en dat geeft dan een spanning in de foto. Maar dit is maar één voorbeeld, al mijn vrije werk is heel verschillend. Zo heb ik  allerlei spullen die opgeruimd moesten worden, geplet en kunstwerken van gemaakt en daar dan weer foto’s van gemaakt. Dan zie je ook wat je allemaal meedraagt aan dingen om je heen.’

WELKE VERANDERINGEN BEN JE IN JE BEDRIJF DOOR DE JAREN HEEN VOORAL TEGENGEKOMEN?

‘Eigenlijk niet, behalve de budgetten die vroeger veel groter waren. Er werd toentertijd meer aan advertising uitgegeven. Door de digitalisering gaat alles sneller en dat verandert ons werk.  Het is nu bijna allemaal digitaal. In principe is dat ook al heel lang zo. Het is gewoon langzaam zo gegroeid. Digitale fotografie  is in feite gewoon een heel ander gereedschap dan analoog fotograferen.’

WANNEER BEN JIJ OVERGESTAPT OP DIGITAAL FOTOGRAFEREN?

’Ik ben zelf heel laat overgegaan van analoog naar digitaal, zo’n 15 jaar geleden pas. Ik koos ervoor analoog te blijven fotograferen, omdat ik digitaal fotograferen net niet goed genoeg vond. De resultaten zijn echt anders. Je werkt eigenlijk wel op dezelfde manier, belichting etc. alleen de techniek in de camera is  anders. Het is gewoon kijken en weten wat je moet doen, dan kan je ook zo door met digitale camera’s. Ook daar heb ik  hulp bij gehad. Jaap jr is een jonge fotograaf, die   de digitale wereld beter kent en kan hanteren. Het is altijd weer heel belangrijk dat je goede mensen om je heen hebt.’

WAT IS HET VERSCHIL MET WERKEN TUSSEN ANALOOG- EN DIGITAAL FOTGRAFEREN?

‘Door de snelheid van de digitalisering is het vakmanschap in de breedte anders geworden. Ik hanteer het nog altijd op de oude manier. Het opbouwen tot een climax, de foto die het moet worden, dat is de werkwijze die wij nog steeds hanteren. Digitaal heb je wel gelijk je foto, maar wij werken in fasen  en laten het niet bij één goed shot. Maar kijken altijd hoe we naar een hoger niveau kunnen.  Dat is  steeds weer  goed kijken en dingen durven veranderen. Hoe kan het nog beter. Dat is wel wat anders dan het alleen maar registreren van iets. Door een stel foto’s achter elkaar te nemen en daarmee genoegen te nemen. Nee, ik ben mijn hele leven bezig met deze uitdaging en sta altijd open voor veranderingen.  Dit is wat ik met mijn leven wil en misschien steek ik ook wel zo in elkaar.’

JAAP VLIEGENTHART

- FOTOGRAAF -

Jaap Vliegenthart Fotografie BV

Bolstoen 20

1046 AT Amsterdam

020-4117735

www.jaapvliegenthart.nl

info [at] jaapvliegenthart.nl

 

 

INTERVIEW met MONIQUE POSTEMA, eigenaresse van de lifestyle-, gifts en kledingwinkel, STEIL

INTERVIEW met MONIQUE POSTEMA, eigenaresse van de lifestyle-, gifts en kledingwinkel, STEIL

 

 

Dat het mij gelukt is om ondanks alle tegenslagen

er mee door te gaan.

Dat komt als je iets echt heel leuk vindt om te doen.

Het is wel voortdurend omgaan met veranderingen.

Monique Postema (1969) is in de Wieringermeer geboren. Na haar opleiding als kapster, heeft ze na jaren uiteindelijk haar idee kunnen waarmaken. Ze heeft een heel gezellige en sfeervolle winkel met zorg en smaak uitgezochte artikelen voor interieur, accessoires, kleding en gifts in Amsterdam. Een klein pareltje in de Rijnstraat, waar steeds meer retail verdwijnt. Dat moeten we koesteren in een winkelstraat die nogal van karakter verandert.  Een vrouw, die vol liefde deze winkel runt. Een verhaal  van een vrouw, die haar power heeft laten zien bij enorme tegenslagen die zij moest doormaken.

WAT IS JOUW ACHTERGROND?

‘Ik heb na de mavo  de kappersschool gedaan in Alkmaar. Bij de kappersschool ging je één dag in de week naar school en moest je drie dagen werken. Ik heb in vier jaar deze opleiding gevolgd, mede omdat ik ook nog een voortgezette opleiding heb gedaan. Ik had namelijk nog de papieren voor vrije ondernemer erbij gehaald, dat was toen nog nodig.’ 

BEGON JE GELIJK AL MET KNIPPEN?

‘Ik begon met knippen bij een kapper in Schagen. Je bent dan nog heel jong, als je direct na je middelbare school kapper wordt. Ik was met mijn 17e jaar klaar en was toen nog wel verder gegaan met mijn studie. Daarna heb ik bij een heel bekende kapper in de Scheldestraat gewerkt en ’s avonds ging ik dan nog één avond in de week naar school. Dat was toen best wel heel veel, want hij deed ook shows en dat soort dingen.’

WAS HET OOK JE EERSTE KEUZE OM KAPPER TE WORDEN?

‘Nee, eigenlijk wilde ik helemaal geen kapper worden. Ik wilde styliste, binnenhuisarchitecte of etaleuse worden. Maar dat mocht toen niet van mijn ouders. Ze wilden nog niet dat ik al zelfstandig ging wonen. Want die opleiding was in Utrecht.’

ONDANKS ALLE TEGENSTAND, BEN JE TOCH VERDER GEGAAN MET KNIPPEN?

‘Ja, toen heb ik nog een paar jaar in de Scheldestraat bij Richard  gewerkt, ik was in die tijd ongeveer 20 jaar. Daarna ben ik er ook mee gestopt en ging toen een paar maanden als au-pair in Italië  werken.’

MAAR UITEINDELIJK BEN JE DUS TOCH GESTOPT MET KNIPPEN?

‘Ja, toen ik terug kwam uit Italië, lanceerde H&M net in Nederland zijn eerste winkel in de Kalverstraat – Spui met een kinderafdeling, daar ben ik de etalages gaan verzorgen. Dat vond ik  erg leuk, maar op een gegeven moment veranderde het werk daar voor mij zo, dat ik weer in de winkel moest gaan werken. Dat vond ik echt niet leuk en ben ik weer de kapperswereld binnengestapt.’

WAAROM BEN JE TOCH JUIST WEER TERUG GEGAAN IN DE KAPPERSWERELD?

‘Ja, uiteindelijk verdiende het veel meer en je kon ook thuis knippen. Als eerste ben ik bij ‘De Kapper’ in de Rijnstraat gaan werken. Daarna heb ik bij verschillende kappers gewerkt, meestal blijf je ergens drie á vier jaar bij een kapper en dan stap je weer op. Dat is een normale gang in deze wereld. Bij de laatste baan kreeg ik 24 jaar geleden mijn eerste zoon en ik werd ook ernstig ziek. Op dat moment liep het niet meer zo goed tussen mijn baas en mij. Door mijn ziekte werd ik  erg traag en dat werkte voor hem niet meer. Daar moest ik uiteindelijk weg.’

NADAT JE ZIEK WERD EN JE EERSTE ZOON KREEG, BEN JE EEN TIJDJE GESTOPT MET WERKEN?

‘Ja, ik kreeg daarna nog een zoon, die is nu 22 jaar. Ik ben toen heel lang thuis geweest, totdat mijn tweede zoon twee en half was. Toen wilde ik toch wel weer gaan werken.’ 

WAT BEN JE NA DEZE ‘BREAK’ GAAN DOEN?

‘Ik ben allereerst bij een reclamebureau terechtgekomen. Omdat ik gestopt was met werken en niet goed bij de laatste werkgever was weggegaan, kreeg ik een uitkering en mocht ik mij laten omscholen. Ik heb toen een secretaresse opleiding gedaan.’

EEN BAAN ALS SECRETARESSE, IS TOCH WEL HEEL IETS ANDERS?

‘Ja, dat  was het ook. Ik vond daar uiteindelijk ook helemaal niets aan. Ik ben daar ook niet in gaan werken, maar ben bij een reclamebureau gaan werken als receptioniste. Daarnaast bleef ik ook nog best veel knippen en dat deed ik voornamelijk thuis.’

HOE VERLIEP DAT OM TWEE BANEN TE HEBBEN?

‘Ja, in 2004-2005 was financieel niets te gek, er was  veel geld, vooral bij de reclamebureaus. Daar kwamen bijvoorbeeld masseuses langs voor het personeel  en ik mocht het personeel knippen. Dat deed ik er gewoon bij, tussen de middag.  Dat heb ik best wel een hele tijd gedaan. Totdat ik ging scheiden heb ik ook nog weer bij een kapper gewerkt, maar ik vond het echt  niet leuk om bij een baas te werken. Alleen moest ik dat wel doen voor mijn inkomen. In die periode bleef ik bij reclamebureaus knippen en zo heb ik mijn huidige man leren kennen.’

ER ONTSTOND DUS WEER EEN NIEUWE FASE IN JE LEVEN?

‘Ja, Ik ben daarna  een eigen kapsalon begonnen op de Vrijheidslaan. In dat pand was geen verwarming en werkte daar met kleine elektrische kacheltjes. Het was er gewoon altijd koud, toch heb ik daar nog acht jaar gewerkt. Ik was namelijk net deze kapperszaak begonnen, toen ik zwanger raakte van mijn derde zoon. Die nam ik als baby in de box mee en hij stond dan achter in de salon. Dat kon toen allemaal maar. Later ging ik ook in mijn kapsalon achter in de zaak dingetjes verkopen, die mensen maakten. Dat was  heel leuk, maar daar verdiende ik niets aan.’

HOE KWAM JE AAN JE KLANTEN?

‘Ik knipte al zo lang en veel klanten, die ik thuis had geknipt.  Ik had direct al voldoende werk voor deze zaak.’

WERKTE JE ALLEEN IN JE KAPPERSZAAK?

‘Ja, eerst wel, maar er kwam later iemand bij, Ilona,  die een stoel huurde. Zij heeft  lang bij mij gewerkt en is ook naar het nieuwe, huidige pand mee verhuisd.  Ook een oud-collega van mij, Greet, ging  een stoel verhuren (verhuren? Bedoel je niet: ‘huren’?) bij mij. Maar zelf kreeg ik steeds minder zin om te knippen, mede door het intensieve contact dat je als kapper hebt  met al die mensen. Het werd me gewoon teveel.’

HOE HEB JE DEZE KAPPERZAAK GEFINANCIEERD?

‘Voor een kapperszaak heb je in principe niet zo  veel nodig, gewoon een paar scharen en de inrichting van de salon. Rabobank had toen korte tijd een regeling voor starters. Je kon €5000.00 lenen, zonder daarvoor direct een groot plan in te dienen.  En met dat geld kon ik de kapperszaak al openen en gelijk beginnen.’ 

WILDE JE NIET WEG UIT DAT KOUDE PAND ZONDER VERWARMING?

‘Ja zeker, ik ben daarna  naar een pand in de Rijnstraat gegaan. De twee kapsters, die stoelen huurden, gingen ook mee en zij hebben hier  nog een tijdje geknipt. Zelf heb ik ook  nog wat jaren geknipt en ben toen langzaam gestopt met knippen. Zo groeiden de twee kapsters, die er nog waren, er langzamerhand  ook uit. Ik had die plek eigenlijk zelf nodig voor mijn winkel. Het werkte niet om een kapsalon én een winkel samen in één pand te hebben. Want alles zit na zo’n dag onder de haren.  Langzamerhand zijn zij toen weggegaan en ik ben toen eerst een winkel met tweedehands kleren gestart.’

HOE WERKT DAT MET DE VERKOOP VAN TWEEDEHANDS KLEDING?

‘Ik verkocht in consignatie, zowel baby-kinderkleding als dameskleding. Dat was best heel pittig om te doen. Maar ook heel leuk, totdat ik merkte dat ik er wel heel gestrest van werd.’

WAT MAAKTE JOU ZO GESTREST DOOR DEZE HANDEL?

‘Het bleek dat mensen soms wel heel agressief kunnen worden. Wij hadden echt wel een duidelijke overeenkomsten met de verkopers van de kleding, er waren zwart op wit best duidelijke afspraken. Toch bleek er  veel wantrouwen te zijn en ik ben echt ook bedreigd. Dit alleen maar, omdat er bijvoorbeeld een schoenendoos was weggeraakt. Vaak vonden ze ook, dat ze zo weinig voor hun ingebrachte kleding kregen. Dit soort wantrouwen leverde bij mij  veel stress op. Het is namelijk na twee maanden de bedoeling, volgens de afspraak die uitgebreid op papier stond, dat ze de onverkochte kleding  kwamen ophalen. Zo niet, dan gaf ik het aan de Kledingbank. Maar vaak waren ze boos dat ik de kleding al had weggegeven. Ik kon echter geen maanden wachten totdat ze het weer zouden willen ophalen.  Ik kon het niet eens allemaal opslaan, al had ik dat gewild. Maar de agressie rond deze deals met mensen, die zo achterdochtig bleven, dat trok ik gewoon niet meer.’

HOE HEB JE DIT PROBLEEM OPGELOST?

‘Bij de eerste lockdown in december moesten we dicht en toen dacht ik opeens: “ik stop ermee.” Er was tijd genoeg om alles te laten ophalen door de mensen, die hier nog van alles hadden hangen. Maar dat ging niet vlekkeloos. Er was een termijn van twee maanden afgesproken dat de mensen hun spullen konden ophalen. Ook na vele reminders was dat een heel traag en moeizaam proces.’

WAT BEN JE TOEN GAAN DOEN?

‘Daarna heb ik de hele boel omgegooid en kon zo weer iets nieuws beginnen in mijn winkel. Het interieur had ik in feite al en had ook al wat nieuwe kinderkleding en daar is toen meer bijgekomen.’

 

WAT WAS JOUW IDEE ERACHTER OM MET BABY-, KINDER- EN DAMESKLEDING, EN LIFESTYLE VERDER TE GAAN?

‘Eigenlijk kwam ik hierop door de vraag en het aanbod. In deze buurt wonen  veel jonge mensen met kinderen en dat vind ik ook juist een hele leuke branche. Alleen is het een  moeilijke tak van sport, omdat de concurrentie  in de buurt, bijvoorbeeld  door Zeeman die hier verderop in de straat zit, heel groot is. Ook kopen  veel mensen online. Zelf ben ik bijvoorbeeld helemaal geen online-koper, dus dan is zo’n winkel, waar je echt in kan snuffelen, heerlijk.’

 

MAAKT DIE CONCURRENTIE HET NIET MOEILIJK OM JE FINANCIEEL TE REDDEN?

Ja, ik hou nu, na deze twee lockdowns,  helemaal geen geld over van deze winkel. Ik kan alle vaste lasten betalen en de huur en dat is het dan wel zo’n beetje. Maar ik hou van  deze artikelen, die ik inkoop. Hier in de buurt krijg ik   veel respons en heb veel vaste klanten, die het ook allemaal heel leuk vinden.’

DIE LOCKDOWNS WAREN BIJNA DE GRENS OM TE STOPPEN?

Ja, na de tweede lockdown heb ik met mijzelf afgesproken: als er weer een lockdown komt, dan stop ik ermee, dat ga ik niet nog een keer doen. In die eerste lockdown ben je juist omgeswitcht van tweedehands kleding naar nieuwe kleding. En kleine cadeautjes voor kinderen en kleine dingetjes voor het interieur. De winkel loopt nog steeds goed, alleen zou ik nu weer moeten groeien om het financieel  lonend te maken. Ik kan dit nu  financieel zo doen, omdat mijn man een goede baan heeft en ik er niet van hoef te leven.’

DAN TOCH NIET TERUG ALS KAPPERSZAAK?

Nee, hoewel je als kapper wel veel meer verdient dan met deze winkel, maar ik vind dit zo leuk om te doen. Dat je meer verdient, komt ook omdat bij een kapperszaak de investeringen niet zo hoog zijn als in deze branche.’

NU VOL GOEDE MOED DUS VERDER, ONDANKS DE VERANDERINGEN?

Ja zeker, hoewel ik  veel vaste klanten heb, blijft er altijd veel verandering onder de klanten, want deze buurt is heel sterk  in beweging. Een gezin met eenmaal een paar kleine kindertjes trekt  weer weg uit deze buurt en gaat buiten Amsterdam wonen. Wat er in de plaats komt, zijn jongeren. In deze buurt worden  veel woningen omgebouwd tot jongerenwoningen.’

IS DAT VOOR JOUW WINKEL EEN PROBLEEM, DAT ER STEEDS MEER JONGEREN KOMEN WONEN?

Nee, niet echt, ik heb allemaal kleine interieurartikelen, die ik verkoop. Dat wordt best wel goed  gekocht door jongeren, die net op kamers gaan. Sowieso zijn de huizen hier niet echt groot en ik heb  veel leuke, kleine dingetjes, als bijvoorbeeld kandelaars en diverse soorten kaarsen, kussens, etc. Ook kopen zij hier  cadeautjes voor hun vrienden en familie. Al met al koop ik wel in, wat ik zelf ook mooi vind en ik merk dat daar hier best goed vraag naar is. Ik kijk nu heel goed wat de vraag is, en vooral ook hoe die verandert.’

WAT KOM JE NOG MEER TEGEN AAN VERANDERINGEN?

‘Dat de mensen vaak best heel grof kunnen reageren, maar dan soms ook heel erg. Zo wil ik liever niet dat er gebeld wordt in de winkel, maar dat levert als je er wat van zegt, echt soms problemen op. Ze kunnen dan echt tegen je gaan schreeuwen, dat het niet meer leuk is.’ Deze ontwikkeling zie ik steeds verder gaan.’

KUN JE DAAR OOK EEN VOORBEELD VAN GEVEN?

Ja, zo heb ik ook eens een dreigement gehad, doordat ik in de brievenbus een verdacht pakketje vond met witte poeder. Daar is ook de politie bij geweest, dat was heel heftig. We moesten allemaal de deur uit,  zodat zij het konden onderzoeken.‘

HOE KOM JIJ AAN JE ARTIKELEN VOOR JE WINKEL?

‘Daar zijn beurzen voor, alleen niet de laatste jaren tijdens die Covid-maatregelen, maar dat kunnen we nu wel weer doen. Je hebt ook online beurzen, maar dat is lang zo leuk niet als fysiek er naar toe te gaan.'

DAT DOE JE ALLEMAAL ALLEEN?

‘Ik zoek dat allemaal alleen uit en alles doe ik hier alleen in de winkel, dat vind ik leuk om te doen. Deze merkjes, die ik hier zo in de winkel verkoop, zijn kleine Nederlandse merkjes, zij komen hier dan naar toe of ik ga naar hen toe.’

HOE VERLOOPT VOOR JOU DE VERKOOP NA DE LOCKDOWN VERDER?

Nou, door de lockdown is de verkoop best wel teruggelopen en alles wordt ook nog weer duurder. En soms moet je heel alert blijven bij de inkoop van deze kleine merkjes. Het termijn van betalen is heel kort en dat kan soms wel wat problemen opleveren, als zij opeens van verkoopgedrag gaan veranderen en zelf een producten opeens op internet gaan lanceren voor een veel goedkopere prijs. Je moet heel goed blijven opletten en kunnen onderhandelen om dat op te lossen.’

HEB JIJ FINANCIELE STEUN GEHAD TIJDENS DE LOCKDOWN?

Nee, echte financiële hulp van de overheid heb ik niet gehad tijdens de Covid-maatregelen. De eerste drie maanden van de eerste lockdown wel, maar die moest je later weer gewoon terugbetalen. Dat was die TOZO-regeling, dat was €1500,00 per maand en een eenmalige €4000.00 en daarna niets meer. Het inkomen van mijn man gingen  ze meerekenen en toen hield het voor mij op.’ 

WAT IS JE GROOTSTE MEEVALLER ?

‘Dat het mij gelukt is en ik blijk de kracht te hebben om er toch, ondanks alle tegenslagen, er mee door te gaan. Maar dat komt als je iets echt heel leuk vindt om te doen. Het is wel voortdurend omgaan met veranderingen.’

MONIQUE POSTMA

Eigenaresse: winkel voor kleding-, interieur-, accessoires  en gifts 

- STEIL – 

Rijnstraat 74

1079 HK Amsterdam

www.insteil.nl

 

 

 

 

 

 

 

INTERVIEW mer PETER BAGGELAAR, Psychotherapeut en Klinisch psycholoog, Psychotherapie Praktijk P.A. Baggelaar - PAB -

INTERVIEW mer PETER BAGGELAAR, Psychotherapeut en Klinisch psycholoog, Psychotherapie Praktijk P.A. Baggelaar - PAB -

 

Ik was altijd al meer bezig met de innerlijke wereld

dan met de uiterlijke wereld.

Ik zag al heel jong in dat je stemming bepalend is voor hoe je de dingen ervaart.

Dat was wel de reden om psychologie te gaan studeren.

Ik wilde gewoon weten, waarom. 

Peter Baggelaar (1955) is een rasechte psycholoog, die in zijn leven al heel jong inzag dat het niet allemaal draait om een uiterlijk bestaan. Hij hield zich al vroeg bezig met levensvragen en de werking van emoties.  Na zijn studie psychologie zette hij zijn zoektocht naar het wezenlijke van de mens voort. Zo heeft hij veel kunnen betekenen voor veel mensen. Een prachtig verhaal van iemand, die weet dát hij zoekt en weet dat er voor een ieder een uitweg is, als je maar de reis naar binnen durft aan te gaan. 

KAN JE KORT AANGEVEN WAT JOUW ACHTERGROND IS?

‘Ik ben geboren en opgegroeid in Amsterdam en kom uit een huisartsenfamilie met zeven kinderen. Ik was de één na jongste. Mijn opleidingen zijn atheneum B en daarna ben ik gelijk psychologie gaan studeren. Daar heb ik toen twaalf jaar over gedaan, dat kon toen nog. Wel heb ik daarnaast in mijn studietijd altijd bijgewerkt. ‘ 

WAT VOOR WERK DEED JIJ NAAST JE STUDIE?

‘Ik heb als eerste gewerkt bij Het Parool op de sportredactie en verzamelde daar de uitslagen van de amateurvoetbal competities in Amsterdam. Het verhaal er achter was dat deze uitslagen maandagochtend in de krant kwamen. Toentertijd had Het Parool een concurrentiestrijd met Het Nieuws van de Dag, die eerder dan Het Parool al wel een ochtendkrant met voetbaluitslagen hadden. Ook heb ik bijvoorbeeld daarna gewerkt bij de Universiteit in Amsterdam op een peutercrèche. In het begin was het nog geen officieel kinderdagverblijf, maar een door studenten met zelf al kinderen provisorisch ingerichte werkkamer op de faculteit psychologie. Later is dat officieel geworden en kregen we een mooi pand op het Roeterseiland. Dat was achteraf het leukste werk geweest, dat ik ooit gedaan heb. Zo heb ik met allerlei soorten bijbaantjes mijn studietijd bekostigd.’ 

EN TOEN WAS JE OP EEN GEGEVEN MOMENT AFGESTUDEERD?

‘Ja, dat was allemaal ook nog in Amsterdam. Ik ben na mijn afstuderen gelijk een echte vaste baan als psycholoog gaan zoeken. Maar als psycholoog bleek je niet zomaar aan werk te komen. Ik had namelijk nog weinig ervaring en was ook nog niet gespecialiseerd. Ik vond dat best wel spannend, zeker omdat ik door wilde studeren voor psychotherapeut. Deze postdoctorale opleiding psychotherapie was best heel kostbaar en ik wist nog niet hoe ik dat kon financieren. En er was ook een werkplek/stage nodig voor deze studie, anders kon je die opleiding niet eens doen. Daar moest ik zelf voor zorgen.’

WAT HOUDT DE STUDIE PSYCHOLOGIE DAN IN?

‘De studie psychologie is gewoon heel breed, het gaat meer over veel algemene kennis van de psyche en het brein van de mens. De opleiding psychologie is nog geen opleiding voor psychotherapeut. Die kant wilde ik juist wel op, ik wilde met mensen werken en niet de wetenschappelijke kant op. In de studie psychotherapie leer je dan allerlei behandelmethodieken, om mensen goed te behandelen.'

HOE BEN JIJ UIT DEZE IMPASSE GEKOMEN, TOEN BLEEK DAT EEN WERKPLEK/STAGEPLEK VINDEN ALS AFGESTUDEERD PSYCHOLOOG  BEST TEGEN VIEL?

‘Ja, door enorm te zoeken en uiteindelijk vond ik een stageplek in Monster. Alleen was Monster heel ver van Amsterdam, het was voor mij twee uur rijden heen en twee uur terug. Het was eigenlijk veel te ver voor mij, maar ik had een gevoel om dit toch maar te doen. Meer uit wanhoop, omdat ik een stageplek in de GGZ moest hebben, zodat ik mijn opleiding voor psychotherapeut kon beginnen. Niet omdat ik deze stageplek zo ver, écht wilde. Iedereen verklaarde mij ook voor gek. Voor mij was het de uitkomst om ergens in de flow naar psychotherapeut te komen.’

HOE KON JE JEZELF FINANCIEEL ONDERHOUDEN ÉN DIE DURE STUDIE BETALEN?

‘Ja, door die stageplek in Monster had ik inderdaad ook nog geen inkomen. Tot ik ineens een advertentie in de krant zag, die een betaalde baan bij de RIAGG in Rotterdam bij het Autisme Team aanboden. Waar ze iemand vroegen als ouderbegeleider, die bekend was met autisme. Ik was mán, die waren schaars in die tijd voor dit soort banen, en had 12 jaar ervaring als begeleider van vakantiekampen met autistische kinderen. Het was een betaalde werkplek die mij helemaal passend leek. Ik ben daar ook direct aangenomen. Dat hield in, dat ik die stageplek in Monster weer kon afzeggen, ook al hadden zij zelfs al een OV-jaarkaart voor mij gekocht. Dat was niet echt leuk voor hen, maar ik hoefde niet meer ver te reizen naar Monster. En ik had nu ineens een goed maandsalaris en was niet meer afhankelijk van een uitkering.'

HOE IS HET MOGELIJK, DAT JE DAN TOCH NET VOORDAT JE BEGON MET JE NIEUWE STUDIE NOG WEL EEN WERKPLEK KON KRIJGEN?

‘Ja, zo ging dat steeds in mijn leven. Ik moest nu bijvoorbeeld een keuze maken om mezelf te onderhouden en ik wilde heel graag die dure studie doen. Dus ik nam elk aanbod aan zoals die stageplek in Monster en dan bleek ineens dat ik diezelfde tijd ook een werkplek voor mijn studie kon krijgen. Zo vaak kom ik op een kruispunt in mijn leven, met de vraag: “hoe nu verder?” en dan blijkt er zich altijd een mogelijk aan te dienen, die ik zo kan pakken, waardoor ik weer verder kan gaan. Dat is tekenend voor mijn leven en mijn carrière. Ik heb meer het gevoel dat het niet mijn verdiensten zijn, wat ik bereikt heb, maar dat ik gewoon veel geluk heb gehad.’

HOE LANG HEB JE UITEINDELIJK BIJ DE RIAGG IN ROTTERDAM GEWERKT?

‘Daar heb ik drie jaar gewerkt. Mijn studie was opgebouwd uit drie jaar theorie en de laatste twee jaar praktijk. Dat werken en studeren gingen heel goed samen. Ik ben niet zo’n standaard student die al die analytische teksten uit mijn hoofd ga leren. Ik lette wel heel goed op tijdens de werkgroepen maar ik ben niet zo disciplinair, dat ik ook al dat huiswerk ging leren. Ik was toen al 32 jaar en had ook een eigen leven, met al zijn strubbelingen. Het accent lag niet alleen maar bij mijn studie. Er gebeurde best veel in mijn leven op dat moment. Ik snap achteraf niet hoe ik dat allemaal heb kunnen bolwerken. Maar het is uiteindelijk allemaal wel goed gegaan.’ 

HOE ZAG DIE STUDIETIJD ER EIGENLIJK UIT NAAST HET WERKEN?

‘Er was één studiedag per week en voor de rest van de week moest je al die wetenschappelijke artikelen lezen. En op je werkplek onder begeleiding van supervisors de psychotherapie behandelingen uitvoeren. Het was dus ook een praktisch gerichte studie. Hoewel ik mij minder in de theorie verdiepte, bleek ik die studie toch gewoon te halen. Wat heel belangrijk voor mij bij deze studie was of het ook in de praktijk werkte voor mij. Op die praktische manier de studie doorlopen, kan wellicht nu ook niet meer. Ik begrijp dat ze tegenwoordig meer nadruk op de theorie en opdrachten leggen. Kortom, voor mij was deze studie daardoor goed te combineren met mijn werk en leven.’

WAT HEEFT DEZE STUDIE JOU GEBRACHT?

‘Waar ik in eerste instantie op de opleiding van geleerd heb, zijn de vele inzichten en discussies over de leerstof die ik heb gehad met de docenten, supervisors medestudenten. Maar het echte leren, doe je tijdens de therapiesessies in de praktijk. Dat zijn de ‘kilometers die je maakt’ in de therapieën met cliënten. Elke dag weer, al die jaren door. Ik ontwikkelde intuïtie en gevoel over hoe ik mij kan opstellen in de gesprekken en al dan niet nabij kan zijn of juist afstand moet houden.'

WAAROM GING JE WEG BIJ DE RIAGG IN ROTTERDAM?

‘Ik ging na drie jaar weg, omdat ik geen verlenging van het contract meer kreeg. Zij merkte op een gegeven moment ook wel dat ik veel dingen wist en op persoonlijk gebied gemakkelijk en flexibel was. Maar ik was ook nog onzeker als psycholoog en had hiaten in mijn kennis en nog weinig ervaring. Ze begrepen wel dat ik veel ervaring had opgedaan door die vakantiekampen met autistische kinderen. Want de kinderen waren heel tevreden over mij. Maar ze misten toch wel de échte psycholoog. Dat begreep ik wel. Die ervaring en die praktische kennis was nog niet voldoende.’

WAS DAT NIET EEN HEEL GROTE DOMPER, DAT JE WEG MOEST OP DIE WERKPLEK BIJ DE RIAGG IN ROTTERDAM?

Nee, want ik kreeg binnen een paar maanden een andere werkplek aangeboden, waarin ik weer tot mijn recht kwam. In die tijd was autisme hot, het werd toen net echt bekend. Elke GGZ-instelling moest toen een autisme-medewerker hebben. En de SAR, waar ik werkte, Sectie Autisme Rotterdam, was de bekendste sectie in Nederland.  Zo wilde ze op een gegeven moment bij de RIAGG in Ede-Wageningen iemand hebben met expertise op dat gebied. Zo kon ik daar direct verder als autisme-medewerker. Waar ik twee jaar heb gewerkt. In die tijd ging ik in Rotterdam net samenwonen en daar werd onze dochter geboren. Toen na enkele jaren in Ede bleek dat ik ook daar geen verlenging kreeg, zochten we naarstig naar een nieuwe plek in Nederland, waar we konden gaan wonen en ik kon werken. Ik vond gelukkig vrij snel een nieuwe baan in Hoorn, waar ik vijf jaar gewerkt heb. Dat was ook weer bij een RIAGG, als o.a. autisme-medewerker en kinderpsychotherapeut.  We beslosten toen daar te gaan wonen.'

WAAROM BEN JE NA VIJF JAAR BIJ DE GGZ IN HOORN DAAR ZELF WEGGEGAAN?

‘Na vijf jaar had ik het eigenlijk ook wel een beetje gehad om in een instelling te werken. Ik vond het helemaal niet meer uitdagend. Ik was heel goed met ouders. Ik had die opleiding psychotherapie wel gedaan, maar had me toentertijd niet heel erg in de theorie verdiept. Bepaalde interventies, die kindertherapeuten deden, snapte ik ook niet. Een interventie is bijvoorbeeld, dat je in de therapie door hebt, als een kind met bepaald speelgoed speelt, een fase is, die ze dan aan het inhalen zijn. Ik vond het lastig om dat te bespreken. Ik was veel meer bezig om over het dagelijkse leven te praten. Dat was de reden dat zij vonden dat ik op een gegeven moment te weinig echte psychotherapie gaf, maar ze vonden mij wel een goede steunende psychotherapeut voor kinderen. Ik werkte eigenlijk meer met mijn intuïtie en inlevingsvermogen en minder vanuit de theorie.'

KAN JE OVER DE WERKWIJZE DAAR EEN VOORBEELD GEVEN?

‘Zo kreeg ik op een gegeven moment de kinderen, waar de andere therapeuten minder mee konden. Want met een echte therapie leer je dus, zoals in de analysetherapie, dat een conflict met de moeder of vader weer wordt herhaald in de therapie. Zo’n gedrag moet je dan een beetje ontleden voor een kind, zodat zij dat beter gaan inzien en gaan herkennen in hun leven. Deze methode van werken, daar was ik op dat moment in mijn leven nog niet klaar voor. Ik was sowieso niet zo van die theoretische modellen, dat had ik al tijdens mijn studie. Voor mij moet het praktisch of organisch zijn, daar kan ik veel meer mee. Ik raakte door deze methoden van werken redelijk gestrest en vond het ook helemaal niet meer leuk.’

JA, WEER EEN MOMENT VAN KEUZE EN HOE VERDER?

‘Ik mocht gerust nog blijven en zij hadden mij al een nieuw contract gegeven. Maar ik kwam weer op zo’n kruispunt in mijn leven. Zo moesten wij als medewerkers op een gegeven moment naar een lezing over pensioenen. Het ging voornamelijk over een nieuw pensioenfonds en hoe dat werkt en zo. Daar werd dan ook helemaal uiteengezet, hoe lang je nog moest werken en hoeveel jaar je nog had voor een opbouw van je pensioen. Ik zat zo te kijken naar al die gegevens en zag ineens voor me hoe lang het nog duren zou voordat ik met pensioen kon. Het bleek dat ik nog zo’n 25 jaar moest werken tot mijn pensioen. Het vooruitzicht dat ik nog zó lang bij de RIAGG zou werken, vond ik verschrikkelijk. Dat wilde ik helemaal niet. Maar hoe zou ik dan wel verder gaan?’

OP WELKE BASIS KON JE UITEINDELIJK JE KEUZE MAKEN?

‘Ik deed toen net toevallig een 4 jarige opleiding, die werkte met emotie regulatie van de verdrongen emoties uit de kindertijd. Deze methode gaat zover, totdat je jezelf als kind ook weer werkelijk in jezelf kon voelen. Hierdoor leerde je daarna de gezonde volwassene te versterken en voldoende afstand te krijgen, zodat je daarna de connectie weer kon hebben met je emoties. Dit juist weer om je emoties te reguleren. Door deze opleiding kwam ik erachter, dat ik veel liever met volwassenen wilde gaan werken. Ik wilde ook niet meer werken bij een RIAGG of een GGZ, dat was voor mij allemaal te planmatig. Je moet bijvoorbeeld zoveel afspraken per dag doen en die mogen dan maar een bepaalde tijd duren. Daar paste ik en mijn manier van werken gewoon niet meer in. Het is een bedrijf, er moet geld verdiend worden. Dat begreep ik, maar dat was niets dus uiteindelijk voor mij. Ik had genoeg van die bedrijfssystemen, ik wilde voor mezelf beginnen.’

HOE GING JE TOEN JE EIGEN BEDRIJF OPZETTEN?

‘Nadat ik de keuze had gemaakt om voor mezelf te beginnen, bleken er lange wachttijden te bestaan om een praktijk op te zetten. In Noord-Holland was er een wachttijd van 8 jaar voor een psychotherapie praktijk. Toen bedacht ik me om dan te verhuizen. Maar met twee dochters op school vond ik dat niet kunnen. Ik kon wel een praktijk in Enkhuizen overnemen, maar dat voelde niet echt goed. Daar zou ik binnen een huisartsenpraktijk een plaats krijgen, maar dat voelde niet vrij. Dat voelde als een soort zetbaas. Ik zat even muurvast. Ik stond weer op een kruispunt in mijn leven.’ 

HOE KWAM DE DOORBRAAK, DAT JE WEL VERDER KON?

‘In die tijd las ik in een blad, waarin ik eigenlijk nooit las, een advertentie over de vraag naar vrijgevestigde psychotherapeuten in de provincie Friesland. Het ging over psychotherapeuten, die zich met een praktijk in Friesland zouden willen vestigen. Ik dacht: "Friesland, dat is ook weer een heel eind weg". Maar ik kon daar wel gelijk beginnen met mijn praktijk te openen. Ik ben mij toen daar gaan oriënteren. Ik had een keuze gemaakt in het gebied tussen Harlingen en Bolsward. Meer omdat het dan te bereizen was, vanuit Hoorn. Zo bleek dat er in Harlingen al een psychotherapeut gevestigd was en in Bolsward niet.’

VIA EEN ADVERTENTIE KWAM JE IN BOLSWARD UIT?

‘Ja, en ik had zoiets, daar ga ik het proberen. Ik was ook gelijk wel bij mijn verkenning van dat stuk van Friesland enthousiast geworden van Friesland met dat mooie landschap, stadjes en dorpjes en de fijne, open manier, waarop je contact kon maken in de winkels en op straat. Ik heb een sollicitatie bij de Regionale Commissie van Psychotherapeuten gehad en schreef hen, dat ik wel in aanmerking wilde komen voor de praktijk. Hun reactie was dat ik per direct kon beginnen. Zeker toen zij hoorden dat mijn specialiteiten autistische kinderen en jeugdigen waren. Ze zeiden gelijk: “dan had je gisteren al kunnen beginnen, hoor!” Daar was zoveel vraag naar. Het was toen vooral nog zoeken naar praktijkruimte.'

HOEWEL ZE JE ZO GRAAG HADDEN, MOEST JE TOCH ALLES ZELF UITZOEKEN?

‘Ja, doordat je vrijgevestigde bent, is het gewoon dat je alles zelf moet regelen. Uiteindelijk heb ik een advertentie gezet voor een werkplek en kreeg al heel snel een leuk plekje aan een grachtje in de binnenstad. Met de verhuurders klikte het gelijk vanaf het moment, dat ik ze zag. Het is een heel leuke praktijkruimte met een wachtkamer erbij en de huur was niet hoog. Het is ook een heel mooie plek op een oud grachtje onder de Martinuskerk in het centrum van Bolsward en daar zit ik ook nog steeds, al bijna 25 jaar. ’

HOE BEN JE UITEINDELIJK GESTART MET JE PRAKTIJK?

‘Je moet je inschrijven bij de Kamer van Koophandel en je laten aanmelden voor een BIG registratie. Ik heb nu BIG geregistreerd psychotherapeut, gezondheidszorg psycholoog en klinisch psycholoog. Ook moeten je financiën rond zijn, in de zin van dat je moet weten, hoeveel dagen in de week je moet werken en hoeveel mensen je moet zien, wil je voldoende inkomsten hebben. Er waren geen grote investeringen nodig en voor de rest heb je weinig onkosten. Geen medicijnen in voorraad, technische apparatuur, e.d. Ik huurde daar in verhouding tot een grote stad goedkoop. Dus de onkosten zijn dus iets lager dan in de stad. Ik ben toen drie á vier dagen in de week gaan werken. Anders vond ik het teveel met dat heen en weer rijden naar Hoorn. Soms als het toch wel uitliep, bleef ik op de praktijk slapen. In de periode ben ik ook nog voorzitter geweest van de Regio Noord van de Nederlandse Psychotherapie. Iets wat ik heel erg leuk heb gevonden om te doen.’

HOEVEEL KLANTEN HAD JE NODIG OM EEN INKOMEN TE GENEREREN?

‘Ik ben gewoon gaan uitrekenen, wat ik aan klanten moest hebben om rond te komen. Ik had ongeveer 32 klanten per week. Zo willen kinderen of pubers soms al na 20 minuten weg, en dat moet je dan ook toelaten en die laat ik dan ook weggaan. Soms als je je ze juist wel heel erg raakt, dan blijven ze weer veel langer bij je zitten. Het verdiende uiteindelijk al met al meer dan ik dacht.‘

HOE BEN JE AAN JE KLANTEN GEKOMEN?

‘Ik had aan de huisartsen in de regio brieven geschreven. Dat werkte goed. Ze verwezen aan mij mijn eerste cliënten en hielpen mij ook weer verder met het uitbreiden van contacten met andere hulpverleners in de regio. Iedereen was razend enthousiast dat er eindelijk voor kinderen en jeugdigen psychologische hulpverlening was. Vaak bleek niet alleen met de kinderen iets aan de hand, maar werden ook de ouders erbij betrokken. Dat werden dan vaak aparte sessies met de ouders, waarin de onderliggende problematiek besproken kon worden. Ik heb in die periode veel geleerd en moest zelf ook ‘aan de bak’ door nascholing te doen voor het behandelen van volwassenen en  gezinnen. Zo ben ik ook steeds meer een volwassenen-therapeut geworden. Dit is zo een groeiende lijn geworden. Het valt mij op dat ik eigenlijk steeds meer geniet van dit werk. Door die jarenlange ervaring merk ik dat het werk zich steeds meer voor mij verdiept.’

HOE DOE JE EEN PRAKTIJK ALLEEN OF HEB JE WEL SPARRING MET ANDERE THERAPEUTEN?

Ik heb altijd veel intervisie met collega’s en ook soms supervisie gehad. En dat heb ik nog steeds met een vaste groep van psychotherapeuten in Friesland. Daar bespreken wij de diagnostiek en behandelingen van onze cliënten op die momenten, waar de therapie niet verder lijkt te komen. Het is een heel fijne groep en er is veel vertrouwen onderling. Dat is ook nodig, want soms is er zelfreflectie nodig en steun en visie van een andere therapeut om verder te komen. En tegelijkertijd dan weer de ruimte om die suggesties op je eigen manier in te vullen.'

WAT WAS JOUW REDEN OM PSYCHOLOOG TE WORDEN?

‘Ik denk toch met wat er innerlijk in mij zelf gebeurde en de steeds terugkomende vraag: "hoe komt dat nou dat er zoveel  innerlijke stemmingen zijn?" Dat besef begon al toen ik ongeveer zes jaar was. Toen kreeg ik op een gegeven moment door, dat je wel door de stad kan lopen, maar dat het er altijd anders uit ziet. Dat begreep ik als kind al niet. Op een gegeven moment kreeg ik het door en ging ik opeens zien dat de wereld er uitziet en wordt bepaald door je stemming. Wat je ‘buiten’ ziet en beleeft, gaat dus via je verschillende emoties. Kan je nagaan, dat je als kind daar al over zat te denken. Ik was altijd al bezig met het innerlijke, meer dan met de uiterlijke wereld. Ook al kon ik zelf niet goed bij mijn emoties, hoewel ik ze wel kon plaatsen. Hoe je qua stemming of mood, bent, maakt hoe je de dingen ervaart. Dat werd wel de reden om psychologie te gaan studeren. Het was vooral de reden om te weten hoe die dingen in elkaar zaten. Ik wilde dat gewoon weten, in eerste instantie voor mezelf, later ook om anderen te helpen. Dat vind ik ook nog steeds heel erg leuk om te doen.'

 

PETER BAGGELAAR 

- Psychotherapeut en Klinisch psycholoog -

Psychotherapie Praktijk P.A. Baggelaar – PAB -

 

Bagijnestraat 4-A

8701 HC Bolsward

 

Telefoon: 06 422 34 575

Website: www.psychotherapiepraktijk-pab.nl

 

INTERVIEW met Jeannette Bonnema, voormalig huisarts, nu gastdocent / coach huisartsen - HJB COACHING

INTERVIEW met Jeannette Bonnema, voormalig huisarts, nu gastdocent / coach huisartsen - HJB COACHING

 

Ik wilde altijd al mensen helpen.

Niet alleen het helpen was het voor mij,

maar ik had ook heel veel interesse in,

hóe je mensen beter moest maken.

Jeannette Bonnema (1965) is 24 jaar huisarts geweest en heeft begin dit jaar een switch gemaakt in haar loopbaan. Sinds begin dit jaar is ze gestopt als partner in een Huisartsenpraktijk Vrijheidslaan in Amsterdam. Ze gaat nu verder als coach en docent om huisartsen en zorgmedewerkers te ondersteunen. Zij heeft deze keuze heel bewust gemaakt. Het coachen is iets wat ze al lang en heel graag deed binnen haar eigen praktijk met de Huisartsen in Opleiding. Jeannette deed dit sinds 2009, waarvan de eerste jaren alleen en daarna samen met haar collega. Uit het hele verhaal blijkt hoe begaan ze is met haar praktijk en hoe ze zich verantwoordelijk voelde voor haar patiënten. Ze is een heel empathische en sensitieve arts, die  veel voor haar patiënten heeft betekend. Zij was in staat een echte band  op te bouwen met haar patiënten en daardoor vertrouwen te winnen. Nu gaat Jeannette verder met deze jarenlange ervaring  en zal deze weer doorgeven aan jonge huisartsen en zorgmedewerkers. Daarmee lijkt ze de kring rond te maken in haar carrière. 

WAT IS IN HET KORT JOUW ACHTERGROND?

‘Ik heb Friese roots, maar ik ben opgegroeid van af mijn 4de jaar in Voorschoten en in Leiden. Ik heb daar ook gymnasium gedaan en daarna ben ik geneeskunde gaan studeren. Dat was overigens ook in Leiden.’

WAAROM KOOS JIJ VOOR GENEESKUNDE?

‘Ik wilde al vanaf heel jong arts worden en het bleek dat ik  goed leren kon. De keuze voor deze studie was ook vrij monomaan. Ik wist het altijd al: ”ik word arts, punt uit.” Na mijn diploma gymnasium werd ik gelijk ingeloot. Dus ik kon eigenlijk in één keer door met mijn studie.’

WAT WAS JE REDEN OM ZO JONG AL TE WETEN, DAT JE ARTS WILDE WORDEN?

‘Ja, ik wilde altijd al mensen helpen. Niet alleen het helpen was het voor mij, maar ik had ook heel veel interesse hóe je mensen beter moest maken. Juist ook de wetenschappelijke kant van dit alles, want die heb je nodig om mensen te helpen. Dat was een gevoel, dat echt uit mijn hart kwam. Dit idee zat er dus al heel erg jong in. Het is ook iets dat heel erg vanuit mijn opvoeding werd bevestigd. We moesten eerst altijd naar de ander kijken en dan pas naar jezelf.’

NA JE STUDIE GENEESKUNDE, WAT BEN JE TOEN GAAN DOEN?

‘Ik was toen 26 jaar en ging mezelf verder ontwikkelen als arts-assistente in de psychiatrie in Den Haag. Dat was wel in de ‘oude psychiatrie’, met de ‘oude psychiatrie’ bedoel ik dat het een psychiatrische kliniek was voor alleen maar ouderen. Het waren patiënten van 65 jaar en ouder, die ernstige psychische stoornissen hadden. Deze oudere mensen leden bijvoorbeeld aan schizofrenie, maar dan heel heftig. Ook waren er veel zeer ernstige depressieve ouderen, die echt in een katatonie waren en daardoor niets meer konden en soms heel psychotisch waren. Als iemand in een katatonie verkeert, zit hij of zij in een toestand waarbij hij of zij minder goed of soms niet meer kan reageren op de omgeving. Dat werd mijn eerste baan.’ 

WAT TROK JOU ZO AAN OM IN DE PSYCHIATRIE MET OUDEREN TE WERKEN?

‘Het was heel intrigerend. Het waren klinische opnameplekken, dus die mensen woonden daar ook, zij waren daar allemaal voor al kortere tijd of al langere tijd opgenomen. Ik had daar een heel wijze psychiater, Bert, die mij in het vak ingewijd heeft. Zijn begeleiding gaf voor mij mede diepte aan dit werk. Hij was echt mijn eerste mentor.’

HOE KWAM JE OP ZO’N ARTS-ASSISTENT PLAATS TERECHT?

‘Ik kwam daar via mijn afstudeerproject terecht. Ik had namelijk een afstudeerproject gedaan bij de Huisartsengeneeskunde in Leiden, want ik wist al dat ik huisarts wilde worden. En Harm, mijn begeleider van dit project, had op dezelfde plaats, bij de ouderenpsychiatrie in Den Haag gewerkt. Mijn afstudeerproject bestond uit een opdracht om in Rotterdam bejaarden te gaan interviewen. Dat was echt superleuk, dat waren bijna allemaal stadse Rotterdammers, die ik dan één of andere depressie-scale vragenlijsten moest afnemen. Via Harm ben ik aangenomen op de psychiatrie. Harm had connecties met deze afdeling. Vanuit dit project ben ik daar komen werken.’

HOE LANG BEN JE OP DIE WERKPLEK GEBLEVEN?

‘Als arts-assistent heb je meestal eerst allemaal tijdelijke banen. Je kan tijdelijke banen in het ziekenhuis doen, wat ik overigens ook daarna heb gedaan. Zo heb ik nog een jaar bijvoorbeeld bij het Diakonessen-huis in Voorburg gewerkt als longarts op de zaal. Dat was best heftig. Maar daar kon je ook heel zware diensten op je nemen, maar het bleek dat ik dat niet kon. Ik kon niet  dagenlang, ’s avonds laat en ’s nachts maar doorgaan. Ik wilde iets rustigers. De ziekenhuisomgeving paste niet bij mij.’ 

MAAR DE RICHTING VAN DE PSYCHIATRIE SPRAK JOU WEL HEEL ERG AAN?

‘Natuurlijk heb ik ook getwijfeld of ik niet de psychiatrie in wilde. In die periode kreeg ik een relatie met mijn huidige echtgenoot en besefte mede door die relatie, hij is wetenschapper, die veel van huis weg is, dat ik niet al die nachtdiensten en avonddiensten wilde werken. Dat was mede de keus om toch zeker wel voor huisarts te kiezen. Omdat mijn man in Amsterdam ging werken, ben ik toen  mijn driejarige huisartsenopleiding in Amsterdam bij de UvA gaan doen.’ 

WAAR EN HOE BEN JE ALS HUISARTS BEGONNEN?

‘Ik ben  in mijn eerste huisartsenjaar aan de Praktijk Vrijheidslaan in Amsterdam begonnen. Daar ben ik al die jaren in de praktijk van Wilfred van Oijen blijven werken. Wij werkten altijd samen met een huisarts in opleiding. Ik heb op de praktijk de eerste tijd parttime én in loondienst gewerkt. Dat was één dag en twee halve dagen per week. Ik had in die tijd opgroeiende kleine kinderen. Ja, ik wilde regelmatig tijden kunnen werken en niet zozeer nog andere diensten meedraaien. Mede door mijn echtgenoot, die voor conferenties in het buitenland zit. Er moest ook evenwicht thuis zijn voor het gezin.’

LUKTE JOU DAT WEL OM IN DIE TIJD PARTTIME ARTS TE ZIJN?

‘Dat was in mijn tijd inderdaad nog  heel nieuw en niet eenvoudig. De vrouwen in de geneeskunde kwamen toen pas min of meer kijken. Het telde bij de oude garde geneesheren niet echt mee, als je parttime ging werken. Om deze reden ben ik zolang in deze praktijk blijven werken, er was gewoon niet veel keuze in de medische wereld als vrouw met kinderen, die ook nog parttime wilde werken. Hoewel er niet veel keuze was voor mijn situatie, vond ik het op deze manier werken heel fijn. In mijn tijd mij kwam er een hele generatie vrouwen aan, die ook parttime wilde werken. Zo werd er steeds meer op deze manier gewerkt en werd het ook steeds meer normaal.’

HOE LANG HEB JE PARTTIME OP DEZE MANIER GEWERKT?

Ik heb twaalf jaar samen met  Wilfred van Oijen gewerkt, totdat hij de praktijk overdroeg aan mij en zijn dochter Randi.’ Samen hebben we toen de praktijk voortgezet. Vanaf toen ben ik veel meer gaan werken, ongeveer 4 dagen per week, maar gelukkig nog steeds part-time. Dit kon makkelijker omdat mijn kinderen inmiddels wat groter waren.’

DAARNA WERD JE DUS PARTNER IN DE PRAKTIJK

‘Ja, nadat in 2010 Wilfred wegging werden wij samen partners van de huisartsenpraktijk. Dat is altijd emotioneel ingewikkeld om een praktijk over te dragen, het is zo nauw verweven met diegene, die zo’n praktijk heeft opgebouwd. Al die jaren heeft iemand zich daarvoor gegeven. Dat was ook voor ons even wennen en schakelen, maar ik was er wel aan toe meer verantwoordelijkheid  aan te gaan en  meer van mezelf er in te kunnen  stoppen. De kinderen waren ook wat groter en ik had er ook meer ruimte voor. Eigenlijk wilde ik nu heel graag meer mijn eigen visie erop los kunnen laten.’

HOE WERKT ZO’N OVERDRACHT VAN EEN PRAKTIJK ZAKELIJK?

‘Zowel zijn dochter, Randi, als ik moesten het geld dat nog in de praktijk zat van Wilfred terugbetalen. Dat bedrag was voornamelijk opgebouwd uit investeringen in de praktijk, zoals meubilair, medische apparaten, die in de loop van de jaren werden aangekocht. Maar je betaalde geen goodwill voor de praktijk. Huisartsen zijn verplicht lid van hun eigen pensioenfonds, dus dat was niet aan de orde.’

WAT WAS JOUW VISIE, NADAT JIJ ZELFSTANIG IN DE PRAKTIJK KWAM TE STAAN?

‘De huisartsengeneeskunde is  in al die jaren enorm aan het veranderen geweest, Ik wilde wel heel graag mee met de moderne tijd. Zo kwamen bijvoorbeeld de diabetesketenzorg en de praktijkondersteuners toen op en ook ik wilde een goede website maken, dat soort dingen. Wat betreft de zorg voor de patiënten hadden Wilfred en ik helemaal een gelijke visie. We zijn allebei heel erg voor persoonlijke zorg en continue zorg.  Wilfred had dat heel erg hoog zitten. Hij was zelfs heel bezorgd, dat die zorg ging verdwijnen, maar ik ben óók heel bang dat die zorg zal gaan verdwijnen. Dat is nu een  glijdende schaal in de huidige ontwikkeling. Dat is best een  ingewikkeld thema rond vrouwen, die parttime werken. Hij wilde alle zorg het liefst allemaal zelf doen en dat gaat nu gewoon niet meer. Er  zijn nu zoveel verantwoordelijkheden bijgekomen. Je moet het nu goed kunnen delegeren en samenwerken.’ 

HOE GING JIJ MET DE VERNIEUWINGEN IN DE PRAKTIJK OM?

‘Het is echt een samenwerking met mijn collega en met de assistenten en praktijkondersteuners. Het gaat erom dat je met de hele praktijk samenwerkt. Niet alleen maar wat ik wil, is van belang. De patiënten komen ook geregeld bij de collega, er is steeds minder een vaste arts voor de patiënt. Zo moeten we onderling ook delen en samenwerken met de patiënten. Tenzij de patiënten  zelf   kiezen voor een bepaalde arts, dan is daar ruimte voor om dat ook te respecteren. Sommige patiënten hebben dat ook echt nodig om een vaste arts te hebben. Wat wel zo is, hoe meer je een vaste arts voor iemand bent, hoe vaker je te maken krijgt met zwaardere emotionele verhalen te maken. Het is natuurlijk veel gemakkelijker iemand fysiek te behandelen, maar anderzijds is juist die afwisseling weer heel prettig om het werk licht te houden.’

WAT ZIJN DE VERSCHILLEN IN DE PRAKTIJK MET 24 JAAR GELEDEN?

‘Toen ik begon, waren de mogelijkheden voor aankomende huisartsen dat je alleen in loondienst kon gaan werken óf dat je een eigen praktijk ging openen. Dat was het eigenlijk. Maar nu is het ook mogelijk om als waarnemend arts te werken, dat zijn zzp-huisartsen, die voor zichzelf werken en zich verhuren aan huisartsenpraktijken. Als wij bijvoorbeeld op vakantie gaan of om wat voor een reden niet kunnen werken, dan vragen we iemand te komen waarnemen. Dan kun je kiezen uit een pool van allemaal artsen, meestal  zijn het huisartsen, die net klaar zijn. Zij doen dit op deze manier een jaar, hoewel sommigen het zelfs heel lang zo doen, maar op een gegeven moment zoeken ze toch wel vastigheid.’

HOE WERKT DAT IN JULLIE PRAKTIJK MET WAARNEMERS?

‘Wij hebben zelf in de praktijk één min of meer vaste waarneemster, die ook bijna als vaste kracht wordt gezien. Alleen hoeft zij niet de hele regelarij en de praktijkvoering, die een praktijk met mee zich brengt, op zich te nemen. Onze praktijk werkt vooral met vaste waarnemers. Maar als iemand een vaste plek heeft gevonden, dan moeten wij weer naar een andere zoeken. Dus enige wisseling zit er wel in natuurlijk.’

WELKE VERANDERINGEN ZIJN ER NOG MEER DOORGEVOERD IN DE LOOP DER JAREN?

‘Ten eerste: het proces steeds meer delen en het steeds verder doorgevoerde parttime werken binnen een praktijk. Daardoor werken er steeds meer mensen in de praktijk en wordt het steeds ingewikkelder om de continuïteit en kwaliteit van de medewerkers te waarborgen. Ten tweede: dat er steeds meer verantwoordelijkheid  bij de huisartsen komt te liggen. . Vooral vanuit het ziekenhuis en de GGZ  gaat er steeds meer werk naar huisartsen. Denk maar aan alle uitgestelde zorg die zich nu voordoet. Voorheen waren er ook al wachtlijsten bij de GGZ. Patiënten zijn dan op de huisarts aangewezen.  Specialisten, die de controles steeds meer bij ons leggen.  Er is echt fors meer werk bijgekomen.’

GAAT DAT NIET TEN KOSTE VAN DE PERSOONLIJKE ZORG ALS ER ZOVEEL MEER WERK BIJ DE HUISARTSEN WORDT NEERGELEGD?

‘Ja, dat is ook onze zorg, dat die persoonlijke zorg voor patiënten niet overschaduwd wordt door al die andere lopende medische zorg, die erbij gekomen is. Als huisarts ben je veel meer voor de begeleiding bedoeld. Zo bouw je een band op met de patiënt. Dat schept vertrouwen en dat moet je behouden.  Een praktijk zoals de onze kent gauw zo’n 3500 patiënten.’

HOE WERKT DAT BIJ ERNSTIGE ZIEKEN?

‘Het ziekenhuis doet op een gegeven moment de behandeling, maar wij doen de begeleiding. Dat is als een hybridesysteem, zo vindt de één het in het ziekenhuis prima en de ander heeft veel meer behoefte aan steun, vooral in het begin. Bij het laatste stuk in iemands leven, als het ziekenhuis is uitbehandeld, komen sowieso deze patiënten bij ons. Maar als je dán pas in beeld komt bij een patiënt, dan is dat eigenlijk te laat en niet fijn. Die band moet al met een patiënt zijn opgebouwd en zo weten wij dan ook gelijk, wat er medisch, emotioneel en sociaal,  aan de hand is. Ik heb  veel stervensbegeleiding gedaan. Dit vond ik een heel dankbaar en belangrijk onderdeel van mijn werk.’

HOE KOMEN JULLIE WEER AAN NIEUWE MENSEN, NU JIJ RECENTELIJK WEG BENT GEGAAN UIT DE PRAKTIJK?

‘Het is wisselend moeilijk.  Het vinden van nieuwe mensen is zoals het overal werkt. Het gaat meestal via het netwerk: ‘Wie kent wie?’ Wij vragen vaak via de huisartsen in opleiding, die bij ons gewerkt hebben, om dan weer terug te komen of dat zij weer iemand weten, die zij weer goed kennen. Doordat zij vaak al een jaar lang bij ons stage hebben gelopen, kennen wij ze goed genoeg om te zien of zij in onze praktijk passen. Dat netwerk werkt heel goed.’

WAT WAS JE BESLUIT OM UIT DEZE PRAKTIJK TE STAPPEN EN IETS HEEL ANDERS TE GAAN DOEN?

‘Het kwam van meerdere kanten en het is een heel proces geweest. Het werk is steeds meer protocollair geworden, je moest steeds meer dingen doen, die je niet prettig vindt om te doen. Er kwam steeds meer werk, eigenlijk te veel en daardoor te intens. Het ging maar door. Er kwam steeds meer regelarij, steeds meer praktijkvoering, steeds meer managen. Je bent niet alleen maar eigen baas, zodat je kan doen wat je wilt doen. Er zijn echt heel veel regels erom heen, die je moet handhaven. Je moet dat allemaal regelen.  Maar ook heel basic de zorg voor het pand, waarin je werkt. Met kwesties als: wie gaat de balie vervangen, wie gaat dat regelen? Werknemers, die worden ziek en hebben hun problemen, waar je wat voor moet regelen. Het is niet alleen meer de patiënten-hulp, maar echt alles erom heen moet ook goed verlopen. Altijd zorgen dat de praktijk kan doorgaan, dat er voldoende capabele vervangers  zijn, etc. Door die gedelegeerde zorg ben je genoodzaakt om psychologen in dienst te nemen, maar ook kwam er de diabeteszorg bij, de POH-GGZ, de Praktijk Ondersteuner Huisartsen van de GGZ. In feite is dat allemaal verplaatste zorg vanuit de GGZ. Alles bij elkaar vond ik het daardoor steeds minder leuk worden. Ik haalde er niet meer die energie uit.’ 

HOEVEEL UREN WERKTE JE OP HET LAATST IN DE HUISARTSENPRAKTIJK?

‘Dat was van 32 tot 36 uur per week. De laatste jaren werkte ik 3x 8 uur echt voor de patiënten. En dan daarnaast je diensten, nascholingen, vergaderingen en al het geregel van de praktijk. Vergaderen was niet zozeer alleen met de praktijk, maar ook met de Coöperatie. Er is ook nog een  grote groep huisartsen in Amsterdam-Zuid die met elkaar verbonden zijn. Ook wel weer  fijn en leuk, zo hoeft een praktijk niet alles alleen te doen, maar daar moet je natuurlijk ook weer van alles mee. In zo’n coöperatie deel je bv. de diabeteszorg of de COPD-zorg. Zo heb ik bijvoorbeeld heel lang in de Ouderenzorg van die Coöperatie gezeten. Daar heb ik ook  heel veel stervensbegeleiding gedaan’

COVID?

‘Dat was afgrijselijk, we moesten gelijk het inloopspreekuur stoppen, wat ik heel erg vond. Dat ervaarde ik écht als een groot  gemis. Mensen konden niet zomaar  even binnenlopen. De assistenten werden er ook horendol van, want zij kregen iedereen aan de lijn, zij moesten steeds ‘nee’ verkopen, wat we hadden niet zoveel plek. We moesten de wachtkamer anders inrichten omdat er niet teveel mensen mochten zitten.  Doordat niet iedereen meer naar de praktijk kon komen, moesten wij  heel veel en lang online of telefonisch spreekuur houden, wat voor mij een drama is. Eigenlijk ben ik daar niet goed in. Dat was wel interessant, want mijn collega’s konden dat beter. Ik had sowieso de groep patiënten om mij heen die dat niet zo goed aan konden. Vooral die patiënten, die meer psychische sociale begeleiding nodig hadden en ook vaak niet goed per telefoon uit hun woorden kwamen. Dat vond ik dus heel lastig. Ik heb ervoor gevochten om mijn patiënten wel te kunnen zien.  Zo mocht je ook niet naar de ouderen toe, want dat was veel te gevaarlijk. Ook was de hele psychiatrie acuut gestopt met zorgen en die mensen stortten vervolgens allemaal achter elkaar in, want hun dagbehandeling was weg. Dat hele steunsysteem was weg en die psychiaters kwamen nergens meer. Ja, om die groep heb ik mij ernstig zorgen gemaakt. Ook in de praktijk viel er veel personeel uit en raakte ziek of moest in quarantaine. Deze hele ontwikkeling was mede een druppel om te besluiten op te houden als huisarts. Dit trok ik gewoon niet meer, zo kwam bij mij alles samen tot het besluit te stoppen.’ 

DAT WAS JOUW MOTIVATIE OM WEG TE GAAN IS, IN WELKE VORM GA JE NU VERDER?

‘Ik vond die begeleiding, dat coachen  erg leuk om te doen. Ik ben nu  zzp-er geworden en dat ben ik ook echt heel bewust.  Ik wil niet meer in loondienst werken. Ik hoef nu even  aan niemand verantwoording af te leggen.’

IS HET FINANCIEEL NIET EEN STAP GEWEEST OM DIE OVERGANG TE MAKEN?

‘Het uitkopen uit de praktijk hield alleen in, dat ik het bedrag terugkreeg,  dat ik  door de jaren heen in onroerend goed had geïnvesteerd, zoals aan de verbouwingen en meubilair, etc. Dat bedrag werd berekend op basis van de boekwaarde. Van jongs af aan was voor mij altijd wel belangrijk om economisch zelfstandig te zijn, maar nu is dat niet zo interessant meer. Als ik maar gewoon mijn leven kan leiden, maakt het mij niet meer zo uit, of ik nu minder ga verdienen. Ik ga natuurlijk veel minder verdienen en heb dat wel even moeten laten bezinken of ik dat aankon, totdat ik mij bedacht: “waar gaat het nu eigenlijk  om in het leven?” Zo wonen  mijn twee  kinderen niet meer thuis, ze zijn nog wel studerend maar  hebben niet lang meer financiële ondersteuning van ons nodig.  Ik voel nu echt de vrijheid voor deze keuze. Misschien is het ook mijn leeftijd, waarop  je bedenkt: nu wil ik doen waar ik zelf zin in heb. Welke kant wil op?  Nog een andere carrière of juist niet, maar ik wil niet meer door in hetzelfde.’

WAT IK NU DOE?

Ik geef nu als  zzp-er supervisie, dat is in de psychologische sociale geneeskundehoek. Dat is professionele mensen begeleiden in groepjes. Ik heb nu drie groepen, social work studenten. Dat zijn maatschappelijk werkers, die zich dan  moeten ontwikkelen. Zij lopen nu hun stages en komen zo hun eerste problemen tegen op het professionele vlak als persoon. Dat begeleid ik dan. Ik werk nu nog een uurtje of 4 à  6 per week en dat wil ik gaan uitbouwen. Zo doe ik ook als gastdocent intervisie aan huisartsen in opleiding, wat wél een grotere groep is. Ik ben tegelijkertijd van alles aan het ontwikkelen en ontdekken, hoe het allemaal uitwerkt. Ook doe ik  nu sinds een jaar een opleiding voor supervisie. Al die geweldige theorieën en de kennis over psychologie  boeien  me wel weer heel erg. Ik heb nu de tijd om me goed voor te bereiden, wat ik verder ga doen. Dat voelt nu als een bevrijding, de wereld ligt weer even voor mij open.’

 

      ANNETTE BONNEMA

       - HJB COACHING -

      [VOORMALIG HUISARTS]

      NU: GASTDOCENT / COACH HUISARTSEN

 

 

 

INTERVIEW met AUSET ANKH RE, Integratieve Inclusie Advisor & co-founder The African Calendar

INTERVIEW met AUSET ANKH RE, Integratieve Inclusie Advisor & co-founder The African Calendar

 

Ik heb mij altijd met abstracte dingen bezig gehouden,

zowel energie en telefonie zijn ook niet tastbaar.

Je kunt het niet pakken, maar het is er wel.

 Om een één of andere reden ben ik daar redelijk goed

 in om abstracte ideeën of begrippen tastbaar te maken.’

Auset Ankh Re (1975) is een heel bijzondere vrouw, die al op jonge leeftijd heeft ervaren wat discriminatie met een mens doet. Ze ging bewust op zoek naar haar identiteit, daarbij geholpen door haar vriend, Ptah Ankh Re. Dat onderzoek leerde haar veel over de oorsprong van de mensheid en geeft een nieuwe kijk op de problematiek van de diversiteit, waar wij nu zo in leven. Het inspireerde tot het maken van een kalender over Afrikaanse volkeren. Die kalender wordt uitgegeven door haar bedrijf, The African Calendar. Zoals ze zelf zegt: ‘Het is een geschenk van de mensheid aan de mensheid.'

WAT IS JOUW ACHTERGROND?

‘Ik ben in Amsterdam geboren, maar ben al heel vroeg, ik was nog maar zes maanden, met mijn ouders teruggegaan naar Suriname. Daar heb ik mijn eerste vier jaar gewoond. Daarna zijn we weer teruggegaan naar Nederland. Maar in wezen ben ik een nazaat van Afrika voortgekomen uit de slavernij.’

WAT ZIJN JOUW OPLEIDINGEN?

‘Ik heb de MAVO afgerond, hoewel ik begonnen was op het Gymnasium, daarna HAVO, maar die heb ik ook niet afgemaakt. Later heb ik wel een HBO opleiding gedaan, Schoevers verkorte opleiding als PR-manager, dat was meer inhoudelijk PR, marketing en communicatie. Ook deze opleiding heb ik niet afgerond. Schoolsystemen en ik lagen elkaar niet zo....’

WAT BEN JE DAARNA GAAN DOEN, DAN MAAR ZONDER DIPLOMA’S?

‘Tijdens mijn studietijd bij Schoevers werkte ik al bij NUON als binnendienstmedewerker. En vrij snel, na vier maanden, werd ik al gepromoveerd tot projectmanager. Ik was toen net 24 jaar en dat vond ik best wel een hele heftige uitdaging. Dit kwam, omdat ik daar net werkte toen de liberalisering van de energiemarkt eraan kwam. Het was zo’n twee jaar voor de liberalisering van de energiemarkt. Het bleek dat ik een heel goed commercieel inzicht had. In die tijd zegden veel mensen hun abonnement op. Daar besteedde op dat moment nog niemand aandacht aan, maar ik wilde wél weten, wat er achter zat. Dat ben ik op mijn eigen houtje gaan uitzoeken. Toen er steeds meer afzeggingen kwamen, heeft NUON iedereen bij elkaar geroepen. Zij vroegen zich af wat er nu aan de hand was. Dat kon ik hun vertellen omdat ik dat juist had uitgezocht. De reden was dat de mensen zich wilden voorbereiden op de liberalisering van de energiemarkt en niet meer gebonden wilden zijn. Zo in het kort het verhaal hoe ik ben gevraagd om projectmanager te worden bij NUON. Deze baan heb ik acht jaar gehad.’

HOE VERLIEP HET VERDER, NADAT JE BIJ NUON BENT WEG GEGAAN?

‘Daarna heb ik nog een aantal jaren bij OXXIO gewerkt en daarna bij een telefonie bedrijf. Ik heb mij altijd met abstracte dingen bezig gehouden, zowel energie als telefonie zijn niet tastbaar. Je kunt het niet pakken, maar het is er wel. Om de één of andere reden ben ik daar redelijk goed in om abstracte ideeën of begrippen tastbaar te maken.’

HOE KOMEN WE NU BIJ DE STAP NAAR HET UITGEVEN VAN DEZE KALENDERS?

‘Eigenlijk ben ik daar op een bepaalde manier al mijn hele leven mee bezig geweest. Hoewel ik in Amsterdam ben geboren, kwam ik pas weer als een meisje van vier jaar terug uit Suriname. Mijn eerste aanraking met een Nederlandse traditie was het carnaval. Mijn ouders woonden toen met mij in Brabant. Dat feest vond ik helemaal geweldig en was zelf gekleed als Roodkapje. De volgende traditie, die ik meemaakte, was die van Sinterklaas. Daar kwam ik er achter dat ik helemaal niet hetzelfde werd behandeld als mijn klasgenootjes tijdens dit feest. De juf zag in mij altijd al een Zwarte Pietje, hoe lief ze het ook bedoelde, dat gaf mij voor het eerst het gevoel, dat ik ànders was dan de rest van de kinderen om mij heen. Vanaf dat moment besefte ik voor het eerst dat er zoiets als racisme bestond.’

DEZE ERVARING HEEFT WEL EEN HEEL DIEPE INDRUK OP JE GEMAAKT, HOE GING JE DAAR VERDER MEE OM?

‘Het riep bij mij de vraag op wat een traditie nou eigenlijk inhoudt. Waar staan tradities voor en wat betekenen ze, waarom vieren we ze? Ik wilde dat begrijpen.’ 

JA, DAT IS HEEL GOED VOOR TE STELLEN, DAT JE OVER TRADITIES MEER WILDE WETEN.

‘Daarna ben ik wel mijn hele leven bezig geweest met mijn identiteit en geschiedenis. Wie ben ik, waar kom ik vandaan. Hoe komt het dat wij zo zijn geworden?'

HOE GING JIJ DAARMEE VERDER, HOE GAF JE DAT VORM?

'Ik ben ook, op mijn 35ste, een eigen webshop gaan opzetten voor Krul- en Kroeshaar. Eigenlijk ook weer vanuit de identiteit van zwart zijn en uit verbondenheid met mensen, die op mij lijken. Dat was een van de eerste webshops in Nederland voor Krul- en Kroeshaar. Ik haalde exclusieve merken uit Amerika, die hier niet verkrijgbaar waren. Deze cosmetica was op een natuurlijke basis ontwikkeld en specifiek bedoeld voor de verzorging van kroeshaar. Daar ben ik toen mee begonnen en bereikte al heel snel een groot publiek. Bij het lanceren op een avond van mijn Black Hair Box, was het de volgende dag al helemaal uitverkocht. Die webshop liep toentertijd echt megagoed, ik had na een half jaar mijn baan al moeten opzeggen omdat het zo goed liep. Er was blijkbaar een enorme behoefte aan.’

HOELANG HEB JE DEZE WEBSHOP GERUND?

‘Dit heb een paar jaar gedaan, maar moest deze deal en webshop opeens toch weer opgeven. Er was namelijk wat in de wetgeving veranderd.’

WAT WAS ER DAN IN DE WETGEVING ZO VERANDERD, DAT JE DEZE WEBSHOP MOEST OPGEVEN?

‘In de Europese wetgeving was opgenomen dat de ingrediënten van alle cosmetica, ook haarcosmetica, op een bepaalde manier beschreven moesten worden en ook in een bepaalde volgorde op de etiketten van de potjes. Daarnaast moesten ook de bedrijven hun ingrediënten openbaar maken en dus hun bedrijfsgeheim prijsgeven, dat wilden heel veel bedrijven niet. Dat was juist hun geheim. Vooral Amerikaanse bedrijven zijn heel gesloten en wilden niet meewerken aan de nieuwe regels. De Europese markt was voor hen een nieuw werkterrein.  Het waren hier nog opkomende merken. De verplichte testen en de vertalingen van de teksten op de etiketten waren voor de producenten uit de VS ook te kostbaar – dat liep in de tienduizenden euro’s. Zij trokken zich daarom helemaal terug uit de Europese markt. Ik mocht het wel van hen blijven importeren, maar als de douane er achter kwam dat de potjes niet aan de nieuwe regeling voldeden, werd alles in beslag genomen. Ik was dan al mijn geld kwijt. Ik besloot mij uit deze Amerikaanse deal terug te trekken en moest zodoende stoppen met de webshop.’

DAT WAS NOGAL PLOTSELING ALS IK HET ZO HOOR

‘Ja, van heel veel geld verdienen, naar niets. Ik ben toen als conceptontwikkelaar gaan werken voor wat bedrijven in de rol van zzp’er. Ik werkte toen veelal voor de zwarte gemeenschap. Maar deze hebben vaak niet de financiële middelen. Zij hebben zoveel mooie ideeën, maar er is gewoon geen geld. Ik wilde graag mijn kennis met hen delen, maar ik kreeg er niets voor terug. Zo moest ik toch weer gewoon gaan werken en in die tijd heb ik mijn huidige vriend en mede oprichter van The African Calendar leren kennen.’

DAT IS VAST GEEN TOEVAL, DAT JE IN DEZE PERIODE JE VRIEND EN CO-FOUNDER VAN THE AFRICAN CALENDAR HEB LEREN KENNEN...

‘Nee, zeker niet. Ik had mij vanaf mijn vijftiende jaar verdiept in de geschiedenis vanaf de slavernij. Hij had zich juist heel erg verdiept in de geschiedenis van vóór de slavernij. Ik wist alles van de hele geschiedenis van na de slavernij, totdat ik hem tegenkwam en mij de vraag stelde, of ik wel wist wie ik was.’

DAT IS WEL EEN HEEL INGRIJPENDE VRAAG

‘Ja, ik zei ook dat we van origine uit Afrika komen, maar dat het niet meer te achterhalen valt, wáár uit Afrika. En dat ik het daarom maar laat voor wat het is. In dat gesprek maakte hij mij duidelijk, dat voor de Koloniale conferentie in Berlijn in 1884-1845 er helemaal niet echt landen waren, zoals wij die nu kennen in Afrika. En als je nog verder teruggaat, zie je dat de eerste mensen uit Afrika kwamen.’

HOE REAGEERDE JIJ OP DEZE UITSPRAAK?

‘Er kwam bij mij een ommekeer in mijn hoofd. Ik vond wat hij daar vertelde heel apart. Want als we teruggaan in de geschiedenis zijn we allemaal maar gewoon mensen. In de vroegste tijden waren er nog helemaal geen rassen. Daarin ben ik mij toen gaan verdiepen en mijn vriend reikte mij veel literatuur aan.’ 

WAT BEN JE TOEN TEGENGEKOMEN BIJ DIT ONDERZOEK?

‘Ik kreeg een boek van hem onder ogen over astrologie. Bij het lezen van dat boek vroeg ik mij af waarom wij geen kalender hadden. De Chinezen, de Hindoes, de Perzen, de Joden, de Islamieten, de Maya’s, noem maar op, die hebben allemaal een kalender. Ik ben toen gaan uitzoeken waarom wij geen kalender hebben. Ik ben eerst van binnen in mijzelf gaan zoeken naar een idee. Daarna ben ik pas gaan zoeken op internet en waar dan ook. Zo kwam ik erachter dat de eerste kalender uit Afrika kwam, rondom de oevers van de Nijl.’

DAT IS WEL EEN HEEL BIJZONDERE VONDST NATUURLIJK, WAT HEB JE DAARMEE GEDAAN?

‘Ik ben gaan onderzoeken wat de functie van de kalender was. Toen bleek dat de eerste kalender gebaseerd was op onze directe omgeving, op de natuurlijke elementen om te overleven. Deze kalender was ontstaan rond de oevers van de Nijl, die één keer per jaar overstroomde en dan alle vegetatie wegspoelde. Zo werd de mens gedwongen kanalen en dammen te bouwen, maar ook de gereedschappen daarvoor. In feite is Afrika in de kern de bakermat van alle civilisatie. Dat bracht mij terug naar wat ik ben. Dat gaat over die tijd, voordat er rassen waren en we elkaar zagen als mensen pur sang.’

KREEG TOEN DE IDEE VAN DE KALENDER VORM?

‘Ja, toen werd het heel interessant voor mij, het abstracte abstract. Hoe ga ik dat nu inkleden en inkleuren? Wij zijn toen veel onderzoek gaan doen en kwamen er ook achter dat de eerste kalender de NILOTIC heette. Die wordt overigens nu de DENDERAH DISC genoemd. Deze kalender is in 1827 meegenomen door de Fransen uit een belangrijke Egyptische tempel in Luxor. Vanuit deze kalender is de basis gevormd voor de Juliaanse kalender, die later weer is omgezet tot de Gregoriaanse kalender, die wereldwijd bekend is met zijn zeven dagen, weken, etc. Zo kan je vanaf de Romeinse kalender goed zien hoe de mens in zijn kern is gevormd.’

JA, HOE KAN JE DAN VIA DE KALENDERS ZIEN HOE DE MENS IN DE KERN IS GEVORMD?

‘De Afrikaanse kalender, de NILOTIC, de eerste kalender was volledig gestoeld op de elementen van de natuur. Hoe wij in harmonie met de natuur zouden kunnen leven. De Romeinse kalender, die was juist gebaseerd op het civiele, zoals wanneer er verkiezingen waren, wanneer er lonen moesten worden uitbetaald, of wanneer zij belastingen moesten innen. Veelal meer maatschappij gericht en zeer praktisch.’

DIE VERSCHILLEN ZIJN WEL HEEL GROOT TUSSEN DIE KALENDERS

‘Ja, die verschillen zijn ook heel mooi, die hebben ons in de basis gevormd. Dat heeft alles te maken gehad met de omgeving waar we in hebben geleefd. In de ene situatie leefden mensen in overvloed, in de andere  leefden ze in een harder klimaat. Die moesten zich wel organiseren om te overleven ten opzichte van diegenen  die alles voor het grijpen hadden. Dat heeft iets met ons gedaan als mens. Dat vind ik gewoon prachtig en zo boeiend. Echt eindeloos.’

ZIJN JULLIE MET DEZE RESEARCH VOORBEREID OM DEZE SPECIALE KALENDER TE GAAN UITGEVEN?

‘Ja, dat doen we met een team van 4 andere mensen, die ons helpen. Wij zijn sinds ongeveer vijf jaar, vanaf de tijd dat mijn vriend en ik een relatie kregen, begonnen te spelen met het idee van een kalender. Hierin kunnen wij ons verhaal kwijt. Juist omdat de nazaten van Afrika hun geschiedenis grotendeels kwijt zijn. Voor veel mensen begint de geschiedenis van Afrika bij de slavernij.’ 

EIGENLIJK BEST HEEL BEVREEMDEND DAT JE NIETS KAN VINDEN OVER DE GESCHIEDENIS VAN AFRIKA VAN VOOR DE SLAVERNIJ

‘Dat is voor ons ook een soort frustratie. Wij hebben niet eens een geschiedenisboek dat je even kan openslaan, om te kijken waar we vandaan komen. Deze kalender is bedoeld om onze identiteit te versterken. En gaandeweg onze research kwamen we er ook achter hoe deze eerste kalender de rest van de wereld heeft beïnvloed met de wereldkalenders. Hoe deze dan anders ingericht zal zijn en dat daaruit een heel andere denkwijze is voortgekomen. Het is zeker niet alleen bedoeld voor de nazaten van Afrika, maar juist voor de hele mensheid. Wel is hierin bewust ons cultureel erfgoed opgenomen. Maar het is goed te weten dat wij allemaal uit dezelfde bron voortgekomen zijn. Dit onderzoek dat vijf jaar geleden is begonnen, is nu pas klaar.’

HOE HEB JIJ DIE VIJF JAREN OVERBRUGD?

‘In die vijf jaar tijdens onze onderzoeken werkte ik er nog bij als ZZP’er. Nu de kalender is gedrukt en klaar is voor de verkoop, ben ik zelf gestopt met erbij te werken, maar mijn vriend heeft zijn baan nog wel. Ik ben nu alleen nog maar hiermee bezig.’

NU ZIJN JULLIE BEZIG MET DE DISTRIBUTIE EN VERKOOP VAN DE KALENDER?

‘Ja, wij zijn eerst begonnen met pre-orders, dan kunnen mensen van te voren bestellen en alvast een kalender reserveren. De mensen krijgen deze kalender in december, deze maand al, thuis bezorgd.’

EN HOE GAAN JULLIE VERDER MET DE PROMOTIE VAN DEZE KALENDER?

‘We zijn begonnen met een Facebook pagina te lanceren, verder ook informatie te verspreiden en zoveel mogelijk de aandacht erop te vestigen. Dan doen we via advertenties, nieuwsbrieven, die wij hebben gemaakt, via ons netwerk aandacht ervoor vragen, en zo digitaal heel veel informatie verspreiden.’

MAAR IS DIGITALE PROMOTIE WEL GENOEG?

‘Nee, wij zijn ook bezig gesprekken te voeren met bepaalde bedrijven, waarvan wij denken dat het bij hen zal passen. Wij hebben bijvoorbeeld twee weken geleden vernomen dat wij met deze kalender zijn opgenomen bij de eindejaarsgeschenken van de gemeente Amsterdam. Dat is natuurlijk heel leuk. Dan verspreidt het zich ook niet alleen maar onder zwarte mensen, maar juist onder alle mensen.’

HET HEET NATUURLIJK WEL ‘THE AFRICAN CALENDAR’

‘Ja zeker, het is een kalender met op elk blad de geschiedenis van een Afrikaans land, maar het is wel voor iedereen bedoeld. En het is een kalender zonder maand of jaarindeling, zodat je het langer kan gebruiken. Zo bekijken we nog om ze te verkopen via bepaalde musea. We zijn ook al in gesprek met de OBA en willen hier heel veel workshops en lezingen gaan geven. Mede om zo de achterliggende gedachte van de kalender op die manier te verkopen.’ 

JULLIE HEBBEN WEL EEN HEEL DOORDACHT BUSINESSPLAN UITGEZET

‘Ja, zo kijken wij ook nog verder bij Wereldwinkels, Bol.Com en Amazon, etc. Zulke platformen zijn heel  bekend. Dat is waar we eigenlijk naar toe willen. Ook zijn we bezig een nieuwe website te bouwen met ons team, aangepast aan onze nieuwste ideeën. En we proberen met influencers met grote namen samen te gaan werken.’

MAAR IK BEGRIJP DAT NOG VEEL VERDER UITGEWERKT GAAT WORDEN?

‘Ja, we staan nog in het begin van dit bedrijf en het is allemaal nog heel spannend. We geven de kalender daarom ook in twee talen uit. In het Engels en in het Nederlands om zo het bereik te vergroten. En als het goed gaat, dan laten we de kalender in nog meer talen drukken. Voor een andere gemeente ga ik als ZZP’er beginnen met diversiteitsonderzoeken op scholen en universiteiten. Dat is dus het breder maken van de TAC, want de TAC is een geschenk van de mensheid aan de mensheid. De kalender zien wij als basis daarvoor.’

Ptah Ankh Re en Auset Ankh Re

AUSET ANKH RE 

Intergatieve inclusie Adviser &

co-founder The African Calendar – TAC

www.theafricancalendar.com

www.deafrikaansekalender.com

auset [at] theafricancalendar.com

ptah [at] theafricancalendar.com

+316 19453628

+316 41269911

 

 

 

 

INTERVIEW met Frank Kishna, journalist, leraar, programmamaker, uitgever SARASWATI ART PUBLISHERS

INTERVIEW met Frank Kishna, journalist, leraar, programmamaker, uitgever SARASWATI ART PUBLISHERS

 

Nooit zie je iets over de Hindoestaanse cultuur

Het is niet zichtbaar,

op geen enkel gebeid.

Daar wilde ik wat aan gaan doen. 

Frank Kishna (1945) is een in Suriname geboren Nederlander van Hindoestaanse afkomst. Hij heeft samen met zijn vrouw, zodra hij in Nederland kwam, een levensdoel gehad om de Hindoestaanse cultuur in Nederland bekendheid te geven. Deze oude, rijke cultuur wilde hij delen in de toen nog voor hem nieuwe samenleving in Nederland. Het bleek dat hierover in zijn tijd bijna niets in Nederland bekend was. Hij heeft deze levensvisie uitgebouwd door in de loop van de tijd naast zijn werk als leraar, twee stichtingen in het leven te roepen. Eén bedoeld voor zijn uitgeverij en boekhandel en de andere stichting voor de Hindoestaanse culturele programma’s, die hij maakt. Door zijn vastberadenheid en intense liefde voor de Indiase cultuur, ziet hij nu hoe de belangstelling voor deze cultuur toeneemt. Zijn boodschap krijgt vorm, zijn netwerk is enorm. Een zeer ondernemende persoonlijkheid, die heel veel in zijn leven samen met zijn vrouw heeft opgebouwd. Een dubbel verhaal van een muzikaal gezin, waar beide ouders naast een dagelijkse baan, deze ondernemingen groot maakten en runden. Een onvoorstelbaar bewogen verhaal met diepgang. 

WAAROM HEEFT U NAAST UW BAAN, IN UW LEVEN ZOVEEL VOOR DE HINDOESTAANSE KUNST WILLEN DOEN?

‘Het gevoel voor de kunst heb ik van huis uit meegekregen, wij waren thuis altijd met muziek, dans, schrijfkunst, enz. bezig. Dat was in Suriname al zo. Zo bleek in Suriname wel iets over de Afro-cultuur te vinden was, maar heel weinig of niets over de Hindoestaanse kunst. In mijn tijd in Suriname was het nog een kolonie van Nederland en we leerden vooral de Nederlandse cultuur en de taal. Soms was het ook best heel bevreemdend om te leren wat sneeuw in de winter is of begrippen over voedsel, die we niet kenden zoals bietjes en worteltjes. We kenden alle jaartallen van Willem van Oranje, de geografie van de steden van Nederland, enz. Toen wij naar Nederland kwamen, was dit hiaat hetzelfde, ook hier was niet veel te vinden over de Hindoestaanse cultuur en daar wilde ik wat aan doen en hier in Nederland had je wel de mogelijkheden, dat ook voor elkaar te krijgen.’

WAT WAS UW BAAN IN SURINAME?

‘Ik startte als onderwijzer en werd later hoofdonderwijzer, zowel in Suriname als in Nederland. Wij zijn in 1974 naar Nederland gekomen met mijn vrouw en twee zonen.’ 

WAAROM KWAM U NAAR NEDERLAND MET UW GEZIN?

‘In die tijd was er een koloniale regeling voor ambtenaren (een onderwijzer viel daar ook onder), dat als je10 jaar in dienst geweest was, had je recht op een half jaar verlof naar Nederland. Dan werd de overtocht  voor je betaald. In die tijd was er ook nog geen sprake van onafhankelijkheid in Suriname. Wij zijn toen hier gekomen, met de onderliggende gedachte, dat ik dan in Nederland kon studeren. In Suriname was er geen universiteit.’

HOE IS DAT VERDER VERLOPEN?

‘De derde dag in Nederland stond ik alweer voor de klas om mijn gezin te onderhouden. Ik vond het onderwijs en kennis te maken met het Nederlands onderwijs heel erg leuk. Ook was ik gelijk aardrijkskunde gaan studeren in Amsterdam. Mijn vrouw kreeg al snel een baan bij de bloedtransfusiedienst. In Suriname propageerden enkele politieke leiders de onafhankelijkheid van Suriname. Ik vond dat bizar, aangezien het land nog niet rijp genoeg was voor de onafhankelijkheid. Ik vreesde voor een rassenstrijd in Suriname tussen voorstanders en tegenstanders van de onafhankelijkheid. Deze ondoordachte beslissing van de politieke leiders van toen leidde tot het doordrukken van de onafhankelijkheid van het land door de strotten van de onwetende Surinamers. Dit deed ons besluiten niet meer terug te gaan naar mijn geboorteland. Voor mij en mijn gezin liep hier alles goed en we besloten om te blijven. Dat voelde zo goed, dat wij onze retourtickets niet meer hebben gebruikt. Wij zijn gebleven.’

HOE KON DAT ZO GEMAKKERLIJK GAAN?

‘Wij waren Nederlanders, dus er ontstonden geen problemen met een vast verblijf hier. Wij hadden gewoon een Nederlandse pas. Mijn studie aan de universiteit verliep succesvol en daarnaast was ik fulltime werkzaam als leraar.'

MAAR BIJ EEN MOOIE BAAN ALS ONDERWIJZER BLEEF HET NIET?

‘Nee, in die tijd bedacht ik mij dat wij niet alleen een Nederlands culturele achtergrond hebben, maar ook een Hindoestaanse. Daar ben ik mij toen in gaan verdiepen. Dat was hier in Nederland ook mogelijk. Toen ik uiteindelijk mijn studie had afgerond en mijn leven op de rails stond, kwamen de ideeën om iets met onze talenten te gaan doen. Dat kwam echt diep vanuit ons hart.’

HOE KRIJGEN ZULKE IDEEËN DAN VORM?

‘Mijn vrouw is toen zang gaan studeren op een Indiase muziekschool in Amsterdam en ze nam altijd de kinderen mee. Zij heeft aanvankelijk les gehad van Ustad Jamaludin Bhartiya, de eerste leerling van de legendarische sitarspeler Ravi Shankar, een beroemde sitarvirtuoos en mijn zonen leerden de tabla en sitar te spelen. Mijn vrouw was zeer getalenteerd en trad overal in Nederland op. Niet eens dat ze dat zo graag wilde, maar ze werd overal gevraagd. Het kwam op haar weg.’

DAAR BEGON DUS EIGENLIJK DE EERSTE STAPPEN VOOR JULLIE IN DE HINDOEÏSTISCHE CULTUUR?

‘Ja, toen bleek, dat ook hier de Indiase cultuur niet zichtbaar was, was het ook hier moeilijk iets te leren van de cultuur van onze voorouders. Dat vonden wij belangrijk en daar wilden wij iets mee gaan doen in Nederland. Ik wilde dat deze cultuur hier in Nederland wat meer bekendheid zou krijgen. Dat zou een mooie bedrage zijn voor een beter en rijker cultureel leven in Nederland. India heeft een heel rijke en oude cultuur. Veel mensen gingen in die tijd ook naar India om te zoeken naar een nieuw impuls in hun leven, zoals bijvoorbeeld The Beatles. Vooral George Harrison raakte geïnteresseerd in de Indiase cultuur en muziek en heeft samengewerkt met de sitarspeler Ravi Shankar. George Harrison en Ravi Shankar ontmoetten elkaar in Londen in juni 1966 en later in dat jaar ging George naar India om sitar te leren spelen van de meester. Zo zien we vele voorbeelden van Nederlanders die zich verdiepen in yoga en andere aspecten van de Indiase kunst en cultuur. Met deze gedachten dragen wij bij aan een betere samenleving in Nederland.’

HEBBEN JULLIE TOEN CONTACT GEZOCHT MET DE MEDIA?

‘Ja, wij hebben toen in de jaren 80 contact gezocht met SALTO, een omroep die radioprogramma’s maakte. Hindoestaanse mensen hebben vanouds al een luistertraditie en luisteren ontzettend graag naar de radio. Alleen moesten wij toen een stichting opzetten om hier aan mee te mogen werken. Die stichting heette toen nog Jagte Raho, wat ‘Wees waakzaam’ betekent.'

IN WELKE TAAL WERD IN  DEZE RADIOPRAGRAMMA’S DAN GESPROKEN?

‘Wij hadden toen Hindoestaanse mensen om ons heen, die dat konden. Ikzelf sprak toentertijd nog geen Hindoestaans, maar Nederlands. Wel verdiepte ik mij steeds meer in de Indiase klassieke muziek, mede door de zangopleiding van mijn vrouw.’ Zo besloot ik op de Hindoestaanse radio zelf programma’s te maken over de Indiase klassieke muziek in het Nederlands.'

IS DAT NIET EEN HEEL MOEILIJKE KEUZE, OMDAT KLASSIEKE INDIASE MUZIEK JUIST ZO ONBEKEND IS?

'Nee, we kregen heel snel al heel veel positieve reacties, vooral ook van de autochtone Nederlanders. Het radioprogramma bestond niet alleen uit muziek, maar ik kon er ook heel veel over vertellen en zo ging de muziek dan veel meer leven. Mijn vrouw was toen bezig met een klassieke Indiase zangstudie, daarom wist ik er ook best veel van af. Deze programma’s kregen in de loop van de tijd steeds meer gehoor.’

MAAR BIJ DEZE RADIOPROGRAMMA’S BLEEF HET NIET?

‘Nee, in de jaren 90 was er een Hindoe-organisatie, die zendtijd kreeg in Hilversum om radio en televisie te maken over de Hindoestaanse cultuur. Daar zochten zij mensen bij en hebben mij toen benaderd om te komen helpen programma’s te maken bij de Omroep Hindoe Media. Daar ben ik begonnen als presentator, eerst in het Nederlands en later in het Hindi.’ 

HOE LANG HEB JE DEZE RADIOPROGRAMMA’S GEMAAKT?

‘Ik heb twintig jaar als freelancer, naast mijn baan als leraar, gewerkt bij deze omroep OHM. Eerst ging ik twee keer per week in de avond naar de omroep, maar toen ik eindredacteur werd van de radio, werd dat meer.’

WANNEER ONTSTOND NU NAAST AL DEZE INITIATIEVEN DE UITGEVERIJ?

‘Ja, naast deze initiatieven las ik heel veel, maar er bleken niet veel boeken in onze cultuur te vinden te zijn. Ik besefte dat er al zoveel kinderen hier geboren werden, die niets kenden van hun eigen Hindoestaanse cultuur. Toen wilde ik ook boeken gaan uitgeven.’

HOE KWAM JIJ DAN AAN DEZE BOEKEN?

‘Eerst kwam ik met boeken van mijzelf uit India, waar ik één of twee keer per jaar naar toe ging. In die tijd had ik al Hindi gestudeerd en kon het lezen. Deze boeken besprak ik bij de radio uitzendingen, maar bracht ik ook Indiase klassieke muziek ten gehore. Steeds meer luisteraars vroegen zich af, hoe ik aan die muziek kwam en raakten daar zelf ook steeds meer geïnteresseerd in.’ 

MAAR WAT WAS DE OMSLAG OM DAN ZÉLF EEN UITGEVERIJ TE BEGINNEN?

‘Op een gegeven moment stonden we weer op een braderie in Den Haag, toen er een vader met een klein jongetje in een buggy bij onze kraam stond te kijken. Deze man viel het op, dat hij niets wist van zijn eigen cultuur en dat hij daardoor niets kon doorgeven aan zijn kind. Hij zag ineens in dat zijn kind daardoor helemaal niets wist van zijn eigen achtergrond. De meeste Hindoestaanse Surinamers kennen alleen Nederlands, Frans en Engels. Maar geen Hindi. Onze boeken, die wij uitgestald hadden, waren voornamelijk in het Hindi, Sanskriet en Engels. Vanaf die tijd was het duidelijk, dat er bij velen wel behoefte was voor deze literatuur in Nederland. Men zegt dat er wel 170 verschillende culturen in Nederland zijn. Die mensen moeten toch ergens op zoek zijn naar hun eigen achtergrond? In de Nederlandse boekhandel zie je dat niet echt terug. Dat bracht mij op het idee om zelf boeken over de Hindoestaanse oftewel Indiase kunst en cultuur uit te geven in het Nederlands.’ 

WAAR LIETEN JULLIE  BOEKEN VERTALEN?

‘Ik heb eerst een schrijversteam gevormd, waar overigens bijna alleen Nederlanders in zaten. Zoals bijvoorbeeld Koos Visser, een voormalig jurist, die heel veel vertaald en zelf geschreven heeft. Ook bijvoorbeeld Arhur Kooyman, kwam bij ons in het team van vertalers. Hij begon met zijn eerste boek, de Mahabharata, voor ons te vertalen. Dit omvangrijke werk dat gerekend wordt tot de wereldliteratuur had hij binnen een maand uit het Engels vertaald. Hij had zich helemaal in een klooster teruggetrokken. Daar heeft hij dag en nacht zitten vertalen.’

WIE BETAALDE DEZE VERTALERS?

‘De mensen die voor ons werken worden door ons, de Stichting, betaald. Het zijn geen professionele  betalingen, maar we spreken een bedrag af, omdat wij zelf ook niet veel geld hebben. Ze werken gewoon enthousiast mee, maar ze krijgen wel een redelijke vergoeding. Zo is dan de officiële uitgeverij Saraswati Art Publishers oftewel SA Uitgeverij in het leven geroepen, die nu zeer succesvol is.'

WAAROM HAD JE DEZE UITGEVERIJ LOSGEKOPPELD VAN DE STICHTING SARASWATI ART PUBLISHERS?

‘De stichting Saraswati Art kreeg de laatste jaren een kleine subsidie, maar die was dan ook bedoeld voor de podiumkunsten. Wij organiseren ook programma’s voor de podiumkunst. Daar was dus geen ruimte voor om daarin ook boeken uit te geven.’ 

HOE IS DE UITGEVERIJ FINANCIEEL  ONDERBOUWD?

‘Wij hebben alles, zowel het opzetten als het runnen van deze uitgeverij, zelf uit eigen zak betaald. Met de opbrengsten kunnen wij iets uitbreiden en nieuwe boeken kopen. We laten de meeste boeken ook drukken in India om kosten te besparen. Het is daar veel goedkoper, maar ook in Nederland laten wij wel boeken drukken. We zorgen er wel voor dat de boeken van heel goede kwaliteit zijn.’

DUS DEZE UITGEVERIJ IS ZELFSTANDG?

‘Ja, wij zijn gewoon vanaf de jaren 90 al ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Wij wilden toen het literatuurgedeelte zelfstandig maken en zo werd deze uitgeverij een officieel bedrijf.’

HET IS DUS VANAF DE JAREN 90 GEGROEID TOT VOLWASSEN UITGEVERIJ?

‘Ja, zeker. Op een gegeven moment hadden wij ook geen klein kraampje meer op de Braderie in het Zuiderpark in Den Haag, maar echt een grote literatuurtent. Er kwamen wel duizenden mensen op deze braderie af, ook uit Suriname. Liefhebbers van literatuur wisten dat je hier boeken kon kopen van onze uitgeverij en werden vaak door hun families met een lange lijst van titels naar ons toegestuurd. Zo bekend waren wij ook in Suriname. Wij hadden boeken in het Urdu, Sanskriet, Engels, Arabisch en Nederlands. De boeken gingen over Yoga, muziek, klassieke muziek, religie of filosofie, noem maar op. Ze konden daar van alles vinden.’

‘DIE VERKOOP VAN DE BOEKEN GING DUS HEEL GOED?

'Ja, zo goed dat wij zelfs op het idee kwamen om deze boeken ook uit het Hindi te laten vertalen in het Nederlands. Dat zijn wij ook gaan doen.'

HET WAS DUS NIET ALLEEN EEN UITGEVERIJ, MAAR JULLIE ZIJN OOK EEN BOEKHANDEL?

Dat waren wij genoodzaakt te doen, omdat de meeste gewone boekhandels onze boeken niet aannamen voor hun verkoop. Zo zijn wij op een gegeven moment ook een samenwerking aangegaan met Nederlandse uitgevers van Hindoestaanse boeken. Zo verkochten wij dan ook hun boeken in onze online boekhandel. Dat werkte heel goed. Hierdoor hadden wij genoeg middelen om zelf onze boeken te laten vertalen en uit te geven. Ook waren er Hindoestaanse schrijvers die graag hun boek zouden willen uitgeven, maar niet bij de bestaande uitgeverijen terecht konden. Die zochten dan contact met ons. Zo is langzamerhand deze tak met de online boekhandel, www.indibol.com,  met Hindoestaanse literatuur op gang gekomen.’

IK BEGREEP DAT ZELFS DE OBA IN AMSTERDAM BELANGSTELING HEEFT VOOR JULLIE BOEKEN?

‘Ja via mijn netwerk kwam ik in contact met de OBA, Openbare Bibliotheek Amsterdam. Na een heel fijn gesprek, waarin duidelijk was dat wij een officiële uitgeverij zijn, werd ons gevraagd om ook onze boeken bij hen in de bibliotheek te plaatsen.’

HOE VERLOOPT ZO’N CONTACT MET DE BIBLIOTHEEK AMSTERDAM?

‘Na het eerste kennismakingsgesprek hebben wij contact gehad met de mensen die over de inkoop gaan voor de OBA. Zij zijn bij ons thuis gekomen en toen zij de boeken zagen, waren zij helemaal enthousiast. Ze vonden het zelfs onvoorstelbaar dat zij die boeken nog niet in de bibliotheek hadden.’

WIE BEPAALDE DE LIJST VAN BOEKEN DIE VOOR DE BIBLIOTHEEK ZOUDEN WORDEN OPGESTELD?

‘Er werd mij gevraagd een lijst te maken, die geschikt zouden zijn voor de OBA. Ik heb toen een lijst met 74 boeken geselecteerd, waarvan 50 boeken uit onze eigen uitgeverij kwamen.' 

WORDEN DEZE BOEKEN AAN DE OBA GELEEND OF VERKOCHT, HOE WERKT DAT?

‘Nee, deze boeken worden dan aan de OBA verkocht. Vermeldenswaard is dat de OBA in samenwerking met onze uitgeverij de collectie boeken heel feestelijk op een middag heeft gepresenteerd aan het lezerspubliek met Hindoestaanse dans en muziek, maar ook met de belofte, dat we elk jaar tientallen boeken bij de collectie in de OBA mogen komen aanvullen. Prachtig is dat deze OBA nu omgedoopt is tot “Het Huis van alle Talen.'

DAN IS DE UITGEVERIJ WEL EEN STEEDS BREDER PLATFORM GEWORDEN?

'Ja, van een kleine uitgeverij, nu ook een online boekhandel, waar we steeds meer jonge schrijverstalenten kunnen helpen hun boeken uit te geven. Het groeit nog steeds en de belangstelling neemt toe. Dat is wat mijn vrouw en ik als droom hadden, naast ons gezin en het gewone leven en werk. Het verbreden van alle kennis voor iedereen van de rijke Indiase/Hindoestaanse cultuur. Dit is ons levensdoel, waar wij nog steeds heel actief mee bezig zijn. Wij gaan hier zeker nog mee door, er is hier nog zoveel in te doen.’

FRANK KISHNA, leraar, journalist 

- Uitgever -

SA UITGEVERIJ / VERKOOP BOEKEN

www.indibol.com

 

- Programmamaker –

SARASWATI ART PUBLISHERS

info [at] saraswatiart.nl

info [at] sarawatiart.com

Telefoon: 020-6966405

www.saraswatiart.nl

 

Interview met Arjan Evers, eigenaar eetcafé De Rijcantine

Interview met Arjan Evers, eigenaar eetcafé De Rijcantine

 

Ik wilde gewoon iets nieuws uitproberen.

Hoe ik een keuken moet runnen, dat wist ik inmiddels wel.

Maar een hele tent runnen was voor mij iets nieuws

en dat is voor mij nu de uitdaging.

Arjan Evers (1975) is de kersverse eigenaar van  het sfeervolle en gerenoveerde eetcafé De Rijncantine. Arjan is net voor de Covid-periode gestart. Hij heeft daardoor alle wel en wee’s van de regelingen en lockdowns meegemaakt en overwonnen. Arjan staat best laconiek in het leven. Want hij heeft een levenshouding met de achterliggende gedachte: “als het niet gaat lukken, dan heb ik het in ieder geval geprobeerd en dan ga ik wel weer wat anders doen”. Maar ondanks al zijn startersproblemen tijdens de Covid-periode heeft hij het gewoon wel gered. Zijn enorme veerkracht om over al de belemmeringen heen te stappen, maakte dát hij het ook redde. Een boeiend gesprek met een net gestarte horeca-ondernemer in Covidtijd, gezellig zittend in zijn eetcafé genietend van verse muntthee met honing en een koekje...

JA, HOE BEN JIJ ERTOE GEKOMEN OM EEN EETCAFÉ TE GAAN RUNNEN?

‘Ik heb eerst van alles en nog wat gedaan. Ik kom uit Den Haag en heb daar ook mijn VWO gedaan. Daarna ben ik politicologie in Amsterdam gaan studeren. Maar dat was het voor mij gewoon niet helemaal. Ik vond het eigenlijk niet interessant genoeg. Daarna ben ik gaan doen wat ik leuk vond. Zo heb ik uiteindelijk best wel van alles gedaan.’ 

WAT HEB JE ALLEMAAL DAN EERST GEDAAN?

‘Echt, van bouwvakker, systeembeheerder tot productiemedewerker bij theaters, enz. Eigenlijk dus van alles en nog  wat. Uiteindelijk ben ik op mijn 28ste jaar de keuken ingerold.’

HOE KWAM JE UITENDELIJK IN DE KEUKEN TERECHT?

‘Ik was daarvoor nog systeembeheerder, maar dat was voor twee dagen in de week. Deze baan leverde daardoor niet voldoende inkomen op. In die tijd kende ik iemand, die in de keuken werkte. Dat was het koffiehuis van de Volksbond op het Kadijkseplein tegenover het  Scheepvaartmuseum. Daar ben ik toen in de keuken voor het eerst begonnen. Eerst als afwasser en steeds verder in de keuken opgeklommen, totdat ik chef was geworden.’ 

HOE LANG DUURDE DEZE CARRIÈRE VAN AFWASSER TOT CHEFKOK VOOR JOU?

‘Dat was in een periode van twaalf jaar ongeveer, dat ik er gewerkt heb.’

HAD JE TUSSENTIJDS DAAR OOK NOG OPLEIDINGEN VOOR GEDAAN?

‘Nee, ik heb alles door ervaring en het doen geleerd.’ Alles op dezelfde plek en bij dezelfde baas. Daar hield ik het wél lang uit om te blijven werken, dit werk sprak mij echt aan.’

UITEINDELIJK WAS JE DUS CHEFKOK, MAAR DAAR BEN JE DUS NIET GEBLEVEN?

‘Nee, na een tijdje had de eigenaar van deze zaak er niet zo heel veel zin meer in en heeft de hele tent verkocht. Het is overigens nu een hele mooie pizzeria geworden. Vanaf die tijd, na de verkoop, ben ik ergens anders gaan werken. Ik kreeg een baan bij Festina Lente, een restaurant op de Looiersgracht in de Jordaan in Amsterdam. Festina Lente betekent in het Latijn iets van ‘haast je rustig”. Daar was ik niet meer een chefkok. Ik had err niet echt zin meer in om al die uren te moeten maken als chefkok. Daar kwam zoveel meer bij kijken, dat wilde ik niet meer. Bij deze zaak heb ik drie jaar gewerkt. En toen wist ik heel zeker, dat ik iets voor mijzelf wilde beginnen. Na het inzicht, hoe je goed een tent moet runnen, wat ik wel geleerd had in die jaren, was ik op een punt gekomen om gewoon voor mijzelf te beginnen. Ik was toen rond de 44 jaar.’

WAT EEN STAP, OM ZOMAAR VOOR JE ZELF TE WILLEN BEGINNEN, HOE BEN JE GESTART?

‘Eigenlijk best wel heel naïef. Ik ben gewoon op horecamakelaars sites gaan kijken, wat voor plekken in Amsterdam te huur waren. Ook de grootte en ligging was van belang. Van een paar mensen uit mijn omgeving wist ik dat zij als personeel mee wilde gaan werken. Zo werd uiteindelijk De Rijncantine hier in de Rivierenbuurt in Amsterdam-Zuid gevonden. Ik vond het er hartstikke leuk uitzien en dat werd het gewoon. Ook qua regelgeving is Amsterdam-Zuid minder ingewikkeld. Het is gewoon één van de betere plekken om te werken.’

JA, JE HAD UITEINDELIJK JE LOCATIE GEVONDEN EN WAT GEBEURDE ER VERDER?

‘Ik kon het toen op 1 april 2020 overnemen en juist in die periode kwamen er  de Covid-maatregelen met de eerste lockdown.’ 

DIE EERSTE LOCKDOWN WAS PRECIES TIJDENS DE START VAN JE CAFE, HOE GING JIJ DAAR MEE OM?

‘Wij waren toen vooral bezig met bezorging en afhaalmaaltijden. Er was toen nog niets anders te doen voor ons. Maar dat afhalen en bezorgen liep eigenlijk niet echt goed, maar een beetje. De twee afwassers, die na de overname waren gebleven, brachten op de fiets de bestellingen rond. Maar daar bleek deze buurt niet zo opgericht te zijn.’

DAARNA MOCHT JE WEER OPEN VOOR EEN PAAR MAANDEN, WAT DEED JE TOEN?

‘Na die eerste lockdown mochten we weer een paar maanden open. Deze maanden liep het op zich prima, maar ja, we moesten eigenlijk best snel weer dicht. In deze periode zijn we de hele zaak gaan verbouwen. Dat wat ook wel heel nodig.’

WAS ER DAN ZOVEEL ACHTERSTALLIG ONDERHOUD OF WILDE JE IETS ANDERS ERVAN MAKEN?

‘De oude eigenaren waren heel sympathieke mensen, maar geen horecamensen. Zo bleek er veel achterstallig onderhoud te zijn, bijvoorbeeld in het plafond waren nog duidelijk de littekens te zien  van de tl-buizen waar ze jaren geleden hadden gehangen. Wij hebben o.a. het plafond en alle muren helemaal gestuckt en opnieuw geschilderd. Ook hebben we achter de bar een nieuwe kast gebouwd. Toen wij eindelijk weer open mochten en de lockdown was opgeheven, riepen wij voor de grap: “Néé, dat kan nog helemaal niet, we zijn nog niet klaar met verbouwen!” Maar ja, we gingen natuurlijk wel weer open.’

EVEN TERUG NAAR DE KOOP VAN DIT EETCAFE, HOE HEB JE DIT KUNNEN KOPEN?

‘Ik had een deel van mijn kapitaal al gespaard en een deel was van de erfenis van mijn vader. Dat was het kindsdeel, die mijn moeder voor mijn project, waar ze helemaal achterstaat, voorgefinancierd heeft. Dit heeft ze gedaan via een tweede hypotheek op haar enorme herenhuis. Zo kon ik deze zaak zonder financiering kopen. Het pand huur ik en de goodwill van de zaak heb ik gekocht. Tijdens de twee lockdowns van de Covid-perioden teerde ik alleen heel erg in op  mijn nog overgebleven vermogen, maar ik redde het wel.’

KWAM JE DAN NIET IN AANMERKING VOOR CORONASTEUN, OMDAT JE NIETS AAN INKOMEN HAD?

‘Nee, in eerste instantie bij de eerste lockdown kreeg ik niets, omdat ik als starter niets kon aantonen, dat ik uit deze zaak een inkomen had gehad. Nou, dat had ik natuurlijk niet.’

MOCHT JE NIET DE CIJFERS GEBRUIKEN VAN DE VORIGE EIGENAAR, OM TOCH IN AANMERKING TE KOMEN?

‘Nee, dat mocht niet. Dus het hele vorige jaar had ik geen steun. Alleen voor het eerste kwartaal van dit jaar, mocht ik het derde kwartaal van vorig jaar overhandigen. Toen konden ze zien, dat we weer open waren en dat ik winst had gedraaid.’

HOE HEB JE DE COVID-PERIODE KUNNEN OVERBRUGGEN?

‘Nou, de restanten van mijn spaarrekening leeggeplukt, gewoon financieel goed ingeteerd. Dat lukte me wel. Het moet alleen niet nóg een keer  gebeuren, want dan heb ik een probleem. Zo had het voor mij ook niet langer moeten duren, maar nu ging het prima.’

WELKE STEUN HEB JE WEL KUNNEN KRIJGEN?

‘Ik kwam wel in aanmerking voor de NOW, dat is een tegemoetkoming voor salarissen van personeel. Deze regeling had ik gelukkig wel. Er is ook een regeling voor tegemoetkoming voor de vaste lasten, TVL, maar die kreeg ik dan weer niet. Dat geldt overigens ook weer bij alle starters. Maar doordat ik deze zaak zonder lening heb kunnen overnemen, heb ik het kunnen redden, maar vele anderen echt niet.’

HAD JE GOEDE HULP BIJ DEZE AANVRAGEN?

‘Ja, ik heb een hele goede boekhouder. Deze boekhouder is zó goed, dat hij zich al lang en breed heeft terugverdiend. Zo kon ik bijvoorbeeld steun voor het eerste kwartaal niet aanvragen, omdat de regeling nog niet was goedgekeurd door de Europese Commissie.  Het mocht namelijk geen staatssteun worden. Toen ik het wel mocht aanvragen, bleek  de termijn waarin je het kan aanvragen  juist weer verstreken. Op dat moment was ik er echt wel even helemaal doorheen en vloekte  en tierde: “die stomme paar centen ook!!!”. Ik dacht toen echt van: laat maar allemaal, dan maar niet’.

HOE IS DAT TOEN VERDER MET DIE AANVRAAG VERLOPEN?

‘Ik was het zelfs al weer helemaal vergeten, totdat opeens mijn boekhouder opbelde en vertelde dat die regeling inmiddels rond is en ik het wél weer kon aanvragen. Hoewel ik dacht dat  de termijn verstreken was.... Mijn boekhouder wist te vertellen dat als ik onder een andere regeling viel,  het nog wel  te verhalen was. Ik vond dat prima en hij heeft alles toen geregeld. Ook zou hij  mij dan laten weten, hoe het af zou lopen. Na een tijdje kreeg ik een berichtje van hem, dat ik echt een heel groot bedrag op mijn rekening kreeg. Nou, hij kan niet meer stuk voor mij, natuurlijk!’ 

BIJ HET HEROPENEN NA DE TWEEDE LOCKDOWN, HAD JE TOEN GELIJK WINST?

‘Ja, dat liep gelijk goed. Het bleek ook dat heleboel mensen uit de buurt het mij ook wel gunnen. Het café is ook niet veranderd, het zijn nog steeds voornamelijk buurtbewoners, die komen. Tijdens de eerste lockdown waren er zelfs mensen, die mij wilden helpen, door een tegoedbon te kopen, maar maaltijden afhalen, nee, dat werkte niet.’ 

JE BENT DUS EIGENLIJK EERST ZONDER EEN GOED VOORUITZICHT GEWOON DOORGEGAAN...?

‘Ja, wat moet je. Je kan  wel zitten mokken in een hoekje, maar daar schiet je  helemaal niets mee op. Ik had altijd het gevoel, dat het wel goed zou komen. En als het niet goed komt, dan heb ik het toch geprobeerd. Durf je zoiets niet aan, dan moet je een saaie kantoorbaan nemen en tot je pensioen  blijven zitten. Elke dag weer.’ 

WAT IS JOUW PLAN MET DIT EETCAFE IN DE TOEKOMST?

‘Eerst kijken hoe dit lopen gaat en daarom ga ik niet eerst veel veranderen aan het karakter van de zaak. Een paar dingen in het menu houd ik vast, maar daar ga wel meer steeds in veranderen. Dit wordt ook opgemerkt door mijn vaste klanten, zo merken ze op dat ook andere menu’s heel lekker kunnen zijn. Er was zelfs een jonge volwassene, die riep, dat je niet zomaar die hamburger kan veranderen, want die at hij dan al vanaf zijn tiende jaar hier met zijn vader.......Sorry, maar als ik een recept echt uit mijn hoofd ken, ga ik mij vervelen. Dus op een gegeven moment moet er gewoon weer iets anders komen. Maar er zijn recepten, waarvan ik weet, dat ze hier niet zullen werken, die doe ik dan niet. Ik ben dus vooral daar nog mee bezig.’

HOE KOM JIJ AAN JE RECEPTEN, HOE MAAK JE DAARIN KEUZES?

‘De oude eigenaar veranderde de kaart in al die jaren niet echt. Een deel van de mensen vinden dat ook juist heel fijn, want dat heb je altijd hetzelfde. Een ander deel wil dat juist wel, zo het ik een paar dingen op het menu laten staan. Daarnaast ben ik een beetje gaan improviseren en zoek dan naar leuke recepten. Daar heb ik juist heel veel ervaring mee.’

JIJ KOOKT ZELF, MAAR WAAR BESTAAT NU JOUW PERSONEEL NU VERDER UIT?

‘Er is een tweede kok, als ik vrij ben. Voor de rest is er een bartender en twee afwassers, die ook de bediening verzorgen.’ 

HOE ZIET JOUW WERKDAG ERUIT?

‘We gaan om 12 uur open, en dan zorg ik dat ik de boodschappen heb gedaan. Meestal is het om 12 uur nog niet echt druk en ik heb ik tijd om mij voor te bereiden, alvast  dingen te snijden of te koken. Tegen een uur of vier wordt het drukker. Om half vijf tot zes uur is het echt druk met eten, dat gaat dan tot negen uur door. ’s Avonds is er meer een cafésfeer. Tijdens de Covid-periode zaten de mensen voornamelijk op het terras. Die wij sinds de Covid-periode net zo ver mogen uitbreiden als we willen, mits we geen verkeer hinderen. Dat was normaal alleen mogelijke bij tropische dagen. Daar heb ik ook echt gebruik van gemaakt. Mensen waren best wel een beetje huiverig om binnen te gaan zitten. Ik maak dagen van 12 uur ‘s middags tot 12 ‘s nachts. Ik sta vijf dagen in de week in de keuken. De overige twee dagen ben ik er ook om nog wat dingetjes te doen zoals administratie. Dat lukt zo allemaal redelijk goed en ik vind dit ook allemaal heel er leuk om te doen. Je gaat met veel mensen om, dat is altijd al uitdagend.’

DOE JE NOG WEL WAT MET ACQUISITIE?

‘Niet genoeg, maar ik heb wel wat gedaan aan door flyers rond te brengen, vooral toen voor het bezorgen en afhalen bij de eerste lockdown. Ik doe nog wel wat via internet en social media, maar eigenlijk niet echt veel.’

TOCH LOOPT HET AL WEER GOED?

‘Ja, het is echt een buurtcafé, zodat iedereen zoiets heeft van het is eigenlijk míjn café. Zo ging het ook snel de buurt door, dat er een nieuwe eigenaar was gekomen. Zo hoorde ik ook echt op een avond toen er nieuwe barman achter de bar stond, de vraag: “Zo, wie ben jij dan wel?” Dat heeft hier ook juist zijn charme, dat zij het zó als hun café  zien. Dat vind ik ook weer wel heel leuk.’ 

WAAR MERK JE NOG MEER AAN DAT HET EEN ECHT BUURTCAFE IS?

‘Hulp, die buurtbewoners aanbieden, in de tijd dat wij zo aan het klussen waren. Ze kwamen echt langs om hun hulp aan te bieden. In de zin van, als ik iets nodig had aan gereedschap, kon ik dat lenen, of sommigen die tussen between-jobs zaten, die voorstelden om mee te helpen met klussen. Dat zijn wel heel hartverwarmende dingen, die je dan tegenkom. Voor mij is de zaak dan ook een hele leuke uitdaging om er iets moois van te maken voor de buurt.’

ARJAN EVERS

 - Eigenaar DE RIJNCANTINE – 

 

Trompenburgerstraat 147

1079 TW Amsterdam 

Telefoon: 020-6444526 

Website: www.rijncantine.nl

 

 

 

INTERVIEW met MAARTJE van der HOORN, Meubelmaker en meubelstoffeerder - DWARZ

INTERVIEW met MAARTJE van der HOORN, Meubelmaker en meubelstoffeerder - DWARZ

 

 

Ik kreeg op school te horen,

dat ik niet paste in het schoolsysteem,

maar dacht gelijk: nou het schoolsysteem past niet bij mensen zoals ik.

Reguliere opleidingen houden weinig rekening met ADHD.

Daarom wil ik iets aanbieden wat wél aansluit.

Want ik weet zelf zo goed waar het mis kan gaan.

 

Maartje van der Hoorn (1983), is sinds 2016 meubelmaker en meubelstoffeerder en is sinds korte tijd bezig om een eigen bedrijfje DWARZ op te zetten. Maartje heeft ADHD, reden waarom zij een andere weg kiest.  Zij heeft  veel weerstanden in haar leven overwonnen en overziet daardoor nu loepzuiver haar eigen mogelijkheden. Zij doet alles om haar leven een originele en zinvolle invulling te geven en is heel energiek en positief voor de toekomst. Een heel moedige jonge vrouw, die bijzonder open over haar leven en de weerstanden, die ze tegenkomt, durft te praten. Een heel delicaat en fijn gesprek, dat  laat zien, dat als je volhoudt en eerlijk naar jezelf bent, je heel veel uit jezelf kan halen. Hoe Maartje dat doet,  blijkt uit haar eigen authentieke verhaal.

WAT IS JOUW ACHTERGROND?  

‘Eigenlijk heb ik een rijtje van opleidingen, die ik allemaal niet heb afgemaakt. Zo zat ik als eerste op de HAVO, die heb ik niet afgemaakt, maar heb dan wel op MAVO-niveau een diploma. Na de HAVO ben ik toen cultureel werk gaan doen, zoals buurtwerk, jongerenwerk en heb daar activiteiten en festivals voor georganiseerd. Er is bij mij ADHD geconstateerd en dat speelt in het verleden wel mee, dat ik geen opleiding heb afgemaakt. Maar dat weet ik pas  sinds een aantal jaren.  Ik zat in mijn jeugd al niet goed in mijn vel en had het heel moeilijk met mezelf. Zo was ik na al dat vrijwilligerswerk weer wel een opleiding begonnen voor Sociaal Cultureel werk , maar ook weer niet afgemaakt. Wel heb ik daar heel veel geleerd en heb veel met kinderen gewerkt. Dat vind ik nog steeds hartstikke leuk om te doen. Zo ben ik ook nu nog vrijwilligster bij een kinderkamp.’

ONDANKS DAT JE ADHD HEBT, BEN JE GEWOON STEEDS DOORGEGAAN MET OPLEIDINGEN, DIE  JOU EIGENLIJK HEEL ZWAAR VIELEN VANWEGE  HET LEERSYSTEEM?

‘Ja, Ik vind gewoon heel veel dingen leuk en na de studie Sociaal Cultureel werk ben ik Creatieve Therapie gaan studeren op het HBO. Dat vond ik echt een hele leuke opleiding. Ook was ik trots dat ik op HBO-niveau kon studeren. Ik kan het dus wél! Dat  hielp tegen mijn onzekerheid en faalangst. Dat ik deze studie uiteindelijk ook niet heb kunnen afmaken, kwam nog door die faalangst. Daar heb ik wel drie jaar op gezeten. Bij stress vind ik het al heel gauw te spannend en blokkeer ik. Ik kreeg ook de feed-back van de school, dat ik te weinig initiatief nam. Daar is het helaas ook op stuk gelopen en werd verzocht de opleiding te stoppen. De vakken vond ik  super interessant en vond het jammer dat ik moest stoppen. Sowieso vind ik die sociale kant nog steeds heel leuk.’

WAT MAAKTE JOU ZO ONZEKER, DAT JE DIE STAGES NIET AFRONDDE EN DAARDOOR OOK JE STUDIES NIET?

‘Misschien werkte het tegen mij, dat ik het zorgenkindje thuis was, en heel erg beschermd ben opgevoed. Iedereen vond zodra ik een initiatief toonde, het al heel gauw te moeilijk voor me. Het is niet eerlijk te denken, dat dit de oorzaak is, maar het stimuleerde mij achteraf  gezien ook niet echt om zéker van mezelf te worden. Dat beeld nam ik in ieder geval ook over en vond dus ook al heel snel dat iets te gauw te ingewikkeld was. Dat blokkeerde mij dan weer heel erg om verder te gaan. Ik ervaarde in ieder geval te weinig duwtjes in mijn rug om iets wel te gaan aanpakken. Ik had niet het gevoel dat er in mij geloofd werd als ik iets nieuws wilde gaan doen. Maar ook ging het bijvoorbeeld bij deze HBO studie niet goed, omdat ik problemen had om mij te focussen en daardoor projecten niet af kreeg. Er is op een HBO veel meer structuur dan  op een MBO en de deadlines, die ze stellen bij het inleveren van een project, was er ook altijd nog een herhaling als je het niet op tijd inleverde. Dat werkte bij mij dan weer juist heel goed. Wel structuur, maar niet te strak. Teveel ruimte als bij de MBO-opleidingen werkte bij mij dus niet goed en heeft bij mij de nek omgedaan.’

EVEN TERUG NAAR DE PERIODE NA DIE HBO-OPLEIDING, WAT GEBEURDE ER OP DIE OPLEIDING DAT JE GESTOPT BENT, WAT GING JE TOEN DOEN?

‘In eerste instantie kreeg ik te horen van school dat ik niet meer verder mocht met de opleiding. Dat was een klap in mijn gezicht, die ik eerst even moest verwerken. Daarna ben ik eerst nog wat vrijwilligerswerk gaan doen bij een dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking. Dat was hartstikke leuk om te doen en had heel goed contact met de mensen daar. Zodra ergens de druk vanaf is, gaat het hartstikke goed, maar zodra er druk op mijn werk komt, schiet ik in de stress.’

JE ZAT DUS IN DE SOCIAAL CULTURELE SECTOR?

‘Ja, en ik heb daar nu nog heel veel ideeën over, om wat ik nu doe met meubelmaken om het later te gaan combineren met sociaal werk. Ik heb een plan om een soort van sociale werkplek te maken met houtbewerking voor mensen zoals ik. Dat lijkt mij echt superleuk.’

MAAR OOK NA DIE HBO-OPLEIDING BEN JE NIET GESTOPT MET LEREN?

‘Nee, toen ben ik met de opleiding Meubelmaker begonnen in Amsterdam, het Hout- en MeubileringsCollege (HMC) en daar heb ik voor de richting Creatief Vakman gekozen. Dat is een relatief  nieuwe opleiding, om ‘het vakmanschap’ weer nieuw leven in te blazen. Zo kregen wij in het eerste jaar ook schoenen, hoeden en tassen te maken naast het vak houtbewerking. Zo leerde je met meerdere materialen omgaan, zoals leer, vilt, enz. Na dat eerste jaar moest je een richting kiezen. Ik ben toen voor de richting meubelmaken gegaan.’

WAT WAS JE  REDEN OM VOOR  DE  RICHTING MEUBELMAKER TE GAAN?

‘Ja, ik heb best lang getwijfeld, welke richting ik op zou gaan. Ik vond eigenlijk alles wel heel leuk. Maar uiteindelijk koos ik voor deze opleiding vanwege de voorliefde voor hout. Doordat je in het eerste jaar zoveel andere ambachten aangeboden kreeg, heb ik nu heel veel ervaring om met leer te werken om bijvoorbeeld schoenen te maken, met vilt te werken om vilten hoeden te maken en met stof te werken om meubels te stofferen. Eigenlijk heb ik zo aan allerlei verschillende vakmanschappen mogen ruiken.’

NA ZOVEEL VAKMANSCHAPPEN IN DIT EERSTE STUDIEJAAR TE HEBBEN MOGEN ERVAREN, KOOS JE TOCH VOOR HOUT?

‘Eigenlijk wilde ik dat achteraf gezien al heel vroeg in mijn leven. Als kind hadden wij een buurvrouw, die meubelmaker was. Zij woonde in onze straat en was met mijn ouders goed bevriend. Ik vond dat geweldig dat vrouwen óók meubelmakers konden zijn. Ik was er toen echt nog heel verbaasd over en dat beeld van die vrouw is altijd wel een beetje bij mij blijven hangen. Dat beeld vond ik best wel cool. Hoewel ik in mijn tienerjaren al veel heb gespeeld met dat idee, ben ik er pas op mijn dertigste iets mee gaan doen.  Maar dit is nu ook wel een heel goede keuze geworden.’

HEB JE DE OPLEIDING MEUBELMAKER WEL AFGEMAAKT?

‘Nee, ook van deze opleiding heb ik geen diploma, maar ik heb wel ook weer drie jaar op deze opleiding gezeten, om voldoende ervaring met machines te hebben en ze goed te hanteren. Dat is wel het fijne van deze branche, dat je ook zonder diploma wel aan het werk komt.’

NU HEB JE DUS IN PRINCIPE JE EIGEN BEDRIJF ‘DWARZ’ OPGEZET?

‘Ja, ik ben dus voor mijn gevoel een echte laatbloeier en heb nog niet echt betaalde werkervaring. Ik heb altijd vrijwilligerswerk gedaan en ben nooit in loondienst geweest  op een paar kleine baantjes na.’

HOE KAN JE ZOLANG DAARVOOR VRIJWILLIGERSWERK DOEN,  WAT WAS DAN JE INKOMEN?

‘Ik zit al vanaf mijn 18de jaar in de WAJONG. Dat is een arbeidsongeschiktheidsuitkering voor jongeren, waar ik nu probeer uit te komen, door een eigen bedrijfje te gaan starten.’

HOE BEN JIJ IN DIE WAJONG-UITKERING TERECHTGEKOMEN?

‘Dat is al heel vroeg gebeurd, ik zat  op de middelbare school al niet zo lekker in mijn vel. Ik had bijvoorbeeld ook helemaal geen contact met mijn klasgenoten en ben hulp gaan zoeken. Via deze weg ben ik intern therapie gegaan. Daar hebben zij voor mij een WAJONG geregeld. Ik kon die toen al krijgen, omdat het een uitkering is voor mensen, die hun problematiek al voor hun 18e jaar hebben. Daardoor heb ik al vanaf mijn 18e jaar een vast inkomen en kon ik op deze manier veel vrijwilligerswerk doen én had de kans om te studeren. Dat gaat helaas nu niet meer zo gemakkelijk voor jongeren, die na mij komen. De overheid heeft deze regeling meer uitgehold. Maar dat ik dat nog wel kon doen, was mijn geluk en een kans om zoveel ervaring op te doen.’

NU HEB JE DEZE MEUBELMAKERSOPLEIDING TOT IN HET DERDE JAAR GEDAAN, HOE WIL JE NU VERDER?

‘Tijdens mijn opleiding wist ik al dat ik een eigen bedrijfje wilde gaan starten om zo mijn uitkering uit te gaan. Maar omdat ik nog steeds een beetje last heb van faalangst wil ik ook liever op  mijn eigen benen staan en dat ik volgens  mijn eigen waarden kan werken, in plaats van te  moeten uitzoeken wat de waarden van mijn baas zijn.’

KAN JE DAAR EEN VOORBEELD VAN GEVEN, HOE DAT VOOR JOU UITWERKTE  OM ONDER EEN BAAS TE WERKEN?

‘Ik heb bijvoorbeeld bij een decorbouwer gewerkt. Nadat ik met mijn HBO-opleiding gestopt was, wilde ik toch echt iets gaan doen om uit de WAJONG te komen en ben ik bij een decorbouwer gaan werken. Daar mocht ik twee maanden als freelancer werken. Ik vertelde dat ik last had van ADHD, waarop hij alleen maar aangaf, dat het niet zijn probleem was. Heel bot en dat werkte bij mij niet goed uit. Daar moest ik zó met hun standaarden werken, waarvan  ik heel erg  in de stress raakte. Sowieso werk ik wat trager en dan voelde het constant als een druk, dat ik hun tempo niet kon bijhouden. Dat had op mij averechts effect. Na een maand was ik daar ook weer weg.’

EN WAT IS HET VOOR JOU OM JUIST EIGEN BAAS TE ZIJN?

‘Eigenlijk wist ik al heel vroeg, dat ik moet zorgen om  eigen baas te worden. Zo kan ik iedere dag bepalen hoe ik het wil invullen. Dat past heel erg bij me. Nu kan ik veel meer er op afgaan, waar mijn behoefte ligt en waar ik de energie voor heb en waarin niet. Soms merk ik dat ik voor sommige dingen helemaal de energie niet heb en  voor iets anders juist wel. Dan is het ook heel fijn om daarin te kunnen schuiven. Als ik  zo zelf mijn dag kan indelen, werkt het voor mij het beste. Dat zie ik als voordeel van mijn eigen ondernemerschap. Het blijkt dat de verwachtingen van een baas  heel gauw stress bij mij  kunnen opleveren. Ook weet ik dat het niet eens zo hoeft te zijn, dat  die verwachtingen er ook daadwerkelijk liggen. Ik ben dan tóch teveel bezig met die druk, die ik denk te voelen en kom in een kramp. Ik kan dan geen keuzes meer maken binnen zo’n opdracht en kom er niet meer uit. Ik blokkeer dan volledig.’

EN NU VERDER?

‘Gelukkig had ik hier in februari 2017 in Utrecht in de Stadswerkplaats een werkplek gevonden. Dat  is een werkplaats, waar ze machines hebben, waar  iedereen in principe gebruik van kan maken. Het is een open werkplaats, waar je per uur naar toe kan. Ook heb je er een houtatelier, waar mensen zitten, die beroepsmatig iets meer doen. Daar huur je dan eventueel een vaste dag in de week een werkplek. Dat ben ik toen na al die opleidingen en het  debacle bij die decorbouwer gaan doen. Ik huurde daar ook een vaste dag in de week een plek om daar projecten van mezelf af te maken. Zo kwamen langzaam mensen naar mij die mij opdrachten gaven.’

HOE LANG HEB JE OP DIE STADSWERKPLAATS GEWERKT?

‘Ik ben recentelijk verhuisd naar het atelier ‘de Createur’. Daar ben ik via een oproep via Facebook van iemand die daar wegging, ingekomen. Ook hier kan je gebruik maken van gemeenschappelijke machines en je hebt hier ook je eigen ruimte, atelier, waar je je materialen kan opslaan en in kan werken. Daarvoor had ik één plek voor mijn opslag van materialen en één plek in de stadswerkplaats waar ik werkte. Dit is veel efficiënter en fijner werken. Ook financieel is dit voordeliger om één plek te hebben.’

NU HEB JE DUS LANGZAMERHAND OPDRACHTEN EN KAN JE  DAT GOED AAN?’

“Ja, Maar ik heb nog wel moeite soms om keuzes te maken en daardoor knopen door te hakken. Nu hoef ik er alleen met mezelf in gesprek over te gaan, dat voelt veel fijner. Ook kan ik nu alles in  mijn eigen tempo doen. Dat scheelt enorm.’

GEEFT HET NIET TE VEEL DRUK OM ZELF GELD TE GAAN VERDIENEN NU MET JE EIGEN BEDRIJF?

‘Dat wil ik dus nu heel graag ervaren en onderzoeken, wat mijn capaciteiten daarin zijn. Ik zou heel graag de WAJONG willen afbouwen met mijn bedrijfje. Dat is het voordeel van de WAJONG, ik kan  langzaam mijn bedrijfje opbouwen en de uitkering afbouwen. Op alle winst word ik in eerste instantie gekort, maar dan verlies ik nog niet gelijk het recht op  WAJONG. Nu blijkt dat ook de UWV akkoord moet gaan, dat ik een eigen bedrijf wil starten. Dat vind ik dan weer wel heel spannend. Als zij dit niet een goed idee vinden, wat dan?’

DUS JE MOET OOK NOG IN GESPREK MET DE UWV HIEROVER?

‘Ja, ik ga gauw, zo goed voorbereid mogelijk, een afspraak met de UWV maken, hoe ik dit het beste aan kan pakken. Ook moet ik een administratie gaan bijhouden, zodat zij zien hoe het nu al werkt. Ik weet inmiddels dat ik houtbewerken echt heel leuk vind. Ik weet ook dat ik dit kan. Ben ook bezig met een bedrijfsplan met de focus op meubelmaken en stofferen. Ook heb ik nog andere ideeën in mijn hoofd, zoals het geven van workshops op festivals of buitenschoolse opvang, enz. Maar dat is voor de langere termijn bedoeld.' 

JE HEBT DUS WEL HELE MOOIE IDEEEN OVER DE TOEKOMST VOOR JE BEDRIJF?

‘Ja, ook denk ik eraan om op een Sociaal Werkplaats te gaan werken met mensen, die een gelijk pad bewandelen als ik, maar niet de mogelijkheden krijgen van de  overheid om een opleiding te doen, zoals ik die nog wel heb gehad. Juist denk ik aan zulke mensen, omdat de reguliere opleidingen niet zo gericht zijn op leerlingen met ADHD. Dan zal het  heel fijn zijn hen een opleiding te kunnen aanbieden, wat wel bij hen aansluit. Zo kreeg ik al op school te horen dat ik niet in het schoolsysteem pas, maar ik dacht toen al gelijk: nou het schoolsysteem past niet bij mensen zoals ik. Ja, ik kan naar de UWV met een gericht plan. En heb er vertrouwen in dat dit bedrijfje helemaal bij mij gaat passen en dat ik hier iets moois van kan maken.’

 

MAARTJE VAN DER HOORN 

- Meubelmakerij, meubelstoffeerderij - 

DWARZ

 

Werkplaats voor creatieve ondernemers De Createur

Europalaan 41, 3526 KN Utrecht

 

Email: boetseeeravondatelierstok [at] gmail.com

Telefoon: 06 13830019

 

 

INTERVIEW met ROB de LOOFF, Houtbewerker ROBIN WOOD MUSIC BOXES

INTERVIEW met ROB de LOOFF, Houtbewerker ROBIN WOOD MUSIC BOXES

 

Een boom is als een boek waarin de tijd schrijft.

Veel stadsbomen eindigen in de versnipperaar en worden opgestookt,

zoals dat gebeurt met geheime documenten

die niet meer gelezen mogen worden.

Zonde toch!  

Rob de Looff (1976) gaf zijn leven een nieuwe wending na een lange weg van fotograaf tot meubelmaker.  Bomen krijgen bij hem een tweede leven, een muzikaal leven wel te verstaan; ze weerklinken in zijn muziekdoosjes, die leuk zijn om als cadeautje aan iemand te geven. Zijn visie hierover is zo beeldend dat hij wereldwijd bekend is geworden. Hij maakt alle doosjes consequent met de hand, liefdevol, met zorg. Zo levert hij de hoogst denkbare kwaliteit. Zijn atelier ademt de liefde voor hout en de bomen. Een speciaal mens met een speciaal verhaal. 

WAT IS JOUW ACHTERGROND?

‘Ik wilde rond mijn 14e jaar fotograaf worden en heb tot mijn 19e heel veel met fotografie gedaan. Zoals veel reportages maken, want de verhalen van mensen interesseerde mij vooral. Daarna ben ik naar de fotoacademie, De Koninklijke Kunstacademie in Den Haag, gegaan, daar heb ik maar twee jaar opgezeten. Ik vond het veel te schools. De studie was heel technisch gericht, en ik wilde eigenlijk gewoon de straat op en reportages maken. Daarna ben ik nog wel verder gegaan naar de kunstacademie St. Joost in Breda, waar ik voor het filmmaken koos, zodat ik met bewegend beeld en geluid nog meer een verhaal zou kunnen vertellen. Ook hier ben ik, na een nog kortere tijd, weer weggegaan.’

NADAT JE DEZE STUDIES HAD LOSGELATEN EN GESTOPT, WAT BEN JE TOEN GAAN DOEN?

‘Ik ben na mijn opleiding in Breda naar Amsterdam gegaan en heb daar heel veel  losse baantjes gehad, zoals reportages maken,zoals bij lijstenmakers of foto’s maken van mensen op een rondvaartboot, die ze dan kunnen kopen, ook heb in die periode zelfs nog met Louis van Gasteren gewerkt. Louis was een filmmaker en regisseur en ik werkte als assistent bij hem.’

WANNEER KWAM JOUW KENTERING?

 De kentering van al dit zoeken, kwam toen ik rond mijn 21ste jaar vooral geïnteresseerd raakte in de innerlijke kant van het leven. Daarin begon ik mij te verdiepen door vooral veel erover te lezen.  Dat werkte zo door, dat ik al heel snel het najagen van een carrière verloor en daarmee de vroegere dromen over mijn toekomst.  Zo kwam ik al snel op een conferentieoord, Renova, te werken in de tuinderij. Dit is een conferentieoord van de School van het Rozenkruis. Dit werken was gewoon puur in de natuur en met je twee benen op de grond. Daar leerde ik heel erg de liefde voor bomen en het bos kennen. De magie van het bos ben ik toen echt zó gaan waarderen. Het was op die plek, ik woonde boven de werkplaats, waar ik voor het eerst kennis maakte met houtbewerking. In dat bos werden namelijk regelmatig bomen gekapt en takken gesnoeid, die dan weer in planken werden gezaagd.  Toch ben ik daar, na een paar jaar werken, weer weggegaan.

WAAROM BEN JE BIJ CONFERENTIEOORD RENOVA VERTROKKEN EN WAAROM BEN JE DAAR OOK WEER TERUGGEKEERD?

‘Ik was op dat moment van plan de Pabo te gaan doen. Ik vind werken met kinderen heel leuk. Ik was als heel ver met die voortoetsen, totdat ik inzag dat ik niet echt meer wilde studeren. Dat was niet wat ik nog wilde. En ben teruggaan naar Brabant naar mijn ouders en probeerde daar een eigen bedrijfje op te zetten, maar dat liep toen nog op niets uit. In die periode belde Renova mij weer op of ik weer bij hen wilde komen werken, nu als kok. Daar ben ik toen op ingegaan en heb daar zeven jaar  in de keuken gewerkt, en daarnaast  veel met hout gewerkt. Ik heb daar allerlei dingen gemaakt voor conferentieoord Renova zelf, maar ook zelfs voor in het buitenland.’

NA ZEVEN JAAR BEN JE WEER WEGGEGAAN BIJ RENOVA, WAT BEN JE TOEN GAAN DOEN?

Na zeven jaar besloot ik weer weg te gaan, zonder op dat moment te weten, wat ik zou gaan doen. Ik ging toen als eerste maar verder als meubelmaker. Ik was helemaal autodidact, niets had ik uit boeken geleerd, alles wat ik kon was empirisch geleerd. Dat kan dan best snel gaan. Zo kan je  via bepaalde kanalen van YouTube veel leren. Dat werkt bij mij heel goed, omdat ik dan precies kan bepalen, wat ik wil weten en wat ik op dat moment ook nodig heb om verder te kunnen. Dan neem ik het  gemakkelijker op.’

HOE ZETTE JE DAT NIEUWE BEDRIJF OP?

‘Na Renova moest ik opeens leren hoe je een bedrijf opzet. Zoals de omgang met de belastingdienst en de Kamer van Koophandel. Als startende ondernemer vind je op een workshop van de KvK veel nuttige informatie. Ik heb een website gemaakt met mijn portfolio: al mijn werk staat daarop. Al snel vond ik een werkplek in Utrecht, een atelier, bij ‘De Createur’, waar ik in 2014 officieel begon. Dit is een grote gemeenschappelijke werkplaats met allerlei zelfstandige ateliers, die daar gehuisvest zijn. Doordat je gebruik kan maken van de grote gemeenschappelijke machines  heb je al gauw contact met andere kunstenaars, waar je ook weer aspiratie van opdoet. Iedereen werkt hier autonoom en zelfstandig, maar toch deel je en kan je overleggen. Soms wordt er ook samengewerkt. Het is een groot voordeel, dat je niet alleen werkt.’

JE HAD DUS EERST EEN MEUBELMAKERSBEDRIJF OPGEZET?

‘Ja, maar ook bij het meubels maken, had ik ook weer snel iets dat ik toch miste. Ik had best wel veel opdrachten uit mijn netwerk opgebouwd. Alleen ik ben heel precies en stopte eigenlijk veel te veel tijd in het ontwerp. Je maakt steeds een unicum voor iemand. Zo begon ik steeds opnieuw aan een ontwerp, het blijft maatwerk. Dat was op deze manier niet echt lonend en mijn ouders hebben in deze periode financieel bijgesprongen, eerst met lening die later is omgezet in een gift.  Dit bedrijf in deze vorm heeft dan ook maar twee jaar geduurd.’

TOCH GING JE DOOR MET DIT BEDRIJF, WAT GEBEURDE ER  DAT JE WEL VERDER GING?

‘In de tijd dat ik nog meubels maakte, kwam het zogenaamde Stadshout in beeld.  Dat was een volkomen nieuw fenomeen. Het is geen afvalhout, maar hout van bomen die vanwege storm, ziekte of omdat de straat opgebroken moest worden, zijn gekapt.  Dat zijn vaak heel mooie bomen, die dan weg moesten.’

HOE KREEG DIT FENOMEEN ‘STADSHOUT’ BEKENDHEID?

‘Zo’n tien jaar geleden begon een meubelmaker in de Pijp in Amsterdam met een actie: ‘Geen boom meer de Pijp uit’. Dit bedoelde hij zowel letterlijk als figuurlijk en hij heeft toen met wat mensen het bedrijf ‘Stadshout’ opgericht. Zo wilde zij voorkomen dat die bomen niet meer in de versnipperaar terecht kwamen. In die periode werd het namelijk nog gezien als afval of het werd verkocht aan het buitenland. Dat wilde zij niet meer laten gebeuren. Het is toch zoveel mooier als het in de  regio blijft en dat houtbewerkers er weer iets moois van maken. Nu zijn er heel veel steden, die dit soort initiatieven opzetten. Soms door enkelingen, maar ook door collectieven, die nu die lokale gekapte bomen opkopen of als schenking ontvangen.  In Utrecht is dat ‘Tafelboom’ geworden, vlakbij de plek, waar ik mijn atelier heb.’

DAT WAS VOOR JOU GELIJK EEN KLIK OM DAAR WAT MEE TE GAAN DOEN?

‘Ja, toen ik dit ontdekte, was het voor mij gelijk een ‘WAUW, dat is iets prachtigs!  Hout, waar een bekend verhaal in zit.’ Mensen hebben vaak een band met bomen of met de plek, waar de boom stond. Voor mij was het meteen duidelijk dat dit hout bij uitstek geschikt is om cadeautjes van te maken. Op Renova had ik al enkele muziekdoosjes gemaakt als geboortecadeau, dus daar dacht ik weer aan  toen ik het fenomeen stadshout ontdekte. Iedereen heeft wel  een bepaalde fascinatie met zo’n klein speeldoos mechaniekje, waar je een bekende melodie door hoort. Maar  een doosje heeft sowieso  iets magisch, ook  zonder een mechaniekje. Het houdt iets verborgen of het lijkt zo, totdat je het opent om te kijken wat erin zit.’

HOE HEB JIJ DIE SWITCH VAN MEUBELMAKER TOT HET CREËREN VAN MUZIEKSDOOSJES GEMAAKT?

‘Eerst ging ik naast het meubel maken, in december 2015, het idee uitproberen. Terwijl ik ook nog opdrachten had, die af moesten, heb ik mij eerst twee weken vrijgemaakt  en al het andere werk stilgelegd. In die weken ben ik gaan experimenteren met hout en klankkastjes van verschillende diktes hout en met verschillende maten. Ja, heel gek, maar dat moest ik eerst even doen. Na die twee weken heb ik de lopende  opdrachten afgemaakt, wat nog een paar maanden duurde. In februari 2016 ben ik volledig gestopt met meubelmaken en  heb ik al mijn tijd vrijgemaakt voor het maken van de muziekdoosjes.

VOND JE DAT DAN GEEN RISICO, OM ZO ABRUPT TE STOPPEN ALS MEUBELMAKER?

‘Nee, het interesseerde me helemaal niet of je daarvan zou kunnen leven. Hoewel ik ergens een soort vertrouwen had dat het zou lukken, maar eigenlijk hield ik me daar niet mee bezig. Zelf vond ik het heel erg leuk om zo’n doosje cadeau te geven, dus dat kan bijna niet anders of dat geldt ook voor anderen.’

HOE HEB JE  BEKENDHEID GEKREGEN?

‘Ik ben toen veel op markten gaan staan. Het bleek dat er heel veel makersmarkten zijn  bij de grote steden. Dat zijn markten, waar je je eigen ontwerp of producten kunt verkopen. Dat heb ik  in het begin veel gedaan. Dat liep in het begin natuurlijk niet meteen goed, maar mensen namen wel kaartjes mee en na enige tijd werd het zo druk  dat het helemaal uit de hand is gelopen met  opdrachten. Het bedrijf was overigens vanaf dag één al lonend. Mede omdat ik er helemaal voor ging en mij alleen nog concentreerde op de doosjes.’

WAAROM DENK JE DAT DEZE MUZIEKDOOSJES ZO’N SUCCES ZIJN GEWORDEN?

‘Het is de samenspraak of het spel tussen mijn idee en de inspiratie en de reactie van de mensen op mijn product. Ik heb daar altijd heel goed naar geluisterd en dit heeft mijn bedrijfje zoals het nu is op een organische manier gevormd. De mensen vertellen je vaak direct wat ze er nog aan misten of wat je anders kan doen. Daar zijn die markten ook heel geschikt voor.’

KAN JE EEN VOORBEELD VAN DE ONTWIKKELING GEVEN, VAN WAT ER DAN VERANDERDE AAN DE DOOSJES?

‘In het begin waren de doosjes met name naturel en heette ‘muzikaal hout’. Het was ook alleen puur hout. Op een gegeven moment heb ik er een keer een afbeelding van een vogeltje op gemaakt. Dat bleek dus een enorme toegevoegde waarde. Ook maak ik veel doosjes in opdracht met een persoonlijke tekst erop. Dat is vaak een naam met een geboortedatum. Inmiddels zijn de meeste bestellingen eigenlijk wel met gravering. Zo ben ik ook van dag één al mijn doosjes gaan nummeren en weet van elk doosje van welke boom het is.’

VOOR WELKE GELEGENHEDEN WORDEN DIE DOOSJES HET MEEST VERKOCHT?

‘Het meest worden ze voor geboortegelegenheden gekocht. Maar toch ook weer niet alleen maar voor vreugdevolle momenten, ook wel voor troost als iemand overleden is. Dan speelt de melodie vaak een heel belangrijke rol. Uiteindelijk zie ik, dat ze wel voor alle soorten gelegenheden worden verkocht. De doosjes zijn in feite voor alle leeftijden, dus van de wieg tot het graf.’    

HOE IS DAT VOOR JOU ZO GEGROEID, DAT JE OOK WERELDWIJD BEKEND WERD?

‘Ik had al heel snel een eigen website, waar niet alleen de muziekdoosjes te koop worden aangeboden, maar ook de achtergronden van het hout en de bomen in woord en beeld worden belicht, en je kunt er alle melodieën beluisteren. Dit probeer ik steeds meer in mijn website te laten reflecteren, zodat je ook een gevoel krijgt over de sfeer en de boodschap, die het inhoudt.’

MAAR TOCH NIET ALLEEN EEN WEBSITE, DIE ZORGT VOOR ZOVEEL BEKENDHEID?

‘Nee, ik ontdekte ook op internet het wereldwijde platform Etsy voor makers. Ik heb toen ook een Etsy-shop geopend. Daarom word je gemakkelijk ook internationaal gevonden. Ook ging ik op YouTube filmpjes maken over de muziekdoosjes, zodat de mensen ook een melodie konden horen en zo hun keuze konden maken. Nu merk ik dat die filmpjes veel internationale bestellingen opleveren omdat ze gemakkelijk worden gevonden als iemand zoekt op een specifieke melodie. Dat is voor mij de ingang geweest voor internationale bekendheid.’

WAAROM BEN JE TOCH WEER MET DE ETSY-SHOP GESTOPT? 

‘In het begin was dat natuurlijk heel gaaf, dat je allerlei bestellingen uit de hele wereld krijgt. Inmiddels heb ik geen Etsy-shop meer, omdat het bijna niet te doen is om twee webshops bij te houden en die up-to-date te houden, te bevoorraden en versturen, enz. enz. Het loopt op dit moment ook zo goed, dat ik het ook niet meer nodig heb.’ 

OP WELKE MARKT RICHT JE JE DAN NU MET NAME OP?

‘Mijn focus is eigenlijk nu  meer nationaal en op  de regio gericht. Met name die steden, waar de bomen vandaan komen. Voor mij begon dat in Utrecht en vrij snel ontdekte ik ook dat Amsterdam veel stadshout heeft.  Langzamerhand is dat uitgebreid met Haarlem, Arnhem, ga zo maar door. Ik ontdekte steeds meer mensen of kleine houthandels of zelfs een boswachter, die mij af en toe opbellen of ik hout wil en van welke dikte. Dat gaan ze dan zagen en krijg ik het zo aangeleverd.’

WAAROM BEN JE ALLEEN OP DE NATIONALE MARKT GAAN RICHTEN?

‘Het is een éenmans bedrijfje met soms enige  hulp. Wil je groter worden, dan moet je echt gaan investeren. Dit wat ik nu maak, is zo specifiek, zoals hoe je het schuurt, alles gaat met een bepaalde feeling voor dit werk. Dat valt niet mee om het zo te leren. En ook heb ik er bewust voor gekozen niet echt  uit te breiden en groter te worden. Dan moet je personeel gaan aannemen en veel meer gaan regelen en achtergrondwerk doen, zodat je verder van dit werk komt af te staan. De maatschappelijke druk, toen ik op dit kruispunt stond, was best groot. Het kent natuurlijk ook veel voordelen, want je bereikt meer mensen. Maar ik voel mij in eerste instantie maker en kunstenaar. Zou je je bezig moeten houden met groeien, dan verlies je diepgang. Ik werk niet zozeer voor het geld, maar omdat ik het leuk vind om te doen. Ja, inderdaad is het fijn, dat ik er ook van kan leven. Maar om de diepte van dit werk te bewaren, ben ik niet zo op groei gericht. Dat is mijn voornaamste overweging.’

WAT IS JOUW BOODSCHAP, HOE IS JOUW VISIE?

‘Ik zie zo’n muziekdoosje in de eerste plaats als metafoor voor de mens die in zekere zin ook een klankkast is.  Personare / persoonlijkheid betekent ook ‘er doorheen klinken’. Dat is een oeroud begrip. Alleen is de vraag, welk lied klinkt er door jou heen, iets wat je in  eerste instantie niet zo ziet of weet.

Ten tweede is de naam ROBIN WOOD een herkenbare naam op de internationale markt.  Het zijn de vogels voor mij, die in de bomen hun zang of lied ten gehore brengen en de boom is het podium voor die vogels. Hun melodie, hun lied, zit als metafoor in het doosje. Het is daardoor in feite een ode aan de vogels en de bomen. In dit werk kan ik nog wel heel veel verhaal/bezieling kwijt. Enerzijds het hout, waar de bomen voor staan en anderzijds de muziek daarbij. Zo ontstaat er de verbinding van bomen met de mens.’

WAAROM DE NAAM ROBIN WOOD?

‘Op een gegeven moment kwam ik erachter, dat één van de zangvogels, het roodborstje, ROBIN heette in het Engels. Zo is de naam  een knipoog naar Robin Hood, en is het ROBIN WOOD geworden. In die zin staat er ook een vogeltje op elk doosje. Ook heet ik Rob en ik werk met hout. Ook dat is dan in de naam terug te vinden. Kortom deze naam past precies bij dit bedrijf.’

HOE ZIE JE DE TOEKOMST VOOR JE?

‘Ja, er zijn momenten geweest, dat ik dacht hou ik dit wel vol? Blijf ik dit überhaupt  wel doen? Ik heb in mijn leven heel veel verschillende dingen  gedaan en altijd  maar een beperkt aantal jaar. Ik hou er ook serieus rekening mee, dat dit ook niet zo lang zal duren. Alleen in dit werk verandert en vernieuwt er steeds weer iets en dat houdt het nu nog heel boeiend. Wel merk ik dat ik er steeds losser in ga  staan. Ik krijg ook steeds meer behoefte aan meer ruimte in mijn leven voor andere dingen. Maar de reacties van de mensen, die het zo waardevol vinden, wat ik maak, geven mij  het gevoel dat het zonde zou  zijn om te stoppen. Het is voor mij alleen maar een optie, die ik open houd en heb nog geen concrete plannen om iets anders te gaan doen. Tot nu toe is dit nog voor mij een grote uitdaging.’

ADVIES:

  • Je moet er zelf écht voor willen gaan.
  • Denk goed na, met wat je gaat doen, of het wat toevoegt aan al het bestaande.
  • Wees dus origineel, het hoeft niet echt iets nieuws te zijn, maar gewoon de manier waarop jij het doet, moet een nieuwe bijdrage zijn, aan alles wat er al is.
  • Doe het niet alleen maar voor het geld, maar realiseer je wat jouw vermogens zijn en zet die in. Daar staat dan onherroepelijk iets tegenover, wat jij weer terug ontvangt.

ROB de LOOFF 

Houtbewerker 

ROBIN WOOD MUSIC BOXES 

 

Europalaan 41

3526 KN Utrecht

Telefoon:  0031 6 30 11 38 99 

Email:  rob [at] robinwoodmusicbox.com 

Website:  www.robinwoodmusicbox.com

Pagina's